Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] ,
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
Procesverloop
Overwegingen
Ter zitting voert eiser aan dat hij pas op 14 mei 2017 de e-mails van 12 en 13 april 2017 van verweerder heeft ontvangen. Eiser heeft daardoor niet meer de mogelijkheid gehad nader onderzoek te laten doen door Nidos. Eiser is hierdoor in zijn belangen geschaad. Daarbij komt dat noch uit deze e-mails, noch uit de memo van 4 januari 2017 blijkt welke informatie aan de Duitse autoriteiten is voorgelegd en met wie de Liaison Officer contact heeft gehad. Het is van belang om uit te sluiten dat de verblijfsvergunning van eiser niet is ingetrokken.
Ter zitting heeft verweerder, desgevraagd, het standpunt ingenomen dat hiermee sprake is van voldoende onderzoek van de zijde van verweerder. Het is informatie die afkomstig is van de Liaison Officer van de Unit Dublin in Duitsland. Hij is ook verantwoordelijk voor informatievoorziening in het kader van Dublinoverdrachten. Hij kan dus uitzoeken of er een verblijfsstatus is verleend. Dat in de memo van 4 januari 2017 is opgemerkt dat er geen familierelatie van eiser is aangetroffen in Duitsland, betekent niet dat er getwijfeld hoeft te worden aan de inhoud van de memo. Misschien heeft de oom van eiser de asielprocedure in Duitsland niet afgemaakt. Het enkele feit dat een familierelatie er niet is aangetroffen, betekent niet dat er reden is voor twijfel. Ten aanzien van de e-mail van Nidos heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat er niet uit blijkt met wie er is gesproken. Desalniettemin heeft verweerder nader onderzoek verricht door opnieuw contact op te nemen met de Liaison Officer. Uit de e-mail van 13 april 2017 blijkt dat de stand van zaken ongewijzigd is. Voornoemde informatie is voldoende in het licht van voornoemd beleid. Verweerder ziet geen noodzaak om de verleende verblijfsvergunning asiel in Duitsland op te vragen. De stelling van eiser dat er sprake zou zijn van een ambtelijke misslag omdat eiser al enige tijd uit Duitsland was vertrokken toen de verblijfsvergunning aan hem is verleend, strookt niet met de informatie van de Liaison Officer. Dan had er sprake moeten zijn geweest van een intrekking, en dat is niet het geval.
2.2 De rechtbank overweegt als volgt.
Op grond van het derde lid van dat artikel worden bij de beoordeling of sprake is van een band als bedoeld in het tweede lid, alle relevante feiten en omstandigheden betrokken, waaronder begrepen de aard, duur en omstandigheden van het eerdere verblijf.
- Een verblijfsdocument;
- Het Eurodac Search Result;
- Informatie uit de betreffende lidstaat waaruit volgt dat de vreemdeling bescherming geniet dan wel (opnieuw) in aanmerking komt voor bescherming;
- Verklaringen van de vreemdelingen waaruit volgt dat hij in een andere EU-lidstaat bescherming geniet. Wanneer het verblijfsdocument van de vreemdeling verlopen is, wil dat niet zeggen dat de vreemdeling geen bescherming meer geniet in de betreffende EU-lidstaat. In dat geval moet worden nagegaan of de bescherming nog steeds aanwezig is. Wanneer een vreemdeling bescherming geniet in een ander EU-lidstaat, is toegang tot en terugkeer naar de andere lidstaat gegarandeerd.
Eiser heeft in Duitsland op 15 april 2016 asiel aangevraagd. Op 12 september 2016 heeft eiser in Nederland een asielaanvraag ingediend.
Blijkens het resultaat dacty-onderzoek Duitsland van 4 januari 2017, is onder vermelding van het Duitse Eurodac-nummer [nummer 1] , dossiernummer [nummer 2] , onderzoek gedaan naar eiser bij de Duitse autoriteiten. Daaruit blijkt dat van eiser Syrische documenten zijn aangetroffen inzake familie en registratie en dat de stad Coburg het voogdijschap over eiser heeft. Er is geen familierelatie in het dossier aangetroffen. Op 25 oktober 2016 is de asielaanvraag van eiser ingewilligd en is hij erkend als vluchteling. Deze beslissing is op 30 oktober 2016 rechtsgeldig geworden. Eiser is op 10 september 2016 gemeld als vertrokken naar het buitenland en hij wordt gezocht.
Op 12 april 2017 heeft verweerder contact gezocht met de Liaison Officer, de heer [naam 4] , met de vraag of de verblijfsvergunning van eiser inmiddels zou zijn ingetrokken door de Duitse autoriteiten, onder vermelding naar voornoemd dossiernummer van eiser. Daarop heeft de Liaison Officer op 13 april 2017 per e-mail meegedeeld dat de beslissing niet is ingetrokken en dat de stand van zaken nog hetzelfde is als eerder dit jaar.
De rechtbank komt gelet hierop niet toe aan de beroepsgrond dat verweerder ten tijde van het bestreden besluit had moeten uitgaan van de feiten zoals die waren ten tijde van de asielaanvraag van eiser. De andere door eiser aangevoerde beroepsgrond zal de rechtbank om proceseconomische reden hieronder bespreken, nu de rechtbank ook ten aanzien van die grond van oordeel is dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven, mocht uit nader onderzoek van verweerder blijken dat aan eiser een verblijfsvergunning asiel is verleend en dat deze thans nog geldig is.
Ter zitting heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat er een duidelijke band is tussen eiser en Duitsland, nu aan hem een verblijfsvergunning is verleend. Daarbij komt dat eiser langer in Duitsland heeft verbleven dan in Nederland. Hij heeft daar in opvang gezeten en onderwijs gevolgd en vrienden gemaakt. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij met zijn oom en neef in Nederland een bijzondere band heeft. In de besluitvorming is voldoende rekening gehouden met de minderjarigheid van eiser.