Uitspraak
,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak vordert de eiser, die in België is veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf voor moord, dat de Staat der Nederlanden de omzettingsprocedure van zijn straf volgt. De eiser is op 5 februari 2010 door het Hof van Assisen in België veroordeeld en is op 11 april 2013 naar Nederland overgebracht. De voorzieningenrechter heeft de vordering van de eiser afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang aanwezig was. De voorzieningenrechter oordeelt dat de beslissing van de Minister om de Belgische straf voort te zetten in Nederland niet onrechtmatig is, en dat de vraag of er sprake is van strafverzwaring in een bodemprocedure moet worden uitgezocht. De eiser stelt dat de levenslange gevangenisstraf in Nederland een verzwaring is ten opzichte van de Belgische situatie, waar na 10 jaar een verzoek tot voorwaardelijke invrijheidstelling kan worden ingediend. De voorzieningenrechter concludeert dat de vorderingen van de eiser moeten worden afgewezen en dat hij in de kosten van het geding wordt veroordeeld.