ECLI:NL:RBDHA:2017:775
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.W. Ente
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvragen van Albanese nationaliteit op grond van kennelijk ongegrondheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 januari 2017 uitspraak gedaan in de beroepen AWB 17/710 en AWB 17/713, ingediend door twee eisers van Albanese nationaliteit, die behoren tot de Jevg (Egyptische) gemeenschap. De eisers hadden aanvragen ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie op 10 januari 2017 zijn afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard, na een zitting waar de eisers en hun gemachtigde niet verschenen, terwijl de verweerder zich wel liet vertegenwoordigen.
De rechtbank overwoog dat de asielrelazen van de eisers geloofwaardig waren, maar dat deze geen relevante elementen bevatten die verband houden met vluchtelingschap of artikel 3 van het EVRM. De rechtbank concludeerde dat de medische problemen van de eisers niet voldoende onderbouwd waren als asielgerelateerde gronden voor hun vertrek uit Albanië. De rechtbank stelde vast dat de eisers toegang hadden tot medische zorg in Albanië, maar dat zij deze van onvoldoende niveau vonden. De stelling dat zij als Jevgs gediscrimineerd worden, werd ook als onvoldoende onderbouwd beschouwd. Hierdoor kon de afwijzing van de aanvragen als kennelijk ongegrond worden gehandhaafd.
De rechtbank kwam niet toe aan de vraag of Albanië als veilig land van herkomst voor de eisers kan worden aangemerkt. De uitspraak werd gedaan door mr. A.W. Ente, in aanwezigheid van mr. A.E. Paulus, griffier, en werd openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.