Op 10 juli 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, met zowel de Nederlandse als de Egyptische nationaliteit, verzocht om de inschrijving van een Egyptische huwelijksontbinding in de registers van de burgerlijke stand. Het verzoekschrift was ingediend op 23 december 2016, en de rechtbank heeft kennisgenomen van diverse stukken, waaronder brieven van de verzoeker en de ambtenaar van de burgerlijke stand. Tijdens de zitting op 12 juni 2017 zijn de verzoeker en de belanghebbende, een vrouw zonder bekende woon- of verblijfplaats, niet verschenen, terwijl de advocaat van de verzoeker en een vertegenwoordiger van de ambtenaar wel aanwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker tijdig zijn verzoek heeft ingediend en dat zij bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen. De rechtbank heeft vervolgens de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in overweging genomen. Verzoeker stelde dat de door hem overgelegde verklaring van herroepelijke verstoting, die volgens hem een ontbinding van het huwelijk inhoudt, erkend zou moeten worden en ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
De rechtbank oordeelde echter dat de Nederlandse wetgeving geen mogelijkheid biedt om een buitenlandse akte van echtscheiding te registreren in de registers van de burgerlijke stand. Artikel 1:25 van het Burgerlijk Wetboek biedt geen ruimte voor inschrijving van aktes betreffende verstoting of ontbinding van een huwelijk. De rechtbank heeft het verzoek van de man dan ook afgewezen, omdat er geen wettelijke grondslag voor was. Tevens werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd, en de rechtbank heeft het verzoek om kostenvergoeding afgewezen. De beschikking is gegeven door een enkelvoudige kamer en is openbaar uitgesproken op 10 juli 2017.