In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 juni 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiseres, van Ethiopische nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, als verweerder, had de aanvraag niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, omdat Italië als verantwoordelijke lidstaat was aangemerkt. Eiseres had eerder in Italië en Duitsland asielaanvragen ingediend, en Duitsland had Italië verzocht om eiseres over te nemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling hoefde te worden genomen, omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiseres voerde aan dat zij minderjarig was en dat er een motiveringsgebrek was in het bestreden besluit, omdat zij niet tijdig toegang had gekregen tot het rapport van gehoor. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres voldoende gelegenheid had gehad om haar standpunt uiteen te zetten en dat de argumenten van eiseres niet opgingen. De rechtbank concludeerde dat de opvangsituatie in Italië niet in de weg stond aan de overdracht van eiseres en dat de asielaanvraag niet op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan verweerder hoefde te worden voorgelegd. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.