ECLI:NL:RBDHA:2017:7593

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 april 2017
Publicatiedatum
11 juli 2017
Zaaknummer
5582828/16-34051
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van concurrentie- en relatiebeding in arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd door gebrek aan schriftelijke toelichting

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 april 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen Telexis B.V. en een voormalige werknemer, gedaagde. De kern van de zaak betreft de geldigheid van een concurrentie- en relatiebeding in de arbeidsovereenkomst van gedaagde, die was afgesloten voor bepaalde tijd. Eiseres, Telexis B.V., vorderde onder andere dat gedaagde zou worden verboden om activiteiten te ondernemen die in strijd zijn met de vaststellingsovereenkomst en de arbeidsovereenkomst, en eiste betaling van contractuele boetes wegens overtredingen van het geheimhoudingsbeding en het concurrentiebeding.

De kantonrechter oordeelde dat het concurrentie- en relatiebeding nietig was, omdat er geen schriftelijke motivering was gegeven zoals vereist door artikel 7:653 lid 2 BW. Dit gebrek aan een schriftelijke toelichting leidde tot de conclusie dat het beding niet rechtsgeldig was. De rechter benadrukte dat een concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd alleen rechtsgeldig kan zijn als het voldoet aan strikte eisen, waaronder een deugdelijke motivering van de werkgever.

Daarnaast werd vastgesteld dat gedaagde het geheimhoudingsbeding had overtreden door vertrouwelijke informatie te delen met derden. De kantonrechter besloot dat gedaagde een boete van € 5.000,00 moest betalen voor deze overtreding, maar wees andere vorderingen van eiseres af, waaronder de vordering tot het staken van activiteiten in strijd met het geheimhoudingsbeding. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat beide partijen hun eigen kosten droegen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
dd
Rolnr.: 5582828/16-34051
11 april 2017
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap m.b.a. Telexis B.V.,gevestigd te Rijswijk,
eiseres,
gemachtigde: mr. J. Dietz,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. H.W. van Eeuwijk.

1.Procedure

De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 7 december 2016;
  • de conclusie van antwoord;
  • de in het geding gebrachte producties.
Op 7 maart 2017 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden. Namens eiseres zijn [Z] en [O] verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Gedaagde is in persoon verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt, die zich in het griffiedossier bevinden. Vervolgens is de uitspraak van het vonnis bepaald op heden.

2.Feiten

Op grond van hetgeen door partijen over en weer is gesteld en blijkt uit de overgelegde stukken, een en ander voor zover niet of onvoldoende weersproken, kan in deze zaak van het volgende worden uitgegaan:
 Gedaagde is per [2015] op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met een looptijd tot 1 april 2016 in dienst getreden bij eiseres, in de functie van [functie] . Aansluitend zijn partijen een nieuwe arbeidsovereenkomst onder gelijkblijvende voorwaarden overeengekomen met een looptijd tot 1 november 2016.
 Voor zover hier relevant is in de arbeidsovereenkomst opgenomen:

‘(…)

ARTIKEL 9
De werknemer zal, direct of indirect, in welke vorm en op welke wijze dan ook, tegenover
derden tijdens en na de dienstbetrekking strikte geheimhouding betrachten omtrent alles wat bij de uitoefening van zijn functie te zijner kennis komt in verband met de zaken en belangen van de werkgever en/of aan hem gelieerde ondernemingen, de aldaar werkzame werknemers en bestuurders. Deze geheimhoudingsverplichting omvat eveneens alle gegevens, waarvan de werknemer uit hoofde van zijn functie van cliënten of andere relaties van de werkgever kennisneemt.
ARTIKEL 10
De werknemer zal tijdens zijn dienstverband geen gehonoreerde of niet gehonoreerde
nevenactiviteiten verrichten, behoudens voorafgaande schriftelijke toestemming van de
werkgever.
De werknemer zal geen gelden of andere beloningen van derden aannemen in verband met zijn werkzaamheden voor werkgever.
(…)
ARTIKEL 12
Het is de werknemer gedurende 12 maanden na het einde van de arbeidsovereenkomst, ongeacht de wijze waarop en de redenen waarom de arbeidsovereenkomst tot een einde is gekomen en ongeacht op wiens initiatief dit is geschied, behalve na verkregen voorafgaande schriftelijke toestemming van werkgever, niet toegestaan om:
a.
a) op enigerlei wijze, direct of indirect, gehonoreerd of ongehonoreerd, in enigerlei vorm werkzaam of betrokken te zijn bij enige persoon, instelling, werkgever of onderneming die soortgelijke, aanverwante of anderszins concurrerende activiteiten ontplooit als werkgever of de aan hem gelieerde ondernemingen, dan wel daarin of daarbij enig belang hebben;
b) op enigerlei wijze, direct of indirect zakelijke contacten te onderhouden met (potentiële) cliënten en/of relaties van werkgever waarmee werkgever en/of werknemer gedurende dc laatste twee jaar voorafgaand aan het einde van de arbeidsovereenkomst op enigerlei wijze op zakelijk niveau contact heeft gehad;
c) werknemers of personen die in de periode van twee jaar voorafgaand aan het einde van de arbeidsovereenkomst van werknemer een arbeidsovereenkomst hebben of hebben gehad met werkgever en/of met de aan hem gelieerde ondernemingen te bewegen deze arbeidsovereenkomst te beëindigen en/of in dienst te nemen.
ARTIKEL 13
In het geval van overtreding of niet-nakoming van de verplichtingen vervat in de artikel 9 t/m 12 van deze overeenkomst verbeurt de werknemer terstond en zonder nadere ingebrekestelling of rechterlijke tussenkomst aan de werkgever een direct opeisbare boete van € 10.000,- per overtreding, te vermeerderen met een bedrag van € 1.000,- voor iedere dag dat de overtreding voortduurt, onverminderd het recht van de werkgever om de volledige schadevergoeding van de werknemer te vorderen. Overtreding van dit artikel gedurende het bestaan van de arbeidsovereenkomst zal bovendien als dringende reden voor ontslag op staande voet beschouwd kunnen worden.
(…)’
 De arbeidsovereenkomst tussen partijen is met wederzijds goedvinden beëindigd per 1 september 2016. De aangaande de beëindiging tussen partijen gemaakte afspraken zijn vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst. Voor zover hier relevant vermeldt deze vaststellingsovereenkomst.
‘(…)
OVERWEGENDE DAT:
(…)
e) Partijen deze afspraken als volgt willen vastleggen in deze overeenkomst (hierna te
noemen: “de Overeenkomst”), waarmee zij beogen een allesomvattende regeling te
treffen;
(…)
VERKLAREN TE ZIJN OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT:
(…)

7. Het concurrentiebeding en geheimhoudingsbeding en het daarbij behorende boetebeding zoals opgenomen in de arbeidsovereenkomst blijven onverkort van toepassing.

(…)

10. Met uitzondering van de verplichtingen uit deze overeenkomst, verleent Werknemer aan Werkgever, alsmede de aan hem gelieerde rechtspersonen, werknemers en bestuurders, finale kwijting ter zake van alle aanspraken uit de arbeidsovereenkomst, alsmede de beëindiging daarvan. Werknemer is de gelegenheid geboden om eventuele aanspraken die hij buiten de finale kwijting wil houden aan te geven, maar heeft uitdrukkelijk aangegeven dat deze er niet zijn en dat hij niets meer van Werkgever heeft te vorderen.

Ook Werkgever verleent finale kwijting aan Werknemer.

11. Door ondertekening van de Overeenkomst verklaart Werknemer uitdrukkelijk dat (a) hij een goed en volledig begrip heeft van de inhoud en consequenties van de Overeenkomst, (b) hij instemt met de inhoud en consequenties van de Overeenkomst en (c) hij de gelegenheid heeft gehad zich te laten bijstaan c.q. adviseren door een juridisch adviseur.

12. De Overeenkomst is een vaststellingsovereenkomst in de zin van artikel 7:900 BW. De artikelen 7:900 tot en met 7:906 BW zijn derhalve van toepassing.

(…)’
 Gedaagde is op 1 augustus 2016 in dienst getreden bij Xerox.

3.Geschil

3.1
Eiseres vordert – kort weergegeven – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. Gedaagde te gebieden tot het staken en gestaakt houden van activiteiten in strijd met:
a. het geheimhoudingsbeding ex artikel 9 van de arbeidsovereenkomst en artikel 7 van de vaststellingsovereenkomst, een en ander op straffe van een dwangsom van
€ 10.000,00 per overtreding van dit gebod en € 1.000,00 per dag of dagdeel dat de schendig van voormeld gebod voortduurt;
het concurrentiebeding ex artikel 12 van de arbeidsovereenkomst en artikel 7 van de
vaststellingsovereenkomst, een en ander op straffe van een dwangsom van
€ 10.000,00 per overtreding van dit gebod en € 1.000,00 per dag of dagdeel dat de schendig van voormeld gebod voortduurt;
het relatiebeding ex artikel 12 van de arbeidsovereenkomst, een en ander op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 per overtreding van dit gebod en € 1.000,00 per dag of dagdeel dat de schendig van voormeld gebod voortduurt.
II. Gedaagde te veroordelen tot betaling aan eiseres van een bedrag ter hoogte van:
€ 30.000,00 voor het herhaaldelijk overtreden van het geheimhoudingsbeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der opeisbaarheid, binnen drie dagen na betekening van het vonnis;
€ 10.000,00 voor het overtreden van het nevenactiviteitenbeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der opeisbaarheid, binnen drie dagen na betekening van het vonnis;
€ 122.000,00 voor het herhaaldelijk en voortdurend overtreden van het concurrentiebeding tot 1 december 2016, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der opeisbaarheid en met een bedrag van € 1.000,00 voor elke dag dat gedaagde na de datum van betekening van de dagvaarding het beding blijft overtreden, binnen drie dagen na betekening van het vonnis;
€ 132.000,00 voor het herhaaldelijk en voortdurend overtreden van het relatiebeding tot 1 december 2016, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der opeisbaarheid en met een bedrag van € 1.000,00 voor elke dag dat gedaagde na de datum van betekening van de dagvaarding het beding blijft overtreden, binnen drie dagen na betekening van het vonnis.
III. Gedaagde te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten, in goede justitie te bepalen aan de hand van de wettelijke staffel buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente van de dagtekening van het vonnis, binnen drie dagen na vonnisdatum.
IV. Gedaagde te veroordelen tot betaling van de kosten van deze procedure, waaronder
begrepen het salaris van gemachtigde, binnen drie dagen na betekening van het vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dagtekening van het vonnis.
V. Gedaagde te veroordelen in de nakosten van deze procedure, vooraf begroot op een
bedrag van € 131,00, dan wel een bedrag van € 199,00 voor zover betekening van het vonnis plaats zal vinden.
3.2
Eiseres legt hieraan ten grondslag – tegen de achtergrond van hetgeen hierboven onder de feiten is weergegeven – dat gedaagde tijdens de looptijd van de arbeidsovereenkomst het geheimhoudings- en nevenactiviteitenbeding heeft geschonden. Verder heeft hij door indiensttreding bij Xerox het concurrentie- en relatiebeding geschonden. Het relatiebeding is daarnaast ook geschonden door het onderhouden van zakelijke contacten met een relatie van eiseres, te weten Dalosy. Vanwege de overtreding van de genoemde bedingen zijn contractuele boetes verbeurd, welke gedaagde weigert te voldoen, aldus eiseres.
3.3
Gedaagde voert gemotiveerd verweer. Op de stellingen van partijen zal in het vervolg – voor zover van belang – nader worden ingegaan.

4.Beoordeling

Concurrentie- en relatiebeding
4.1
Onder de Wet werk en zekerheid kan een beding waarbij de werknemer
wordt beperkt in zijn bevoegdheid om na het einde van de overeenkomst op zekere wijze werkzaam te zijnin beginsel alleen rechtsgeldig worden overeengekomen wanneer sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Voor zover een dergelijk beding desondanks wordt opgenomen in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kan dit alleen rechtsgeldig gebeuren als
uit de bij dat beding opgenomen schriftelijke motivering van de werkgever blijkt dat het beding noodzakelijk is vanwege zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen.(vgl. artikel 7:653 lid 1 sub a en lid 2)
4.2
De ratio hiervan is het dubbele nadeel dat werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met daarin een beding als bedoeld als in artikel 7:653 lid 1 BW hebben ten opzichte van een werknemer met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd te mitigeren. Dit dubbele nadeel is gelegen in enerzijds de noodzaak om gezien de tijdelijkheid van de arbeidsovereenkomst elders werk te vinden en anderzijds in de belemmering die daarbij bestaat ingeval sprake is van een beding als bedoeld in artikel 7:653 lid 1 BW. Tegen die achtergrond mogen aan de motivering van het belang hoge eisen worden gesteld om de werkgever te verplichten tot een concrete afweging en om te voorkomen dat lichtvaardig gebruik wordt gemaakt van bedingen als bedoeld in artikel 7:653 lid 1 BW. Daarbij geldt dat indien een schriftelijke motivering ontbreekt het beding nietig is (vgl. Kamerstukken II 2013/14, 33818, 3 p.16 en 17).
4.3
In de onderhavige zaak is sprake van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, die is gesloten na 1 januari 2015, met daarin een beding als bedoeld in artikel 7:653 lid 1 BW, te weten het hierboven onder feiten aangehaalde concurrentie- en relatiebeding in artikel 12 van de arbeidsovereenkomst, waarop eiseres zich beroept. Dit betekent dat hetgeen hierboven is overwogen in dit geval toepassing dient te vinden. Vastgesteld wordt dat een schriftelijke motivering als bedoeld in artikel 7:653 lid 2 bij dit beding niet is gegeven en ook niet gelezen kan worden in de tekst van het in zeer algemene bewoordingen opgestelde artikel 12 van de arbeidsovereenkomst. Conclusie is daarom dat in dit geval sprake is van een nietig concurrentie- en relatiebeding in de arbeidsovereenkomst.
4.4
De vraag is dan welke waarde moet worden toegekend aan hetgeen is overeengekomen
in artikel 7 van de vaststellingsovereenkomst, waarmee in feite de gelding tussen partijen
van een nietig beding is overeengekomen c.q. herbevestigd. Voorop staat dat met die
herbevestiging de nietigheid van het oorspronkelijke beding in de arbeidsovereenkomst niet
is gerepareerd. Dit laat echter onverlet dat aangenomen moet worden dat ook gedurende de
looptijd van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor het eerst een
concurrentiebeding kan worden gesloten met een deugdelijke motivering. Vanuit die optiek
kan betoogd worden dat met de herbevestiging van het concurrentiebeding in de
arbeidsovereenkomst in feite een nieuw concurrentiebeding tot stand is gekomen. Voor
zover dit al aangemerkt kan worden als de intentie van eiseres bij het sluiten van de
vaststellingsovereenkomst geldt echter dat ook in dat geval het vereiste van een schriftelijke
motivering van artikel 7:653 lid 2 geldt, en dat daaraan niet is voldaan. Dat gedaagde met
de ondertekening van de vaststellingsovereenkomst op grond van artikel 11 van die
overeenkomst uitdrukkelijk verklaart dat hij een goed en volledig begrip heeft van de
inhoud en consequenties van de vaststellingovereenkomst, hij instemt met de inhoud
en consequenties van de vaststellingsovereenkomst en hij de gelegenheid heeft gehad zich te
laten bijstaan c.q. adviseren door een juridisch adviseur, maakt dit niet anders.
4.5
Het voorgaande betekent dat voor zover gedaagde verzoekt om vernietiging van het concurrentiebeding en om bepaling dat het concurrentiebeding ook in de vaststellingsovereenkomst niet heeft te gelden daaraan om voormelde redenen niet wordt toegekomen. Voorts betekent het voorgaande dat alle vorderingen van eiseres die hun grondslag vinden in de gestelde overtreding van het concurrentie- en relatiebeding zullen worden afgewezen.
Nevenactiviteiten- en geheimhoudingsbeding
4.6
Partijen hebben een vaststellingsovereenkomst gesloten bij de beëindiging van het dienstverband van gedaagde. Met betrekking tot de geldigheid van het nevenactiviteitenbeding is in de vaststellingsovereenkomst niets opgenomen. Met betrekking tot het geheimhoudingsbeding is opgenomen hetgeen hierboven onder de feiten is aangehaald. Verder hebben partijen elkaar in de vaststellingsovereenkomst finale kwijting verleend. Uit de stellingen van partijen ter comparitie volgt evenwel dat tussen partijen niet in geschil is dat het nevenactiviteitenbeding geldig en van toepassing is. Verder volgt uit de stellingen van partijen dat partijen kennelijk hebben bedoeld van de finale kwijting in de vaststellingsovereenkomst uit te sluiten overtredingen van het geheimhoudingsbeding, voor zover die plaats zouden hebben gevonden tijdens het dienstverband van gedaagde bij eiseres. Daarvan zal daarom in het navolgende worden uitgegaan.
4.7
Eiseres stelt – kort weergegeven – dat gedaagde het geheimhoudingsbeding heeft overtreden door:
an Smarting een e-mail te sturen waarin hij prospects van eiseres heeft benoemd en waarbij hij tevens een deel van het marketing- en salesplan van eiseres heeft meegestuurd;
aan VIX een brief te schrijven waarin hij namen en informatie van prospects van eiseres, de doelstellingen van eiseres, contacten van eiseres en informatie over klanten van eiseres heeft gedeeld met VIX. Bovendien heeft gedaagde ook aan VIX onderdelen van het marketing- en salesplan van eiseres prijsgegeven;
vertrouwelijke informatie over de tender van RTA door te sturen naar zijn eigen
e-mailadres.
De onder a gestelde overtreding van het geheimhoudingsbeding ziet, zo blijkt uit de toelichting daarop in de dagvaarding, op een e-mail van 9 mei 2016 die gedaagde aan zijn privé e-mailadres heeft gestuurd. Bij die e-mail zit als bijlage een brief van gedaagde aan Smarting. Gedaagde betwist niet dat hij deze brief heeft verstuurd aan Smarting, maar voert aan dat daarmee het geheimhoudingsbeding niet is overtreden, omdat het niet gaat om dusdanige gevoelige en vertrouwelijke informatie dat het bij derden bekend worden van die informatie potentieel schadelijk zou kunnen zijn voor eiseres.
De kantonrechter stelt vast dat de betreffende brief ziet op een hoofdzakelijk in algemene bewoordingen opgesteld samenwerkingsvoorstel van gedaagde aan Smarting, waarin eiseres in het geheel niet wordt genoemd. Eiseres heeft niet specifiek aangegeven welke informatie (of prospects) in die brief informatie is die gedaagde niet had mogen delen met derden op grond van het geheimhoudingbeding. Weliswaar bevat de brief een lijst met
“short term opportunities”maar niet onderbouwd is dat dit ook voor eiseres prospects waren. Naar het oordeel van de kantonrechter is van een overtreding van het geheimhoudingsbeding daarom op dit punt geen sprake.
De onder b gestelde overtreding van het geheimhoudingsbeding ziet op een e-mail van 9 mei 2016 van gedaagde aan de managing director van VIX, met daarbij een sollicitatiebrief en het CV van gedaagde (productie 8 bij dagvaarding). Eiseres stelt dat gedaagde daarin informatie heeft gedeeld met VIX die hij op grond van het geheimhoudingsbeding niet had mogen delen. Dit betreft namen en informatie van prospects van eiseres, doelstellingen van eiseres, contacten van eiseres waarmee gedaagde tijdens zijn dienstverband bij eiseres contact had en informatie over klanten van eiseres die ook deel uitmaakte van het sales- en marketingplan van eiseres.
De kantonrechter stelt voorop dat gedaagde de mogelijkheid moet hebben om zichzelf in een sollicitatiebrief goed te presenteren. Daarbij kan horen het benoemen van mensen of bedrijven waarmee in het verleden professioneel contact is geweest. Dat levert in dit geval geen overtreding van het geheimhoudingsbeding op.
Eiseres stelt dat gedaagde de doelstelling van eiseres in zijn brief heeft verwoord, door daarin op te nemen de zin:
“The Dutch market is good for 70000 POST devices, 10000 TVM, 10 back offices and third parties retailing solutions, a new segment in the smart ticketing market that is growing rapidly”
Anders dan eiseres leest de kantonrechter hierin geen doelstelling, maar niet meer dan algemene informatie over de Nederlandse markt. Dat dit informatie is die gedaagde (uitsluitend) heeft kunnen verkrijgen door zijn dienstverband bij eiseres is niet gesteld of gebleken. Ook dit levert daarom geen overtreding van het geheimhoudingbeding op.
Ter zitting is onweersproken gesteld dat in de betreffende brief ook informatie is opgenomen over niet openbare tenders in Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Amersfoort en Spanje die gedaagde heeft verkregen tijdens zijn dienstverband bij eiseres. Hiermee heeft naar het oordeel van de kantonrechter gedaagde het geheimhoudingsbeding overtreden.
Daarnaast stelt eiseres dat gedaagde informatie over klanten van eiseres heeft gedeeld die ook deel uitmaakte van het sales- en marketingplan van eiseres. Zij onderbouwt dit door te verwijzen naar de volgende zin uit de betreffende brief:
“RTA is going through major infrastructure upgrade, planning to change current infrastructure and introduce new technology between now and 2020. I am very well connected and have good relations with people and ex colleagues at RTA.”
Door gedaagde is niet betwist dat dit informatie uit het sales- en marketingplan van eiseres is. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft gedaagde ook met het delen van deze informatie het geheimhoudingsbeding overtreden.
De onder c gestelde overtreding van het geheimhoudingsbeding ziet op een e-mail van gedaagde van 22 april 2016 aan zijn privé e-mailadres met informatie over een tender van RTA. Nergens blijkt evenwel uit dat deze e-mail vanaf het privé e-mailadres van gedaagde is doorgezonden aan een derde. Een overtreding van het geheimhoudingsbeding kan daarom niet worden vastgesteld.
Conclusie is dat gedaagde het geheimhoudingsbeding eenmaal heeft overtreden in zijn
e-mail van 9 mei 2016 aan VIX. In verband hiermee is gedaagde op grond van artikel 13 van de arbeidsovereenkomst een boete verbeurd. Gedaagde verzoekt die boete te matigen. Op grond van artikel 6:94 lid 1 BW kan de kantonrechter, indien de billijkheid dit klaarblijkelijk vereist, op verzoek van de schuldenaar een overeengekomen boete matigen. Deze matigingsbevoegdheid kan evenwel niet licht worden toegepast. In het onderhavige geval leidt onverkorte toepassing van het boetebeding van artikel 13 uit de arbeidsovereenkomst naar het oordeel van de kantonrechter evenwel tot een buitensporig en onaanvaardbaar resultaat, zodat zal worden gematigd tot een boete € 5.000,00. De kantonrechter neemt daarbij in overweging dat niet is gesteld of gebleken dat eiseres door de overtreding van het geheimhoudingsbeding daadwerkelijk schade heeft geleden en zet daar tegen af de hoogte van de niet gematigde contractuele boete. Verder wordt in overweging genomen dat VIX weliswaar in het door eiseres overgelegde (concept) sales- en marketingplan wordt benoemd als concurrent, maar niet voor de Nederlandse markt, terwijl een groot deel van de door gedaagde prijsgegeven informatie ziet op de Nederlandse markt. Tot slot overweegt de kantonrechter dat de door gedaagde prijsgegeven informatie beperkt is in omvang en daarnaast van beperkte importantie lijkt. Van het prijsgeven van specifieke technische informatie is bijvoorbeeld geen sprake.
Verder zal de gevorderde boete per dag of dagdeel dat de overtreding voortduurt worden afgewezen. Gedaagde kan de betreffende overtreding van het geheimhoudingsbeding immers niet meer ongedaan maken. Daarnaast wordt afgewezen de vordering gedaagde te gebieden te staken en gestaakt te houden activiteiten in strijd met het geheimhoudingsbeding op straffe van een dwangsom, aangezien niet is gesteld of gebleken dat gedaagde thans nog beschikt over informatie die hij op grond van het geheimhoudingsbeding niet zou mogen delen met derden. Daarnaast volgt een dergelijk verbod al uit artikel 7 van de vaststellingsovereenkomst.
4.8
Eiseres stelt – kort weergegeven – dat gedaagde het nevenactiviteitenbeding heeft overtreden door tijdens zijn dienstverband bij eiseres gesprekken te voeren met een relatie van eiseres over het opzetten van een concurrerende onderneming. Hierbij verwijst eiseres naar de hierboven onder 4.7 genoemde e-mail van 9 mei 2016, waaruit een reeds bestaand bedrijfsplan blijkt. Over dit bedrijfsplan is vervolgens in Barcelona met Smarting, de betreffende relatie, gesproken, aldus eiseres.
De kantonrechter overweegt als eerste dat het onderzoek doen naar het opzetten van een eigen onderneming door gedaagde, gegeven ook zijn tijdelijke dienstverband bij eiseres, op zich niet kan worden gezien als een ongeoorloofde nevenactiviteit. Verder geldt dat Smarting een relatie van eiseres is en dat nergens uit blijkt dat gedaagde alleen om een eventuele samenwerking tussen Smarting en hem in persoon te bespreken naar Barcelona is afgereisd. Van overtreding van het nevenactiviteitenbeding is dan ook geen sprake, zodat de daarmee samenhangende vorderingen worden afgewezen.
4.9
De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen op na te melden wijze. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen aangezien is gesteld noch gebleken dat gedaagde is aangeschreven conform het bepaalde in artikel 6:96 lid 6 BW.
4.1
De proceskosten zullen nu beide partijen op onderdelen in het gelijk zijn gesteld, worden gecompenseerd, aldus dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.

5.Beslissing

De kantonrechter:
 veroordeelt gedaagde tot betaling aan eiseres, binnen drie dagen na betekening van het vonnis, van een totaalbedrag van € 5.000,00 wegens overtreding van het geheimhoudingsbeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der opeisbaarheid;
 compenseert de proceskosten, aldus dat ieder der partijen de eigen kosten draagt;
 wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. C.W.D. Bom en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 april 2017.