ECLI:NL:RBDHA:2017:7937
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en overdracht aan Slowakije onder de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 juli 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiser, van Marokkaanse nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder, heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, omdat eiser eerder een asielverzoek in Slowakije had ingediend. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening om overdracht te voorkomen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat Slowakije verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, aangezien hij daar eerder een verzoek had ingediend. Eiser voerde aan dat de asielprocedure in Slowakije niet voldeed aan de minimumnormen en dat hij als homoseksueel risico liep op vervolging. De rechtbank oordeelde dat eiser niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat Slowakije zijn verdragsverplichtingen niet zou nakomen en dat er bij terugkeer een situatie zou ontstaan die in strijd is met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht had geoordeeld dat er geen aanleiding was om de asielaanvraag van eiser in behandeling te nemen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.