ECLI:NL:RBDHA:2017:7595
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen op basis van middelenvereiste en rechtmatig verblijf
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 27 juni 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een Turkse nationaliteit, en de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiser had een aanvraag ingediend voor een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen, maar deze aanvraag werd afgewezen door verweerder. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij vijf jaar ononderbroken rechtmatig verblijf had gehad in Nederland voorafgaand aan zijn aanvraag. Daarnaast voldeed eiser niet aan het middelenvereiste, wat inhoudt dat hij niet voldoende inkomen had om in zijn eigen levensonderhoud te voorzien.
Eiser heeft in zijn beroepschrift aangevoerd dat hij sinds 1991 in Nederland woont en dat hij jarenlang bij verschillende bedrijven in loondienst heeft gewerkt. Hij stelde dat hij zelfstandig en duurzaam over inkomen beschikte. Echter, de rechtbank oordeelde dat eiser zijn stellingen niet voldoende had onderbouwd. De rechtbank merkte op dat eiser van 2004 tot en met maart 2014 uitkeringen uit algemene middelen had ontvangen, wat betekende dat hij niet voldeed aan de flextoets zoals neergelegd in de Vreemdelingenwet.
De rechtbank concludeerde dat verweerder de aanvraag van eiser terecht had afgewezen op basis van het niet voldoen aan het middelenvereiste. Bovendien zag de rechtbank geen aanleiding om verder in te gaan op de vraag of eiser rechten kon ontlenen aan besluit nr. 1/80 van de Associatieraad, aangezien de afwijzing al gerechtvaardigd was op basis van de middelenvereiste. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.