8.2.Nu verweerder de in geding zijnde waterkering niet wenst te onderhouden conform het standaard ophoogprofiel maar op andere wijze invulling wenst te geven aan de eisen die de legger stelt, is een projectplan nodig op grond van artikel 5.4 van de Waterwet.
9. Aan het projectplan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat uit de toetsing van de waterkering langs het [adres 1] is gebleken dat deze voldoende stabiel is, maar niet voldoet aan de voorgeschreven afmetingen qua hoogte en breedte zoals vastgesteld in de legger. In de specifieke situatie van de kade langs het [adres 1] heeft Delfland gekozen om af te wijken van de legger. Vanwege de relatief kleine tuinen is er in dit kadetraject onvoldoende ruimte om de kade conform de legger op te hogen en te verbreden. Het ophogen van de kade conform de legger zou een grote impact hebben op de relatief kleine tuinen. Als de kade conform de legger zou worden opgehoogd, zou een strook van ongeveer 4 m van de gemiddeld 8 m diepe tuinen worden leeggehaald en voorzien van een klei-rug met grasmat. Vanwege de krappe doorstroomcapaciteit van het binnenboezemsysteem in de [de polder] kan de kade niet worden verbreed richting de vaart. Om die reden heeft Delfland ervoor gekozen een hoge damwand van 60 centimeter (cm) te plaatsen langs de vaart, en waar nodig een grondkering in de tuinen. Deze oplossing bespaart ruimte, omdat de taluds langs de kade niet meer nodig zijn. Voor het gehele traject is gekozen voor een nieuwe houten damwand langs de vaart. De houten damwand komt op een hoogte van NAP -2,06 m. Vanaf de houten damwand wordt een 2 m brede kruin van klei aangebracht. Ook de kruin van de kade ligt op een hoogte van NAP -2,06 m. Deze hoogtemaat geldt voor het gehele traject en is 10 cm hoger dan de minimale leggerhoogte. Die 10 cm extra hoogte is nodig om de zettingen voor de komende 10 jaar op te vangen. De ondergrond en daarmee de kade zakken ongeveer met 1 cm per jaar. De extra hoogte voorkomt dat Delfland elk jaar de kade weer moet ophogen om te voldoen aan de minimale leggerhoogte.
10. Met uitzondering van het gedeelte ter hoogte van [adres 1] zijn de werkzaamheden ter wijzing van de waterkering zoals opgenomen in het projectplan inmiddels uitgevoerd. De buren aan weerszijden van [adres 1] hebben hun tuinen aangeheeld overeenkomstig voorschrift 9 van de keurvergunning uit 1995. Deze keurvergunning is van toepassing op 8 woningen aan het [adres 1] , waaronder [adres 1] . In voorschrift 9 van deze vergunning is opgenomen dat de waterkering tussen de oeverlijn van [de waterweg] en de woningen over de gehele breedte op een hoogte van ten minste 0,50 m boven het peil van [de waterweg] (= NAP -2,57 m) dient te worden aangelegd en onderhouden.
11. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert daartoe aan dat de bij zijn woning bestaande wateroverlast door het projectplan zal toenemen en de door verweerder gehanteerde damwandhoogte met daarin begrepen de overhoogte van 10 cm ondeugdelijk gemotiveerd en onnodig is. Volgens eiser bestaat de meest optimale waterkering uit een damwand van 30 cm boven het waterpeil met een aanleghoogte van NAP -1,96 m conform het standaard ophoogprofiel van de legger. Deze door eiser gewenste constructie is weergegeven als eerste plaatje van bijlage 2 bij het projectplan.
12. De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat hij tijdens het besluitvormingstraject onvoldoende is gehoord. Uit de stukken blijkt dat verweerder met alle bewoners van het [adres 1] , zo ook met eiser, in aanloop naar het eerdere projectplan overleg heeft gevoerd. Dit heeft geleid tot overeenstemming met alle bewoners, op eiser na. Anders dan eiser meent, bestond er voor verweerder in het kader van genoemd overleg geen verplichting om alle bewoners van het [adres 1] op de hoogte te stellen van elkaars bedenkingen, nu daartoe geen wettelijke grondslag bestaat. Naar het oordeel van de rechtbank bestond er voor verweerder ook geen noodzaak om na intrekking van het eerdere projectplan en vóór het nemen van het primaire besluit opnieuw met eiser in overleg te treden. Het projectplan is immers gelijk aan het eerdere, zij het dat daarin nu ook het perceel van eiser is betrokken. Het is ten slotte niet gebleken dat de voorbereiding van het projectplan in strijd is met de Inspraakverordening Delfland. De door eiser gemaakte bezwaren tegen de vaststelling van het projectplan zijn vervolgens behandeld in een bezwaarprocedure, waarbij eiser is gehoord door de bezwaarschriftencommissie. Dat eiser zich niet gehoord voelt, betekent niet dat hij daartoe onvoldoende in de gelegenheid is gesteld. Het betoog faalt dan ook.
13. De rechtbank volgt eiser voorts niet in zijn betoog dat met het bestreden besluit leggerprofiel 11 is gewijzigd. Met het projectplan is verweerder weliswaar afgeweken van het geldende leggerprofiel, maar dat betekent niet dat dit daarmee is gewijzigd. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat verweerder voornemens is het leggerprofiel 11 aan te passen aan de gewijzigde situatie overeenkomstig het projectplan. Daartoe is een separaat besluit nodig dat nog niet door verweerder is genomen. Voor zover eiser betoogt dat verweerder leggerprofiel 11 ten onrechte niet aan hem kenbaar heeft gemaakt, overweegt de rechtbank dat dit profiel onderdeel uitmaakt van de legger en dat eiser hiermee geacht kan worden bekend te zijn.