Op 27 januari 2017 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een asielzoeker, had bezwaar gemaakt tegen zijn feitelijke uitzetting naar Sierra Leone, die op 27 januari 2017 gepland stond. Hij voerde aan dat er nieuwe elementen waren die zijn zaak in een ander licht stelden, waaronder de afgifte van een laissez-passer door de autoriteiten van Sierra Leone en de moord op zijn oom in 1992. Verzoeker stelde dat deze nieuwe informatie zijn vrees voor vervolging in Sierra Leone onderbouwde en dat zijn opvolgende asielaanvraag niet tijdig was behandeld.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen nieuwe elementen of bevindingen waren die de eerdere afwijzing van verzoekers asielaanvraag konden onderbouwen. De rechter verwees naar een eerdere uitspraak van de rechtbank Roermond, waarin verzoekers eerdere asielaanvraag ongegrond was verklaard. De voorzieningenrechter concludeerde dat de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie terecht had besloten dat de uitzetting niet achterwege bleef, omdat de opvolgende aanvraag geen nieuwe feiten of omstandigheden bevatte die tot een andere beslissing zouden kunnen leiden.
Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en de voorzieningenrechter oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag, 27 januari 2017, door mr. A.W. Ente, in aanwezigheid van de griffier, mr. A.S. Hamans.