Uitspraak
BESLISSINGop het beroep
.
Rechtbank Den Haag
Op 27 januari 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin betrokkene, vertegenwoordigd door mr. drs. J.M.C. Niederer, in beroep ging tegen een beslissing van de officier van justitie. Betrokkene werd verweten op 23 januari 2016 met een auto op de A4 de maximum snelheid met 27 km/h te hebben overschreden. Tijdens de zitting op 7 december 2016 voerde betrokkene aan dat hij geen afschrift van het procesdossier had ontvangen en dat hij ten onrechte niet was gehoord door de officier van justitie. Daarnaast stelde hij dat het proces-verbaal niet was ondertekend en dat de maximum snelheid op de A4 130 km/h was, zonder dat er bewijs was voor een verlaagde snelheid. De vertegenwoordiger van de officier van justitie vroeg om vernietiging van de beslissing wegens schending van de hoorplicht en om proceskostenvergoeding.
De kantonrechter, J.M. Ghrib, overwoog dat de primaire vraag in WAHV-zaken is of de verweten overtreding daadwerkelijk is begaan. Hij merkte op dat de gemachtigde van betrokkene geen inhoudelijke gronden had aangevoerd over de materiële vraag of de overtreding wel of niet was begaan. De enkele ontkenning van betrokkene volstond niet. De kantonrechter constateerde dat de rechtsbijstandverlener in deze procedure kennelijk geen ander doel had dan het ontregelen van een efficiënte afdoening van WAHV-zaken en het incasseren van proceskosten. Dit werd gezien als misbruik van het procesrecht.
Uiteindelijk verklaarde de kantonrechter het beroep niet-ontvankelijk, waarmee hij de beslissing van de officier van justitie handhaafde. Betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen 6 weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, onder bepaalde voorwaarden.