ECLI:NL:RBDHA:2017:7938
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 juli 2017 een mondelinge uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een asielaanvraag. Eiser, een Marokkaanse nationaliteit, had op 8 mei 2017 een asielaanvraag ingediend, maar verweerder, de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen. Dit besluit is genomen op basis van de Dublinverordening, die bepaalt dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, aangezien eiser eerder in Duitsland om internationale bescherming had verzocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Duitse autoriteiten op 18 mei 2017 hebben ingestemd met het terugnameverzoek van eiser.
Tijdens de zitting op 6 juli 2017 is eiser niet verschenen, terwijl verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft na het sluiten van het onderzoek ter zitting direct uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat de beroepsgrond van eiser, dat hij niet terug kan naar Duitsland vanwege een eerdere afwijzing van zijn asielaanvraag daar, niet slaagde. De rechtbank concludeerde dat Duitsland de asielaanvraag van eiser zal behandelen in overeenstemming met de Europese asielrichtlijnen, en dat de humanitaire omstandigheden die eiser aanvoerde niet zodanig bijzonder waren dat toepassing van de humanitaire clausule van de Dublinverordening gerechtvaardigd was.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen een week hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.