ECLI:NL:RBDHA:2017:7424

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juli 2017
Publicatiedatum
6 juli 2017
Zaaknummer
C/09/515400 / HA ZA 16-876
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding wegens hinder door de aanleg van de Westrandweg; vordering tot schadevergoeding en onrechtmatige daad

In deze civiele zaak vordert eiser, eigenaar van een woning nabij de Westrandweg, schadevergoeding van de Staat der Nederlanden en de aannemer Westpoort. Eiser stelt dat zijn woning schade heeft geleden door trillingen en hinder als gevolg van de aanleg van de Westrandweg, die onderdeel uitmaakt van het project Tweede Coentunnel. Eiser heeft eerder een schadevergoeding ontvangen in het kader van de Regeling Nadeelcompensatie, maar stelt dat deze niet voldoende is om de geleden schade te dekken. De rechtbank behandelt de vorderingen van eiser, die onder andere gebaseerd zijn op artikel 6:162 BW (onrechtmatige daad) en artikel 6:174 BW (aansprakelijkheid voor gebrekkige opstallen). De rechtbank oordeelt dat de Staat aansprakelijk is voor de schade die eiser heeft geleden door de heiwerkzaamheden, maar dat de vordering voor het overige onvoldoende is onderbouwd. De rechtbank wijst de meeste vorderingen van eiser af, maar kent een schadevergoeding van € 7.321,45 toe voor de schade door trillingen. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/515400 / HA ZA 16-876
Vonnis van 12 juli 2017
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. A.S. van Gaalen te Schiphol-Rijk,
tegen
1. de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE STAAT DER NEDERLANDEN
Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat,
gevestigd te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. J. Hu te Utrecht,
2. de vennootschap onder firma
COMBINATIE WESTPOORT V.O.F.,
gevestigd te Woerden,
gedaagde,
advocaat mr. T. Havekes te Voorburg.
Partijen zullen hierna [eiser] , de Staat en Westpoort genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de gelijkluidende dagvaardingen van 11 en 19 juli 2016, met producties 1 - 31;
  • de conclusie van antwoord van de Staat, met producties 1 -14;
  • de conclusie van antwoord van Westpoort, met producties 1-4;
  • het tussenvonnis van 30 november 2016;
  • de brief van [eiser] d.d. 14 maart 2017 met producties 32 – 34;
  • de brief van Westpoort d.d. 22 maart 2017 met productie 5;
  • de brief van de Staat d.d. 23 maart 2017;
  • het proces-verbaal van comparitie van 27 maart 2017, met daaraan gehecht de pleitnota’s van [eiser] en Westpoort.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is eigenaar van een perceel grond met daarop een woning en een aantal andere opstallen, gelegen aan de [adres] te [plaats] (hierna: de woning). De woning, die in de jaren zestig van de vorige eeuw is gebouwd, betreft de helft van een zogenoemde twee-onder-één-kapwoning.
2.2.
In de nabijheid van de woning is de Westrandweg aangelegd. De werkzaamheden ten behoeve van de Westrandweg zijn in opdracht van de Staat uitgevoerd door Westpoort.
2.3.
De aanleg van de Westrandweg maakt deel uit van het project Tweede Coentunnel. Ten behoeve van dit project is in 1991 een Tracébesluit genomen. Volgens dat besluit lag de woning binnen de tracégrens/onteigeningsgrens. De Staat heeft [eiser] daarom benaderd voor aankoop van de woning en hem een bedrag van f 650.000 geboden (ter vergoeding van de taxatiewaarde van de woning, vermeerderd met de aankoop van een vervangende woning en bijkomende kosten). [eiser] kon zich hierin niet vinden en heeft het bod niet aanvaard. Wel heeft de Staat in 1997 de andere helft van de twee-onder-één-kapwoning (nummer [nummer] ) aangekocht.
2.4.
Het project Tweede Coentunnel heeft na 1997 enige jaren stilgelegen. Na herstart is in 2009 een nieuw Tracébesluit in werking getreden. Volgens dat besluit lag de woning buiten de tracégrens/onteigeningsgrens. Desondanks heeft de Staat in 2010, uit coulanceoverwegingen, aan [eiser] nogmaals aangeboden gedaan om de woning te kopen (nu voor een bedrag van in totaal € 659.000). Ook toen is geen overeenstemming bereikt over de verkoopprijs.
2.5.
Omdat in de nabije omgeving van de woning werkzaamheden ten behoeve van het (gewijzigde) project Tweede Coentunnel zouden worden verricht is onderzoek gedaan naar de bouwkundige staat van de woning. In dat kader heeft Bureau voor Bouwkundige en Civieltechnische Inspecties Frijwijk (hierna: Frijwijk) de woning op 27 november 2009 voor een vooropname bezocht. In het naar aanleiding van deze vooropname gemaakte rapport wordt vermeld dat op diverse plaatsen in de woning lichte (krimp)scheurvorming is geconstateerd.
2.6.
Tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden heeft Alcedo in de periode van 4 tot en met 19 januari 2010 trillingsmetingen uitgevoerd voor de woning.
2.7.
Op 11 maart 2011 hebben schade-experts van Cunningham & Lindsey de woning bezocht. Zij concluderen in hun naar aanleiding van dit bezoek opgestelde rapport dat alle in de woning geconstateerde gebreken reeds aanwezig moeten zijn geweest op het moment van vooropname en dat van een toename van deze gebreken geen sprake lijkt te zijn.
2.8.
Bij brief van 19 april 2011 heeft [eiser] de Staat aansprakelijk gesteld voor alle door hem geleden en nog te lijden schade in verband met de uitvoering van werkzaamheden in de omgeving van zijn woning. Partijen waren op dat moment nog in gesprek over een mogelijke aankoop van de woning door de Staat. Toen in juni 2011 bleek dat over die aankoop opnieuw geen overeenstemming kon worden bereikt, heeft de Staat, bij brief van 15 juni 2011, de onderhandelingen beëindigd. Daarbij heeft de Staat [eiser] gewezen op de Regeling Nadeelcompensatie.
2.9.
[eiser] heeft ook nadien nog meermaals met de Staat en met Westpoort gecorrespondeerd over door hem geleden schade.
2.10.
In juli 2011 heeft de Staat aan [eiser] , evenals aan alle andere bewoners in een bepaalde zone rond het tracé, uit coulance, eenmalig een schadevergoeding van
€ 4.000,- toegekend wegens mogelijk bij de nog uit te voeren heiwerkzaamheden te ervaren overlast, welke door hem in oktober 2011 is ontvangen.
2.11.
Op 13 november 2012 heeft Frijwijk een bouwkundige eindopname verricht. De conclusie van dit rapport is dat er enkele veranderingen zijn waargenomen ten opzichte van het vooropnamerapport.
2.12.
De Westrandweg is op 1 maart 2013 opgeleverd.
2.13.
In het kader van de Regeling Nadeelcompensatie Verkeer en Waterstaat 1999 is aan [eiser] bij besluit, voor bezwaar en beroep vatbaar, van 3 april 2014 een vergoeding toegekend. Deze vergoeding bestaat uit verschillende componenten. Wegens permanente waardevermindering van de woning is een bedrag van € 115.000,- toegekend. Hierover is in het aan het besluit ten grondslag liggende advies het volgende overwogen:

Permanente waardevermindering(…)
2.3.2.
De waarde van het woonhuis van verzoeker[ [eiser] ; rb]
na de uitvoering van het tracébesluit zal mede worden bepaald door de aanwezigheid van de Westrandweg. De commissie taxeert dat een objectieve koopgegadigde, die zich niet op voorhand door de aanwezigheid van de Westrandweg van een aankoop laat weerhouden, zich bij de bepaling van de invloed van de Westrandweg op de prijs die hij bereid is te betalen vooral zal laten leiden door visueel en akoestisch waarneembare effecten. Andere mogelijke nadelige effecten, zoals bijvoorbeeld ten gevolge van fijnstof, zullen om deze reden niet uitgaan boven mogelijk nadelige effecten als gevolgd van een mogelijke toename van geluid- en zichthinder”.
2.14.
Daarnaast is een bedrag van € 30.000,- aan vergoeding wegens vermindering van het woongenot tijdens de duur van de werkzaamheden toegekend. In dit verband is in het aan het besluit ten grondslag liggende advies het volgende overwogen:

2.3.16 (…) Zoals hiervoor (…) al is overwogen, acht de commissie dit tijdelijk nadeel het gevolg van de rechtmatige uitoefening door de Minister van een aan het publiekrecht ontleende taak. (…)
2.3.20
Ten aanzien van de schade aan de woning die wordt veroorzaakt door werkzaamheden voor de aanleg van de Westrandweg, merkt de commissie op dat schade die door de uitvoering van het werk aan de woning is ontstaan, in beginsel voor vergoeding in aanmerking komt. Dergelijk schade zal immers veelal het gevolg zijn van onrechtmatig handelen. Artikel 22 Tracéwet en de RNVW hebben echter betrekking uitsluitend op schade die het gevolg is van rechtmatig handelen of rechtmatige besluitvorming”.
2.15.
Verder is in het besluit van 3 april 2014 een bedrag van € 4.000,- toegekend voor kosten voor het indienen van het verzoek. Vermeerderd met de wettelijke renten bedraagt het totaal toegekende bedrag € 157.173, 95.
2.16.
[eiser] heeft in het kader van de ontvangst van voornoemd bedrag op 7 mei 2014 een “Declaratie/akte van kwijting” getekend waarin hij onder meer verklaart:
“3. dat de betaling geschiedt op grond van het definitieve rapport, van 17 januari 2014 uitgebracht door de Adviescommissie, ingesteld op grond van artikel 15 van de ‘Regeling Nadeelcompensatie Verkeer en Waterstaat 1999”(RNVW); (…)
5. dat door betaling van de hierboven vermelde bedragen zijn voldaan aan alle aanspraken die hij op grond van het bovenstaande tegen of jegens de Staat der Nederlanden heeft of zou kunnen doen gelden;
6. dat hij na ontvangst van het onder 1 omschreven bedragde schadevergoeding van € 145.000,-; rb)
aan de Staat der Nederlanden zonder enig voorbehoud in deze, in en buiten rechte, finale kwijting verleend”.
2.17.
Op 14 november 2014 heeft Kontek een bouwkundige opname verricht aan de woning van [eiser] . In het daarvan op 8 januari 2015 opgemaakte rapport staat dat enkele schaden zijn waargenomen die kunnen zijn veroorzaakt dan wel zijn toegenomen door trillingen. De Staat heeft naar aanleiding van dit rapport [eiser] een bedrag van
€ 1.500,- als schadevergoeding aangeboden. [eiser] heeft dit niet aanvaard.
2.18.
[eiser] heeft vervolgens een eigen onderzoek naar de schade aan zijn woning laten uitvoeren door ir. [A] . Deze deskundige verwijst in zijn rapport naar een door bureau WAD43 verricht onderzoek naar de invloed van bouwtrillingen op de schade aan de woning van [eiser] . WAD43 concludeert dat tijdens de bouw op meerdere momenten trillingen zijn gemeten die de grenswaarden overschrijden, en dat met de door Westpoort gekozen manier van werken ook voorzienbaar was dat binnen een afstand van 30 meter (waarbinnen de woning van [eiser] staat) dergelijke overschrijdingen zouden optreden.
2.19.
[A] heeft de schade ten gevolge van trillingen geraamd op
€ 6.100,-. Daarnaast is er volgens hem sprake van schade als gevolg van microtrilling (het losraken van het onderling verband binnen een muur). Hoewel [A] benadrukt dat het vaststellen van schade ten gevolge van microtrillingen geen exacte wetenschap is, begroot hij de die schade op € 30.000,- tot € 35.000,- exclusief btw aan renovatiekosten.
2.20.
De advocaat van [eiser] heeft per e-mail van 30 december 2015 de Staat verzocht de door [A] begrote schade, vermeerderd met de kosten voor het inschakelen van een deskundigen en buitengerechtelijke kosten, tezamen een bedrag van
€ 51.965,35, te vergoeden.
2.21.
De Staat heeft per brief van 29 maart 2016 geantwoord:
“Onderwerp Schade aan woning [adres] te [plaats] (…)
Bij mijn brief van 30 januari 2015 zond ik u het rapport Bouwkundige Schade expertise, (…), d.d. 8 januari 2015, een en ander naar aanleiding van de door uw cliënt gestelde schade aan zijn woning als gevolg van de aanleg van de Westrandweg. De conclusie van dit rapport is dat de gestelde schade nagenoeg geheel dient te worden toegeschreven aan de normale technische veroudering van de woning. Van twee schades kan worden aangenomen dat deze veroorzaakt zijn door de werkzaamheden in het kader van de aanleg van de Westrandweg. Kontek begrootte de totale schade op een bedrag van € 1.500,00. Voor de betaling daarvan heb ik u bij mijn voornoemde brief een kwijtingsverklaring gestuurd, waarmee uw cliënt echter niet akkoord is gegaan.
Hierop heeft uw cliënt zelf een deskundige ingeschakeld teneinde vast te stellen of er causaal verband bestaat tussen de heiwerkzaamheden en de scheuren in zijn woning. De door uw cliënt ingeschakelde expert komt tot de conclusie dat tijdens de bouw van Kunstwerk 512 (het viaduct in de buurt van de woning van [eiser] , rechtbank
) trillingen op de woning van uw cliënt zin gemeten die de grenswaarde van SRA-A meermaals hebben overschreden. Als gevolg hiervan zou schade aan de woning zijn opgetreden welke wordt begroot op een bedrag van € 6.100,-. De totale bijkomende schade (als gevolg van micro trillingen) aan de woning wordt begroot op een bedrag van € 32.098,64.
De bevindingen van uw cliënt heb ik voorgelegd aan mijn adviseur in dezen, te weten Kontek te Hoofddorp. Kontek heeft gereageerd op het standpunt van uw cliënt bij brief van 22 maart 2016, (…) Hieruit blijkt dat bij de analyse van de sonderingen destijds de conclusie getrokken had kunnen worden dat sprake was geweest van zwaar heiwerk, waardoor de directe en zichtbare schades anders door Kontek beoordeeld zouden zijn. Geconcludeerd wordt dat de eerdere schadeberekening daardoor gecorrigeerd dient te worden, en wel tot een bedrag van € 4.000,-. Met de vaststelling van dit bedrag is rekening gehouden met de normale veroudering van de woning. Voor de bijkomende schade aan de woning als gevolg van microtrillingen is het causaal verband niet (…) aangetoond.
Met de conclusies van Kontek kan ik instemmen en neem deze dan ook over. Dit betekent dat de aansprakelijkheid van de schade aan de woning van uw cliënt als gevolg van de heiwerkzaamheden wordt erkend tot een bedrag van € 4.000,- en voor wat betreft de bijkomende schade als gevolg van microtrillingen wordt afgewezen.
Bijgaand treft u aan een (nieuwe) kwijtingsverklaring, met het verzoek deze door uw cliënt te laten invullen onderteken. Na ontvangst hiervan zal voor spoedige betaling worden zorggedragen. (…)”
2.22.
[eiser] heeft hiermee niet ingestemd; hij heeft de kwijtingsverklaring niet getekend. Ook verdere correspondentie tussen [eiser] en de Staat heeft niet tot overeenstemming geleid.
2.23.
Per e-mail van 14 juni 2016 heeft [eiser] Westpoort (opnieuw) hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de door hem, als gevolg van de aanleg en inmiddels gerealiseerde Westrandweg, geleden schade.
2.24.
De WOZ-waarde van de woning bedraagt thans € 252.000.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert
Primair
I. hoofdelijke veroordeling van de Staat en Westpoort tot betaling aan hem van een bedrag van € 51.965,356, bestaande uit:
- € 7.381 inclusief btw (schade ten gevolge van grote trillingen);
- € 38.839,35 inclusief btw (voorlopig geraamde renovatiekosten ten gevolge van
microtrillingen);
- € 4.428 inclusief btw (kosten deskundige [A] );
- € 1.317 ( buitengerechtelijke kosten);
te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 30 december 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede tot betaling van de nader te bepalen schade ter zake de renovatie van de woning van [eiser] ;
Subsidiair
II. de Staat te gebieden mee te werken aan de overdracht van de woning aan de Staat tegen een door de rechtbank te bepalen vergoeding, op te maken bij staat en te verminderen met het reeds (wegens nadeelcompensatie) uitgekeerde bedrag van € 145.000,-, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
III. de Staat te veroordelen tot vergoeding van de door [eiser] geleden schade als gevolg van de onrechtmatige daad van de Staat, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet en onder aftrek van het [eiser] reeds (wegens nadeelcompensatie) toegekende bedrag van € 145.000,- en minus een bedrag van € 225.000,-, (de taxatiewaarde van de woning van [eiser] ), het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 juli 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
IV. veroordeling van de Staat en Westpoort in de kosten van deze procedure.
3.2.
[eiser] stelt dat de Staat en Westpoort voor de schade veroorzaakt aan zijn woning door werkzaamheden aan de Westrandweg geheel of gedeeltelijk hoofdelijk aansprakelijk zijn. Uit het rapport van [A] en het aanvullend rapport van WAD43 blijkt dat zijn woning – voorzienbaar – is blootgesteld aan trillingen die de daarvoor gestelde grenswaarden van de SBR A richtlijn overschrijden. Hierdoor is in zijn woning scheurvorming opgetreden, althans verergerd. Verder is onthecht metselwerk in zijn woning geconstateerd, wat een gevolg is van microtrilling. Westpoort heeft als aannemer onvoldoende maatregelen getroffen ter voorkoming van de schade en de Staat is als opdrachtgever aansprakelijk voor de door Westpoort veroorzaakte schade. De daaruit voortvloeiende schade dient te worden vergoed, een en ander conform de in het rapport van [A] gemaakte berekening. Daarnaast dienen de kosten voor het inschakelen van deskundigen en de buitengerechtelijke incassokosten te worden vergoed.
3.2.1.
Verder stelt [eiser] dat hij, door het in werking stellen van de Westrandweg, last heeft van voortdurende geluidhinder van het verkeer over de Westrandweg. Door een verhoging van de maximumsnelheid is deze hinder verder toegenomen. In 2003 heeft [eiser] een brief gehad dat zijn woning in aanmerking kwam voor isolatie. Omdat het vooruitzicht toen was dat hij zijn woning zou verkopen zijn daarover geen definitieve afspraken gemaakt. Door het ontbreken van isolatie heeft hij nu meer hinder van de geluidsoverlast. Het verkeer over de Westrandweg zorgt daarnaast voor uitstoot van fijnstof, wat zijn woongenot eveneens belemmert. De Staat is hiervoor aansprakelijk.
3.2.2.
[eiser] stelt voorts dat hij hinder ondervindt van een kastanjeboom in de tuin van de buren op nummer [nummer] , die de lichtinval op zijn perceel belemmert. Ook is de schutting, die staat op het perceel van nummer [nummer] , ingestort en op zijn perceel terechtgekomen. Door deze zaken vermindert zijn woongenot. [eiser] acht de Staat, als eigenaar van nummer [nummer] , verantwoordelijk voor deze onrechtmatige gedragingen en de daaruit voortvloeiende schade.
3.2.3.
Het voorgaande zorgt er tevens voor dat [eiser] vermogensschade lijdt omdat de waarde van de woning significant is gedaald, zoals blijkt uit de verminderde WOZ-waarde.
3.3.
De Staat en Westpoort voeren gemotiveerd verweer.
3.3.1.
De Staat voert aan dat [eiser] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu uitgegaan dient te worden van de rechtmatigheid van het besluit ter zake de aanleg van de Westrandweg en [eiser] bovendien al gebruik heeft gemaakt van de buitenwettelijke nadeelcompensatieregeling. Daarmee dient de burgerlijke rechter het oordeel over de vraag of [eiser] recht heeft op vergoeding van de schade die hij heeft geleden ten gevolge van het Tracébesluit aan de bestuursrechter over te laten (HR 6 maart 2009, LJN BG5051). [eiser] heeft niet de onrechtmatigheid van het gestelde schadeveroorzakend handelen aan zijn vordering ten grondslag gelegd (HR 28 februari 2008, NJ 2008, 475). Voor zover [eiser] zijn vorderingen baseert op artikel 6:174 BW, betwist de Staat dat sprake is van een gebrek aan de Westrandweg. Ook betwist de Staat dat hij als opdrachtgever op grond van artikel 6:162 BW aansprakelijk is voor bij de uitvoering van de werkzaamheden veroorzaakte schade, omdat hij voldoende maatregelen heeft genomen ter voorkoming daarvan. Tevens betwist de Staat het causaal verband tussen de verrichte werkzaamheden en de gestelde schade. De schade bestaande uit de waardevermindering is bovendien al aan [eiser] vergoed in het kader van de nadeelcompensatie. Ten aanzien van hinder veroorzaakt door het buurperceel betwist de Staat eveneens dat hij hiervoor aansprakelijk kan worden gehouden. Tot slot betwist de Staat de vordering ter zake de buitengerechtelijke kosten.
3.3.2.
Westpoort betwist dat de uitvoering van de werkzaamheden ten behoeve van de Westrandweg tot schade aan de woning heeft geleid. Zij verwijst naar de conclusies van Cunningham & Lindsey. Dat Frijwijk in haar eindopname een aantal veranderingen ten opzichte van de vooropname heeft geconstateerd betekent niet dat die veranderingen het gevolg zijn van de verrichte werkzaamheden. Ook betwist Westpoort de conclusie van [A] dat ter zake de trillingen de grenswaarden zijn overschreden, waarbij zij nog opmerkt dat, ook indien dit wel het geval zou zijn, daarmee het causaal verband met de schade niet vaststaat. Zij heeft zorgvuldig gewerkt en had de werkzaamheden niet op een andere manier kunnen uitvoeren. Tot slot betwist Westpoort de vordering ter zake de buitengerechtelijke kosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Ontvankelijkheid

4.1.
De rechtbank verwerpt het verweer van de Staat dat [eiser] niet-ontvankelijk moet worden verklaard. [eiser] heeft ter comparitie verklaard dat hij zijn vorderingen baseert op de artikelen 6:174 (aansprakelijkheid voor opstallen) en 6:162 BW (doorlopende hinder). De leer van de formele rechtskracht staat derhalve niet aan ontvankelijkheid in de weg. Ook vallen de vorderingen niet onder de compensatie die [eiser] in het kader van de Regeling Nadeelcompensatie Verkeer en Waterstaat 1999 heeft ontvangen. Het gaat immers om schade aan de woning wegens onrechtmatig handelen, die in de betreffende regeling uitdrukkelijk wordt uitgesloten (zie 2.14), of om schade die na het treffen van de regeling zou zijn ontstaan. Voor zover de vorderingen betrekking hebben op schade wegens geluidsoverlast en fijnstof, heeft [eiser] verklaard dat het gaat om de hinder die het gevolg is van de aanwezigheid van de Westrandweg, en niet om de tijdelijke hinder die hij tijdens de aanleg ervan heeft ondervonden en waarvoor hij reeds compensatie heeft ontvangen.
Schade aan woning
4.2.
Voor zover [eiser] zijn vordering jegens de Staat betreffende de schade door heiwerkzaamheden heeft ingesteld op grond van artikel 6:174 BW wordt deze afgewezen. Voornoemd artikel bepaalt dat schade aan personen en zaken ten gevolge van een gebrekkige opstal voor vergoeding in aanmerking komt. Daaronder kan eveneens schade die een gebrekkige opstal heeft doen ontstaan aan aangrenzende percelen geschaard worden. [eiser] heeft echter niet nader toegelicht dat en waarom in dit geval de Westrandweg zou moeten worden aangemerkt als een gebrekkige opstal.
4.3.
In het navolgende zal de vordering voor zover gebaseerd op artikel 6:162 BW worden beoordeeld.
4.4.
De vordering van [eiser] ter zake schade aan zijn woning valt uiteen in schade als gevolg van trillingen en in schade als gevolg van microtrillingen (renovatiekosten).
Schade door trillingen
Aansprakelijkheid van de Staat
4.5.
De brief van 29 maart 2016 van de Staat kan in redelijkheid niet anders worden opgevat dan als een erkenning dat [eiser] ten gevolge van de heiwerkzaamheden ten behoeve van de aanleg van de Westrandweg schade heeft geleden door trillingen en wel tot een bedrag van € 4.000,- en dat de Staat daarvoor aansprakelijk is. Deze schade moet dus in elk geval door de Staat aan [eiser] worden vergoed. Nu de deskundige van [eiser] , [A] , in zijn rapport van november 2015 niet heeft meegewogen dat voorafgaand aan de aanleg van de Westrandweg in de woning van [eiser] al sprake was van gebreken op basis van normale veroudering (terwijl daarvan uit de rapportages van Frijwijk genoegzaam is gebleken), heeft [eiser] met het rapport van [A] onvoldoende onderbouwd meer schade ten gevolge van trillingen te hebben geleden. De wettelijke rente over € 4.000,- zal als niet betwist worden toegewezen. Het op dit punt meer gevorderde zal worden afgewezen.
Aansprakelijkheid van Westpoort
4.6.
Westpoort heeft zich niet bij het standpunt van de Staat aangesloten, maar zij heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Hieromtrent overweegt de rechtbank als volgt.
Wat betreft de trillingsschade is een aantal rapporten van belang:
a. a) In maart 2011 heeft Cunningham & Lindsey geconcludeerd dat alle in de woning geconstateerde gebreken reeds aanwezig moeten zijn geweest op het moment van vooropname en dat van een toename van deze gebreken geen sprake lijkt te zijn.
b) In november 2012 heeft Frijwijk in haar bouwkundige eindopname vermeld dat enkele veranderingen zijn waargenomen ten opzichte van het vooropnamerapport van november 2009.
c) In november 2014 heeft Kontek een bouwkundige opname verricht en geconcludeerd dat een aantal schades mogelijk kan worden gerelateerd aan de uitgevoerde werkzaamheden. Het schadebedrag is begroot op € 1.500,-.
d) Op verzoek van [eiser] heeft [A] in november 2015 een opname verricht, waarin hij schade constateert tot een bedrag van € 6.100,-.
e) In maart 2016 heeft Kontek gereageerd op het rapport van [A] . Kontek stelt dat in dat rapport niet is meegewogen dat voorafgaand aan de aanleg van de Westrandweg al sprake was van gebreken op basis van normale veroudering. Discutabel is welk deel van de herstelkosten aan de nieuw geconstateerde gebreken moet worden toegerekend. Ervan uitgaande dat zwaar heiwerk is verricht stelt Kontek daarom middeling van de door haar en [A] genoemde bedragen voor, afgerond op € 4.000,-.
4.7.
Uitsluitend Frijwijk heeft zowel voor als na de uitvoering van de werkzaamheden de woning van [eiser] geïnspecteerd. De door Frijwijk getrokken conclusie dat er veranderingen zijn waargenomen wordt daarnaast gedeeld door Kontek. Daarom moet ervan worden uitgegaan dat de eerder geconstateerde gebreken zijn toegenomen. De andersluidende conclusie van Cunningham & Lindsey neemt de rechtbank niet over.
4.8.
Vervolgens moet worden nagegaan of die toename het gevolg is van de door Westpoort uitgevoerde werkzaamheden. Uit de diverse in het geding gebrachte rapporten en de reacties daarop in de processtukken kan de rechtbank slechts de conclusie trekken dat een dergelijk verband niet met zekerheid vastgesteld dan wel uitgesloten kan worden. Dat er schade is opgetreden als gevolg van de aanleg van de Westrandweg is echter, gelet op de rapporten van Kontek (die handelde in opdracht van de Staat en met wiens bevindingen de Staat heeft ingestemd) aannemelijk.
4.9.
Nu de omvang van de schade (althans de omvang van de schade die in causaal verband staat met de werkzaamheden) niet nauwkeurig kan worden vastgesteld, zal deze door de rechtbank op de voet van artikel 6:97 BW worden geschat. Naar schatting bedraagt die schade 4.000,-. De rechtbank heeft bij deze schatting aansluiting gezocht bij het rapport van Kontek waarin is verdisconteerd dat al voor de aanvang van de werkzaamheden scheurvorming in de woning is geconstateerd. De wettelijke rente over € 4.000,- zal als niet betwist worden toegewezen. Het op dit punt meer gevorderde zal worden afgewezen.
Microtrillingen
4.10.
De schade wegens microtrillingen wordt uitsluitend in het rapport van [A] genoemd. Het rapport, dat kennelijk uitgaat van een ‘worst case scenario’, stelt dat de omvang van de schade door microtrillingen pas duidelijk zal worden op het moment dat de woning gerenoveerd zal worden. Op grond van het rapport kan niet worden vastgesteld dat deze schade al is opgetreden of nog op zal treden en, zo ja, in welke omvang. Daarmee heeft [eiser] , tegenover de betwisting door de Staat en door Westpoort, in zoverre zijn vordering onvoldoende onderbouwd en zal deze worden afgewezen.
Vergoeding kosten tot vaststelling schade
4.11.
[eiser] vordert ook vergoeding van kosten gemaakt tot vaststelling van deze schade. De kosten van de door hem ingeschakelde deskundige ( [A] ) bedragen
€ 3.660,- (excl. btw). De deskundige heeft echter ook onderzoek gedaan naar de schade wegens microtrilling, welke schadepost niet zal worden toegewezen. Uit de overgelegde specificatie valt niet af te leiden welk deel van de kosten aan het toegewezen deel van de vordering kan worden gerelateerd. De rechtbank zal de toe te wijzen vergoeding voor de kosten tot vaststelling van de schade daarom schatten. Van de uren die in rekening zijn gebracht voor onderzoek naar oorzakelijk verband tussen de werkzaamheden en de schade aan de woning kan 75% worden toegerekend aan de schade wegens grove trillingen. Van de uren die in rekening zijn gebracht voor het inventariseren en begroten van de schade kan eveneens 75% worden toegerekend aan de schade wegens grove trillingen. Een en ander resulteert in een te vergoeden bedrag voor kosten tot vaststelling en begroting van de schade van
€ 2.745,- excl. btw, derhalve € 3.321,45 inclusief btw.
4.12.
[eiser] heeft ter zake dit deel van zijn vordering hoofdelijke veroordeling van de Staat en Westpoort gevorderd. De vordering daartoe is als op de wet gegrond toewijsbaar.
Geluidhinder en fijnstofontwikkeling
4.13.
[eiser] heeft in zeer algemene termen gesteld dat hij geluidshinder ondervindt van het verkeer dat gebruik maakt van de Westrandweg en dat dit verkeer er tevens de oorzaak van is dat de uitstoot van fijnstof is toegenomen. Een en ander tast, naar hij stelt, zijn woongenot aan. Dit klemt te meer daar de Staat ervoor heeft gekozen zijn woning niet voor geluidsisolatie in aanmerking te laten komen. Aldus [eiser] .
4.14.
Openstelling van de Westrandweg heeft plaatsgevonden op grond van een onherroepelijk geworden tracébesluit, zodat van de rechtmatigheid daarvan moet worden uitgegaan. [eiser] heeft ook niet gesteld dat de openstelling van de Westrandweg als zodanig onrechtmatig is. Hij heeft evenmin onderbouwd waarom de Staat aansprakelijk moet worden geacht voor een eventuele overschrijding van de maximumsnelheid door gebruikers van de Westrandweg of voor uitstoot van fijnstof van de motorrijtuigen van die weggebruikers. Tot slot wordt uit de stellingen van [eiser] niet duidelijk welke schade hij als gevolg van de gestelde onrechtmatige gedragingen precies heeft geleden en in hoeverre hij deze schade pas na de toekenning van de nadeelcompensatie heeft geleden. In het toen, tegen finale kwijting, uitgekeerde bedrag was immers al de waardedaling van zijn woning door hinder betrokken en was bovendien een bedrag voorzien in verband met gevelisolatie, dat [eiser] daarvoor dient aan te wenden. Deze vordering zal dus worden afgewezen. Dat de Staat er in 2003, in het kader van een project in verband met geluidsoverlast veroorzaakt door Schiphol, niet voor heeft gekozen om zijn woning te doen isoleren, omdat de Staat er toen van uitging dat de woning van [eiser] binnen afzienbare termijn zou worden onteigend, kan bij deze stand van zaken onbesproken blijven.
Buren
4.15.
Wat betreft de boom in de tuin van nummer [nummer] , heeft de Staat onweersproken gesteld dat deze daar al jaren staat en dat [eiser] tot het moment van dagvaarden nooit aan de Staat kenbaar heeft gemaakt hinder van deze boom te ondervinden. De Staat betwist dat sprake is van onrechtmatige hinder. Nu [eiser] in reactie daarop zijn stellingen niet nader heeft onderbouwd, moet zijn vordering als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen.
4.16.
Ter zake van de omgewaaide schutting heeft de Staat onweersproken gesteld dat hij geprobeerd heeft met [eiser] een regeling te treffen, inhoudende dat de schutting (die volgens de Staat op de erfgrens staat en daarom mandelig is) zou worden hersteld, waarbij de kosten gezamenlijk zouden worden gedragen. [eiser] heeft hiermee niet ingestemd omdat de schutting volgens hem niet mandelig is, maar louter eigendom van de Staat, als eigenaar van het buurperceel waarop de schutting staat.
4.17.
Gelet op het gemotiveerde verweer van de Staat had het op de weg van [eiser] gelegen om zijn stelling dat de schutting eigendom is van de Staat, nader te onderbouwen. Nu hij dit heeft nagelaten kan reeds hierom niet worden geconcludeerd dat de Staat als eigenaar van het belendende perceel onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld. Ook in zoverre strandt zijn vordering.
Waardevermindering woning
4.18.
Gelet op het voorgaande is voor het toekennen van een afzonderlijke vergoeding wegens waardevermindering van de woning geen grond. Voor de gevolgen van de komst van de Westrandweg voor de waarde van zijn woning heeft [eiser] al een schadevergoeding ontvangen, tegen finale kwijting. De Staat heeft onweersproken gesteld dat bij de vaststelling van dat bedrag tevens de gevelisolatie is betrokken. De overige schade die [eiser] heeft geleden als gevolg van heiwerkzaamheden in verband met de aanleg van de Westrandweg, zal op grond van dit vonnis moeten worden vergoed. Dat er na herstel sprake zal zijn van een (verdere) waardedaling van zijn woning, waarvoor de Staat dan wel Westpoort aansprakelijk is, valt dan ook niet in te zien.
(Meer) subsidiaire vorderingen
4.19.
Nu de primaire vorderingen goeddeels zullen worden afgewezen, zal de subsidiaire vordering worden behandeld. [eiser] heeft onvoldoende gesteld op grond waarvan de Staat nu gehouden is over te gaan tot aankoop van zijn woning, zodat de subsidiaire vordering reeds om die reden niet kan worden toegewezen. Het feit dat de Staat destijds de woning van de buren van [eiser] wel heeft gekocht verschaft [eiser] een dergelijke aanspraak niet. Vast staat dat ten tijde van die aankoop de woning van [eiser] en die van zijn buren nog binnen de tracégrens vielen en dat [eiser] destijds ook een aanbod is gedaan. Hij heeft het aanbod van de Staat toen niet aanvaard, omdat hij het te laag vond. Ook nadien heeft de Staat, coulancehalve, nogmaals aangeboden de woning te kopen. Ook toen vond [eiser] het bod te laag en heeft hij het van de hand gewezen. Dit handelen komt voor zijn risico.
4.20.
De meer subsidiaire vordering ziet op toekenning van een schadevergoeding. Dat er andere gronden zijn voor het toekennen van schadevergoeding dan bij de primaire vordering aan de orde zijn gekomen is niet gebleken, zodat de meer subsidiaire vordering zal worden afgewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.21.
Tegenover de betwisting door de Staat en door Westpoort heeft [eiser] niet onderbouwd dat en, zo ja, hoeveel werkzaamheden zijn verricht die bestaan uit andere verrichtingen dan die waarvoor de artikelen 237-240 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een vergoeding plegen in te sluiten, terwijl hij voorts in het kader van de vergoeding wegens nadeelcompensatie al een vergoeding heeft ontvangen. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal dus worden afgewezen.
Proceskosten
4.22.
Nu de vorderingen jegens de Staat en Westpoort slechts voor een gering deel zullen worden toegewezen, ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten te compenseren in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt de Staat en Westpoort hoofdelijk tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 7.321,45, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 30 december 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Alt-van Endt en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2017 [1]

Voetnoten

1.type: