3.4Het oordeel van de rechtbank
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
Op 7 mei 2016 kwam bij de politie een melding binnen van [getuige 1] dat omstreeks 23:40 uur in de [adres] te Den Haag ter hoogte van [nummer] een harde klap en glasgerinkel te horen was. Ter plaatse werd een personenauto, merk Skoda Fabia met [kenteken] , met ingeslagen raam aan de passagierszijde aangetroffen. De ter plaatse gekomen verbalisanten roken dat een sterke spiritus lucht uit de auto kwam. Op de stoel aan de passagierszijde lag een brandende sigarettenpeuk. De sigarettenpeuk is veiliggesteld en in beslag genomen. Voor en achter de auto stonden geparkeerde auto’s. [verbalisant] heeft in het proces-verbaal van bevindingen over de locatie van de auto opgemerkt, dat mocht deze auto in brand zijn gegaan, deze zodanig dicht tegen de gevels van huizen aan stond, dat sprake was van gevaar voor de huizen en voertuigen in de buurt.
[getuige 1] voornoemd heeft verklaard dat hij op het balkon zat toen hij het geluid van brekend glas hoorde. Hij keek toen vrijwel direct naar beneden in de richting van het geluid en zag op dat moment twee personen wegrennen vanaf die plek. De getuige heeft verder verklaard dat hij op dat moment niemand anders in de buurt heeft gezien. Hij zag vanaf het balkon dat er glas bij een auto lag.
Uit onderzoek is gebleken dat het op de sigarettenpeuk aangetroffen celmateriaal een enkelvoudig DNA-profiel betreft, dat matcht met het DNA-profiel van de verdachte. De matchkans van het DNA-profiel dat is aangetroffen op de sigarettenpeuk is kleiner dan één op één miljard.
Uit een OVC-gesprekvan 21 juni 2016 tussen de [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] komt (onder meer) het volgende naar voren:
(…)
[medeverdachte 3] :
Je weet van die sigaret.
[medeverdachte 2] :
Wie?
[medeverdachte 3] :
Die sigaret.
[medeverdachte 2] :
Wie?
[medeverdachte 3] :
Die in die auto was gegooid, [naam] (fon.) gaat gepakt worden, ze hebben toch D.N.A. bij iedereen gedaan.
[medeverdachte 2] :
Ja…..
[medeverdachte 3] :
Ja, dat was toch die sigaret toch die ze hebben gevonden.
[medeverdachte 2] :
Oooooooohhhhhhwwww…. daarom. Ja.
De rechtbank stelt voorop dat in het hele onderzoek naar de autobranden slechts één sigarettenpeuk (in een auto) is aangetroffen waarop vervolgens DNA vergelijkend onderzoek is verricht. De rechtbank stelt daarom vast dat het voornoemde gesprek tussen de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] betrekking heeft op het aan de verdachte ten laste gelegde feit.
De rechtbank stelt tevens vast dat uit het gesprek kan worden afgeleid dat deze medeverdachten bespreken dat degene die de sigaret in de auto heeft gegooid, gepakt gaat worden, omdat de sigaret is gevonden en bij iedereen DNA is afgenomen.
Op basis van de omstandigheid dat een enkelvoudig DNA-profiel van de verdachte in de bemonstering van het celmateriaal op de in de auto gevonden sigarettenpeuk is verkregen, concludeert de rechtbank dat de persoon over wie de medeverdachten spreken (en die zij “ [naam] ” noemen) de verdachte betreft. Het feit dat de sigarettenpeuk met daarop het DNA van de verdachte in de auto is gevonden, roept vervolgens om een verklaring van de verdachte. De verklaring dat de peuk mogelijk op een andere manier dan door toedoen van de verdachte in de auto is terechtgekomen, schuift de rechtbank als ongeloofwaardig ter zijde, alleen al omdat het op de peuk aangetroffen DNA een enkelvoudig profiel – dus van één persoon afkomstig – is. Nu het dossier ook overigens geen aanwijzingen bevat die in een andere richting wijzen, gaat de rechtbank er van uit dat het de verdachte is geweest die de brandende peuk in de auto heeft gegooid. De rechtbank neemt hierbij tevens in aanmerking dat de getuige vrijwel direct na het horen van de klap twee personen zag wegrennen en dat hij niemand anders in de buurt zag en dat de sigaret nog brandde toen de politie ter plaatse kwam.
Wat betreft het verweer van de raadsman dat het maar de vraag is of het enkel in een auto werpen van een brandende sigarettenpeuk de aanmerkelijke kans met zich brengt dat ten gevolge van deze handeling brand in die auto ontstaat, overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank stelt vast dat zowel uit een mutatierapport van de politie als uit een op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van bevindingen volgt dat de ter plaatse gekomen verbalisanten een sterke spiritus lucht in de auto roken. De rechtbank ziet geen enkele reden om te twijfelen aan de juistheid en de betrouwbaarheid van deze verklaringen van de verbalisanten. Dat bij het sporenonderzoek geen brand versnellende middelen in de auto zijn gedetecteerd, maakt dit niet anders, nu het gaat om vluchtige stoffen en het onderzoek hiernaar eerst twee dagen later plaatsvond. Nu ook uit de overige stukken in het dossier geen feiten of omstandigheden blijken die aanleiding geven te twijfelen aan de verklaring van de verbalisanten, biedt deze derhalve voldoende grondslag voor de vaststelling dat spiritus in de auto is gegooid of gespoten. Reeds hierom slaagt het verweer van de raadsman dan ook niet.
Gelet op de bovenstaande bewijsmiddelen komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte samen met een onbekend gebleven ander de ruit van de auto heeft ingeslagen, spiritus in de auto heeft gegooid/gespoten en een brandende sigarettenpeuk in de auto heeft gegooid. De verdachte heeft door dit handelen, gelet op de aard van het middel, te weten spiritus, zijnde een licht ontvlambare stof, het opzet gehad op het stichten van brand. Uit het feit dat voor en achter de auto geparkeerde auto’s stonden, leidt de rechtbank bovendien af dat, indien een brand was ontstaan, gemeen gevaar voor andere goederen te duchten was.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich samen met een ander heeft schuldig gemaakt aan een poging tot brandstichting in een auto.