ECLI:NL:RBDHA:2017:7435
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van onvoldoende onderbouwing van persoonlijke vrees voor vervolging door Boko Haram
In deze zaak heeft eiser, een Nigeriaanse nationaliteit hebbende, beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, waarbij zijn asielaanvraag op 11 januari 2017 werd afgewezen. De behandeling van het beroep vond plaats op 26 april 2017, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting was ook een tolk aanwezig. Eiser heeft aangevoerd dat hij op 23 januari 2015 in Nigeria door leden van Boko Haram is ontvoerd, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij persoonlijk te vrezen heeft voor vervolging. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris de identiteit en afkomst van eiser geloofwaardig acht, maar de ontvoering door Boko Haram niet geloofwaardig is. Eiser heeft geen bewijs geleverd dat zijn ontvoering een op hem gerichte actie was en heeft na de ontvoering negen maanden zonder problemen in Benin City verbleven.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor een verblijfsvergunning asiel, omdat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een gegronde vrees heeft voor vervolging. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. W. Toekoen en is openbaar uitgesproken op 14 juni 2017. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.