ECLI:NL:RBDHA:2017:7920
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van gezinshereniging
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 juni 2017 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de afwijzing van een aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiser, van Somalische nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor verblijf bij zijn echtgenote, die in Nederland woont. De aanvraag werd afgewezen op basis van het middelenvereiste, omdat de echtgenote niet over voldoende middelen van bestaan beschikte en niet in aanmerking kwam voor vrijstelling van dit vereiste. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat de gemeente geen uitvoering geeft aan de plicht tot arbeidsinschakeling voor zijn echtgenote en dat er bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering op het middelenvereiste rechtvaardigen.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding was om de echtgenote vrij te stellen van het middelenvereiste. De rechtbank heeft vastgesteld dat de echtgenote niet duurzaam en zelfstandig over voldoende middelen van bestaan beschikt en dat er geen objectieve belemmeringen zijn voor haar om zich buiten Nederland te vestigen. De rechtbank heeft ook overwogen dat de belangenafweging in dit geval niet in het voordeel van eiser uitvalt, omdat hij en zijn echtgenote hun relatie hebben geïntensiveerd terwijl de medische omstandigheden van de echtgenote reeds bekend waren. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.