ECLI:NL:RBDHA:2017:7855
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot verlenging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen
Op 29 juni 2017 heeft de Rechtbank Den Haag, meervoudige kamer jeugdstrafzaken, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de termijn van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. De vordering was ingediend op 12 juni 2017 en strekte tot een verlenging van zes maanden van de maatregel die was opgelegd aan de veroordeelde, die in 2012 was veroordeeld voor een misdrijf. De rechtbank heeft de vordering beoordeeld aan de hand van de wettelijke vereisten voor verlenging van de maatregel, zoals vastgelegd in het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde sinds oktober 2016 zich aan alle afspraken heeft gehouden en dat hij zich inzet voor zijn toekomst. Hij verblijft grotendeels buiten de inrichting en heeft een ondersteunend netwerk opgebouwd. De rechtbank concludeert dat het recidiverisico als aanvaardbaar wordt beschouwd en dat er geen sprake meer is van een situatie waarin verlenging van de maatregel in het belang is van de verdere ontwikkeling van de veroordeelde. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de vertraging in het STP-traject niet aan de veroordeelde te wijten is en dat de gemeente niet adequaat heeft gehandeld in het bieden van nazorg.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de vordering tot verlenging van de maatregel afgewezen, omdat er niet meer voldaan werd aan het gevaarscriterium. De rechtbank oordeelt dat de begeleiding van de reclassering tijdens het voorwaardelijke jaar voldoende is om de veroordeelde te ondersteunen bij het opbouwen van zijn toekomst. De beslissing is genomen door de kinderrechter en twee andere rechters, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.