ECLI:NL:RBDHA:2017:7929
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing visumaanvraag kort verblijf op basis van onvoldoende sociale en economische binding met herkomstland
In deze zaak heeft eiseres, geboren op [geboortedatum] en van Marokkaanse nationaliteit, op 30 januari 2017 een aanvraag ingediend voor een visum voor kort verblijf. Deze aanvraag werd op 16 februari 2017 door de minister van Buitenlandse Zaken afgewezen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd bij het bestreden besluit van 15 juni 2017 ongegrond verklaard. Eiseres heeft beroep ingesteld bij de Rechtbank Den Haag, die op 29 juni 2017 de mondelinge uitspraak deed.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de minister een ruime beoordelingsruimte heeft bij de beoordeling van de sociale en economische binding van een vreemdeling met zijn land van herkomst. De rechtbank oordeelt dat eiseres onvoldoende economische binding heeft met Marokko, aangezien zij niet werkt, geen studie volgt en niet heeft aangetoond hoe zij in haar levensonderhoud voorziet. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat eiseres ook onvoldoende sociale binding heeft, omdat zij jong en ongehuwd is, geen kinderen heeft en haar moeder hulpbehoevend is, maar niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij deze hulp daadwerkelijk verleent.
De rechtbank concludeert dat, gezien de gebrekkige bindingen, de minister zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er twijfel bestaat over de tijdige terugkeer van eiseres naar Marokko. De beroepsgronden met betrekking tot het doel en de omstandigheden van het verblijf behoeven daarom geen verdere bespreking. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.