ECLI:NL:RBDHA:2017:7923

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 juni 2017
Publicatiedatum
17 juli 2017
Zaaknummer
C/09/481859 / FA RK 15-660
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling hoofdverblijfplaats en zorgregeling voor minderjarigen in scheidingsprocedure

In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 28 juni 2017, is de hoofdverblijfplaats van twee minderjarigen vastgesteld bij hun moeder, na een verzoek van de moeder in het kader van een scheidingsprocedure. De vader heeft ingestemd met deze bepaling, die is gebaseerd op het advies van de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank heeft de situatie van de kinderen en de mogelijkheden van de moeder zorgvuldig afgewogen, waarbij de Raad heeft geadviseerd om de kinderen bij de moeder te laten wonen, met een handhaving van de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing bij de grootouders aan moederszijde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen in het belang van hun ontwikkeling bij de moeder kunnen verblijven, mits er ondersteuning en begeleiding vanuit de hulpverlening is. De zorgregeling tussen de vader en de kinderen is ook vastgesteld, waarbij de kinderen eenmaal in de twee weken het weekend bij de vader doorbrengen en de helft van de vakanties bij hem verblijven. De rechtbank heeft de verzoeken van de vader en moeder toegewezen, met de nadruk op de noodzaak van verdere begeleiding en ondersteuning voor de moeder in haar rol als verzorgende.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 15-660
Zaaknummer: C/09/481859
Datum beschikking: (bij vervroeging) 28 juni 2017

Scheiding

Beschikking op het op 28 januari 2015 ingekomen verzoek van:

[verzoeker] ,

de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. G. van der Steen te 's-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[belanghebbende]

de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. J. Deenen te Heerenveen.
Als informant wordt aangemerkt:

voorheen: Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, thans vervangen door:

Regiecentrum Bescherming en Veiligheid, gevestigd te Leeuwarden,
de gecertificeerde instelling,
hierna: het regiecentrum.

Procedure

Bij beschikking van 1 februari 2017 van deze rechtbank is bepaald dat de behandeling van de verzoeken ten aanzien van de hoofdverblijfplaats en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken met betrekking tot de minderjarigen:
- [1. minderjarige] geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
- [2. minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
zal worden voortgezet op de terechtzitting van maandag 19 juni 2017 te 10.30 uur, in aanwezigheid van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) en Jeugdbescherming.
Daarbij is de Raad verzocht om vóór voormelde zittingsdatum aan de rechtbank nader te rapporteren en advies uit te brengen ten aanzien van de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en hierbij de recente ontwikkelingen en het verloop van de gezinsopname te betrekken.
Iedere verdere beslissing ten aanzien van de hoofdverblijfplaats en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken is daarbij aangehouden.
De rechtbank heeft vervolgens de volgende stukken ontvangen:
- de brief van 6 juni 2017, met bijlagen, van de zijde van de moeder;
- de brief van 9 juni 2017 van de zijde van de vader;
- het rapport van de Raad van 13 juni 2017, kenmerk [nummer]
- de brief van 14 juni 2017, met bijlagen, van het regiecentrum.
Op 19 juni 2017 is de behandeling ter terechtzitting voortgezet. Hierbij zijn verschenen: de vader, bijgestaan door zijn advocaat, de moeder, bijgestaan door haar advocaat, alsmede namens de Raad mevrouw [naam] en namens het regiecentrum mevrouw [naam] .

Beoordeling

De rechtbank handhaaft al hetgeen bij genoemde beschikking is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist.
Bij beschikking van 17 januari 2017 van deze rechtbank (JE RK 16-995 / C/09/511251) is de machtiging uithuisplaatsing van de kinderen laatstelijk verlengd van 8 februari 2017 tot 8 juli 2017. Blijkens de brief van 14 juni 2017 van het regiecentrum zijn er door het regiecentrum bij de rechtbank Noord Nederland verzoeken gedaan tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing van de kinderen. Ter terechtzitting heeft het regiecentrum verklaard dat de behandeling van deze verzoeken ter zitting van die rechtbank van 22 juni 2017 plaatsvindt.
Hoofdverblijfplaats kinderen
Aan de orde is het verzoek van de moeder om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te bepalen.
Bij het rapport van de raad zijn als bijlagen gevoegd de evaluatieverslagen en het eindverslag van GGZ Drenthe ( [plaatsnaam] ). Verder zijn bijgevoegd de evaluaties, naar aanleiding van de gezinsopname, van het regiecentrum. Uit deze verslagen blijkt dat de gezinsopname bij [plaatsnaam] voortijdig is beëindigd. In de verslagen van het regiecentrum wordt kort gezegd geconcludeerd dat gezien het verloop van de gezinsopname en het advies vanuit de GGZ [plaatsnaam] , een plaatsing van beide kinderen bij moeder niet haalbaar is.
In het rapport van de Raad wordt onder meer het volgende vermeld.
De kinderen zijn beiden in de basis leuke en intelligente kinderen met veel kwaliteiten. Echter zijn zij door hun verleden ernstig beschadigd. [1. minderjarige] heeft een stoornis in het autistische spectrum en bij [2. minderjarige] is sprake van hechtingsproblematiek. Zowel GGZ Drenthe als het regiecentrum geven aan dat het onzeker is of moeder ooit zelfstandig voor beide kinderen zal kunnen zorgen. Echter, daar tussenin zijn er meerdere mogelijkheden denkbaar. In het netwerk is door het regiecentrum gekeken naar een alternatieve plaatsing binnen het netwerk. Dit zou mogelijk kunnen bij de broer van moeder ( [naam] ) en zijn gezin, maar dit geldt alleen voor één kind, voor zover bekend. Het doel is echter vooralsnog om de kinderen samen te houden zolang dit mogelijk is. Als wordt overwogen een van de kinderen bij de broer van moeder te plaatsen, zou de plaatsing bij moeder eerst definitief uitgesloten moeten zijn. Dit is naar de mening van de Raad nog niet het geval.
De Raad is van mening dat de mogelijkheden van moeder nog verder dienen te worden onderzocht in de praktijk, alvorens weer tot een wijziging van het verblijf van de kinderen over te gaan. De Raad vindt het voor nu de beste mogelijkheid dat de kinderen gezamenlijk bij grootouders moederszijde blijven wonen waarbij de verzorgende rol van moeder steeds verder wordt uitgebreid en als het ware wordt toegewerkt naar een verdeling van de zorgtaken tussen moeder aan de ene kant en grootouders moederszijde aan de andere kant (een soortgelijke regeling als bij co-ouderschap). Voorwaarde is dat moeder ook aan de slag gaat met individuele hulpverlening. De Raad gunt het de kinderen dat moeder een grotere rol in hun opvoeding en verzorging zou spelen. Hoewel de Raad ook wel de beperkingen en zorgen rondom moeder ziet, zijn er ook veel goede dingen van moeder te benoemen. Ook dit komt naar voren in het eindverslag van GGZ Drenthe omtrent de gezinsopname, waarin de mooie momenten tussen moeder en [2. minderjarige] genoemd worden en de manier van moeder in de omgang met [1. minderjarige] die goed lijkt te werken. [1. minderjarige] geeft aan zich door moeder begrepen en geholpen te voelen. Moeder toont inzet en praat met veel liefde over haar kinderen. Ook kan moeder tijdens de gesprekken met de raadsonderzoeker goed benoemen wat de kinderen nodig hebben en waar het soms mis gaat. Moeder is daarnaast nog steeds hard aan het werk om zichzelf als moeder en in haar moederrol te verdedigen. Zij kiest daarbij soms de aanval waarbij zij de oorzaak van dat wat mis gaat bij anderen legt. Om hier anders mee om te gaan dient moeder ondersteuning te krijgen vanuit hulpverlening.
De kinderen zijn verder beiden tevreden over hun verhuizing naar Friesland en vinden de plek bij grootouders moederszijde fijn. Opnieuw een nieuwe opvoedomgeving zal voor hen verder schadelijk zijn en is alleen dan wenselijk als duidelijk is dat de kinderen dan ook tot hun 18e daar kunnen en zullen blijven. Grootouders moederzijde willen de zorg voor de beide kinderen nog verder op zich nemen, maar kunnen in verband met hun leeftijd geen garantie geven dat dit tot het 18e levensjaar van de kinderen kan. Grootvader moederszijde geeft aan dat het thuis met [2. minderjarige] veel beter gaat sinds de gezinsopname in [plaatsnaam] .
Op de vraag welke hoofdverblijfplaats het meest in het belang van de kinderen is luidt de conclusie van de Raad in het rapport als volgt.
In augustus 2016 zijn de kinderen naar Friesland verhuisd en geplaatst bij de grootouders moederszijde, die nu officieel pleeggezin zijn. Uit de rapportage van het Haags Ambulatorium van 4 augustus 2016 komt naar voren dat voor de hoofdverblijfplaats bij moeder er zowel indicaties als contra-indicaties zijn. Hierover zou meer duidelijkheid moeten komen vanuit de gezinsopname in [plaatsnaam] . Hoewel deze duidelijkheid er nog steeds niet voor honderd procent is, is het voor de Raad duidelijk dat de toekomst van de kinderen in Friesland ligt. De kinderen zullen wat de Raad betreft opgroeien in het netwerk van moeder, waarbij zij korte banden met moeder houden. De Raad adviseert daarom de hoofdverblijfplaats vast te stellen bij moeder met een handhaving van de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing met plaatsing bij de grootouders moederszijde.
Ter terechtzitting is van de zijde van de vader aangegeven dat de vader zich er in kan vinden dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder bepaald wordt conform de constructie zoals door de Raad geformuleerd.
Het regiecentrum heeft ter terechtzitting aangegeven zich te verenigen met het advies van de Raad.
De rechtbank zal het advies van de Raad volgen. De rechtbank is, gezien de inhoud van het rapport van de Raad en het verhandelde ter terechtzitting, van oordeel dat het bepalen van de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder het meest in hun belang is. Dat brengt in deze zaak niet automatisch met zich dat de kinderen nu bij de moeder zullen gaan wonen. Er is immers nog een machtiging uithuisplaatsing van kracht die loopt tot 8 juli 2017. In het kader van het ingediende verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing zal nader moeten worden bezien in hoeverre een thuisplaatsing van (een van de) kinderen aan de orde is. Ook dient vanuit het kader van de machtiging uithuisplaatsing onderzocht te worden in hoeverre en per wanneer de verzorgende rol van de moeder kan worden uitgebreid en of kan worden toegewerkt naar een verdeling van de zorgtaken tussen de moeder aan de ene kant en de grootouders moederzijde aan de andere kant in de vorm van een soort co-ouderschap. Nu ook de vader en het regiecentrum hebben aangegeven zich te kunnen vinden in de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder (uitgaande van voormelde constructie), zal de rechtbank het verzoek van de moeder om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te bepalen, toewijzen.
De verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
Nu de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder wordt bepaald, ligt (slechts) nog voor het verzoek van de vader tot het vaststellen van een zorgregeling tussen hem en de kinderen. Het verzoek van de vader tot vaststelling van een zorgregeling tussen de moeder en de kinderen was immers ingediend voor het geval de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem zou worden bepaald, welke situatie zich niet voordoet.
De Raad heeft geadviseerd de volgende zorgregeling vast te stellen die nu naar ieders redelijke tevredenheid loopt: de vader heeft de kinderen eenmaal in de twee weken het weekend van vrijdag uit school tot zondag einde van de middag, waarbij de kinderen ongeveer halverwege de afstand [woonplaats moeder] - [woonplaats vader] worden overgedragen, bij voorkeur door de beide opa’s. Daarnaast zullen de kinderen de helft van de vakanties bij hun vader verblijven, waarbij de vader ondersteund wordt door zijn netwerk.
Het regiecentrum houdt voorlopig een rol bij het begeleiden van de communicatie tussen de beide families
De rechtbank zal het advies van de Raad volgen, nu de huidige regeling goed loopt en ook de moeder en het regiecentrum zich in deze regeling kunnen vinden. Het verzoek van de vader zal derhalve worden toegewezen. De rechtbank gaat er hierbij vanuit dat het regiecentrum voorlopig een rol bij het begeleiden van de communicatie tussen de beide families blijft vervullen, zoals de Raad in zijn rapport heeft aangegeven.
Ter terechtzitting is van de zijde van de moeder naar voren gebracht dat er ook voor wat betreft de moeder een zorgregeling moet worden vastgesteld. De rechtbank heeft de moeder ter terechtzitting voorgehouden dat daartoe geen verzoek voorligt, zodat daarover in het kader van deze scheidingsprocedure ook geen beslissing wordt genomen. Het is echter evident dat, gelet op de machtiging uithuisplaatsing die van kracht is, in dat kader ook voor de moeder een zorgregeling zal moeten (blijven) gelden. De rechtbank gaat er echter vanuit dat in het kader van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing aan deze zorgregeling nader vorm zal worden gegeven.

Beslissing

De rechtbank:
bepaalt dat de minderjarigen:
- [1. minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
- [2. minderjarige] geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
de hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de moeder en verklaart deze bepaling uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat genoemde minderjarigen bij de vader zullen zijn:
- eenmaal in de twee weken het weekend van vrijdag uit school tot zondag einde van de middag, waarbij de minderjarigen ongeveer halverwege de afstand [woonplaats moeder] - [woonplaats vader] worden overgedragen, bij voorkeur door de beide opa’s,
- de helft van de vakanties, waarbij de vader ondersteund zal worden door zijn netwerk,
en verklaart deze regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. S.M. Westerhuis-Evers, H. Dragtsma en M.S. Vonck, tevens kinderrechters, bijgestaan door P. Lahman als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 juni 2017.