ECLI:NL:RBDHA:2017:7162

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juni 2017
Publicatiedatum
30 juni 2017
Zaaknummer
C/09/16/548 F en C/09/16/549 F
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verzoek ex artikel 146 Faillissementswet door gefailleerden

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van gefailleerden, [gefailleerde 1] en [gefailleerde 2], die in een faillissementsprocedure een verzoek hebben ingediend op basis van artikel 146 van de Faillissementswet. De rechtbank had eerder op 10 mei 2017 een akkoord van de gefailleerden met hun concurrente schuldeisers afgewezen, omdat niet voldoende schuldeisers voor het akkoord hadden gestemd. De gefailleerden stelden dat de tegenstemmers onredelijk hadden gehandeld, omdat zij onder het akkoord een percentage van 5,63% van hun vordering zouden ontvangen, terwijl zij bij vereffening naar verwachting niets zouden ontvangen. De rechtbank oordeelde echter dat de enkele omstandigheid dat de concurrente schuldeisers onder het akkoord een percentage krijgen, onvoldoende was om van onredelijk stemgedrag te spreken. Bovendien was er sprake van ongelijke behandeling van schuldeisers, aangezien Aegon Hypotheken N.V. een andere behandeling kreeg dan de overige concurrente schuldeisers. De rechtbank concludeerde dat de waarnemend rechter-commissaris het verzoek van de gefailleerden terecht had afgewezen. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de beslissing van de rechter-commissaris werd bekrachtigd.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK DEN HAAG

Team Insolventies – enkelvoudige kamer
insolventienummers : C/09/16/548 F en C/09/16/549 F
datum : 22 juni 2017
beschikking van de enkelvoudige kamer op het hoger beroep van:
[gefailleerde 1],
geboren op [geboortedatum] 1966
woonadres: [postcode en woonplaats], [adres],
en
[gefailleerde 2],
geboren op [geboortedatum] 1963
woonadres: [postcode en woonplaats], [adres],
Ten aanzien van [gefailleerde 1] en [gefailleerde 2] is bij vonnis van deze rechtbank van 12 mei 2015 de schuldsaneringsregeling van toepassing verklaard. Deze schuldsaneringsregelingen zijn op verzoek van de bewindvoerder bij vonnis van deze rechtbank van 7 oktober 2016, bekrachtigd bij arrest van het Gerechtshof Den Haag d.d. 13 december 2016, beëindigd. [Gefailleerde 1] en [gefailleerde 2] verkeren per 16 oktober 2016 in staat van faillissement.
Mr. M.M.F. Holtrop is benoemd tot rechter-commissaris. A. Noordzij (Adam & Noordzij Bewindvoering) is aangesteld als curator.
Bij de mondelinge behandeling van 8 juni 2017 zijn verschenen:
- [ gefailleerde 1], gefailleerde,
- [ gefailleerde 2], gefailleerde,
- O. Eijkelboom, gemachtigde van gefailleerden,
- mr. dr. ing. A.J. Verdaas, advocaat van gefailleerden en
- A. Noordzij (Adam & Noordzij Bewindvoering), curator.
De rechter-commissaris heeft schriftelijk een standpunt ingenomen voorafgaande aan de mondelinge behandeling.
[Gefailleerde 1] en [gefailleerde 2] zullen hierna tezamen worden aangeduid als “gefailleerden”.
De feiten
Op 10 mei 2017 is een verificatievergadering gehouden waarbij door gefailleerden ter zitting een akkoord aan hun crediteuren is aangeboden, inhoudende dat de concurrente crediteuren een percentage van tenminste 2% van hun vordering ontvangen. De vordering van concurrente schuldeiser Aegon Hypotheken N.V. is in het kader van het akkoord gecedeerd aan [A]. In de cessieakte is overeengekomen dat Aegon Hypotheken N.V. een percentage van 5% is aangeboden alsmede een bedrag van € 40.000,00, te betalen nadat het akkoord is gehomologeerd.
De waarnemend rechter-commissaris heeft ter zitting d.d. 10 mei 2017 geconstateerd dat 37,22% van het totale aantal verschenen erkende concurrente crediteuren, met een gezamenlijk bedrag aan vorderingen van € 261.690,94 zijnde 37,22% van het totaalbedrag van de erkende concurrente schuldvorderingen, vóór het akkoord hebben gestemd. Dientengevolge verklaarde de waarnemend rechter-commissaris het akkoord als niet aangenomen.
Gefailleerden hebben ter zitting d.d. 10 mei 2017 een verzoek ex artikel 146 Fw gedaan. De rechter-commissaris heeft dat verzoek op 10 mei 2017 afgewezen. Door gefailleerden is daartegen beroep ingesteld bij verzoekschrift, op 12 mei 2017 ingekomen ter griffie van de rechtbank. Gefailleerden zijn ontvankelijk in hun beroep, gelet op de termijn van artikel 315, lid 1 Fw.
Standpunt van gefailleerden
Gefailleerden betogen dat is voldaan aan het vereiste dat de tegenstemmers in redelijkheid niet tot hun tegenstem hadden kunnen komen. Zij voeren daartoe aan dat uit de overgelegde berekeningen volgt dat de concurrente crediteuren onder het akkoord om en nabij 5,63% van hun vordering, doch naar vereffening na verwachting niets van hun vordering zullen ontvangen.
De beoordeling
De beoordeling of het stemgedrag van de tegenstemmers redelijk was, ziet op situaties waarin een kwantitatief grote schuldeiser een akkoord blokkeert door tegen te stemmen en zijn opstelling niet valt te verklaren, dan wel schuldeisers zich niet redelijk of rationeel opstellen. Van dergelijke omstandigheden is de rechtbank niet gebleken. De enkele omstandigheid dat concurrente schuldeisers onder het akkoord ruim 5,63% van hun vordering krijgen uitgekeerd en bij vereffening (waarschijnlijk) niets, is onvoldoende om van onredelijk stemgedrag te kunnen spreken. Bij vereffening behouden schuldeisers immers hun verhaalsrechten.
Daar komt bij dat één van de concurrente schuldeisers, te weten Aegon Hypotheken N.V., een andere behandeling krijgt dan de andere concurrente schuldeisers. Bij uitvoering van het akkoord is voor de concurrente schuldeisers naar verwachten een bedrag van ongeveer € 39.500,- beschikbaar. Aegon ontvangt na cessie van haar vordering aan de vader van [gefailleerde 1] een percentage van 5% alsmede een bedrag van maar liefst € 40.000,-. Dat is een ongelijke behandeling van schuldeisers, die maakt dat de andere concurrente schuldeisers – zo zij hiervan op de hoogte zouden zijn gebracht, hetgeen niet is gebeurd – in redelijkheid tegen het akkoord hadden mogen stemmen.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de waarnemend rechter-commissaris het verzoek ex artikel 146 Fw terecht heeft afgewezen.

BESLISSING IN HOGER BEROEP

De rechtbank:
- verklaart het hoger beroep van gefailleerden ongegrond en
- bekrachtigt de beslissing van rechter-commissaris van 10 mei 2017.
Gegeven door mr. F.A.M. Veraart, rechter, 22 juni 2017 in tegenwoordigheid van mr. F.M. Verburg, griffier.