Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
V-nummer: [nummer]
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 7 juli 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Afghaanse vreemdeling. De eiser, die op 11 december 2015 een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel indiende, heeft zijn aanvraag gebaseerd op dreigbrieven van de Taliban gericht aan zijn familie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser, geboren in Afghanistan, niet geloofwaardig is in zijn verklaringen over de dreigbrieven en de omstandigheden van zijn vertrek uit Afghanistan. De rechtbank heeft de inconsistenties in de verklaringen van de eiser als significant beoordeeld, met name de chronologie van de gebeurtenissen rondom zijn vertrek. De eiser heeft verklaard dat hij na ontvangst van twee dreigbrieven binnen een week is gevlucht, maar de data op de dreigbrieven en de verklaringen van de eiser zelf waren tegenstrijdig. De rechtbank concludeert dat de verweerder, de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, terecht heeft geoordeeld dat het asielrelaas van de eiser ongeloofwaardig is. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen vier weken.