5.7Het standpunt van verweerder dat dit element ongeloofwaardig is vanwege tegenstrijdigheden in de verklaringen van eiser, volgt de rechtbank niet. Zo valt niet in te zien waarom de verklaring van eiser dat er een cd in beslag is genomen met daarop de preek van Fethullah Gülen, die overeenkomt met het verslag in het proces-verbaal, in strijd is met wat daarin meer is weergegevennamelijk dat er materialen, cd’s, dvd’s en diskettes zijn meegenomen op het werk van eiser, op zijn woonadres, werk of voertuig. Deze gegevensdragers kunnen immers ook andere informatie bevatten dan Gülen gerelateerde informatie. Ook valt niet in te zien waarom het ongeloofwaardig is dat er een Gülen-cd is achtergebleven in de kamer van de dochter van eiser ondanks de schoonmaakactie van eiser en zijn vrouw. Dat verweerder het onaannemelijk vindt dat de vrouw van eiser door de politie ongemoeid is gelaten, heeft eiser ter zitting voldoende onderbouwd. Volgens eiser is zijn vrouw geen aanhanger van Gülen maar lid van de socialistische partij. Zij heeft nog werk en wordt vooralsnog ongemoeid gelaten. De autoriteiten hebben haar en de kinderen wel een uitreisverbod opgelegd. Dat de vrouw van eiser bij de politie heeft gevraagd of het haar is toegestaan om te reizen om te voorkomen dat zij op het vliegveld wordt opgepakt, vindt de rechtbank niet bevreemdingwekkend. Tenslotte is het eiser niet aan te rekenen dat hij heeft verklaard dat zijn vrouw slechts één keer door de politie is bezocht, ondanks de toezegging van de politie dat dit één keer per maand zou gebeuren.
6. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig is. Het beroep is gegrond. Het besluit van 27 december 2016 wordt vernietigd. Verweerder dient opnieuw op de aanvraag te beslissen en daarbij deze uitspraak in acht te nemen. Omdat op het beroep is beslist, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
Toegangsweigering en vrijheidsontnemende maatregel
7. De rechtbank stelt vast dat met de vernietiging van het besluit van 27 december 2016 er geen grond meer was om eiser de toegang tot Nederland te weigeren. De toegangsweigering op grond van artikel 3, zesde lid, van de Vw is daarom onrechtmatig. Gevolg hiervan is dat ook de grondslag aan de vrijheidsontnemende maatregel is komen te ontvallen. De vrijheidsontnemende maatregel is daarom onrechtmatig met ingang van de datum van het besluit van 27 december 2016. De hiertegen gerichte beroepen zijn gegrond.
8.
De rechtbank zal aan eiser met toepassing van artikel 106 van de Vw een schadevergoeding toekennen. Voor het verblijf van eiser in het aanmeldcentrum Schiphol vanaf 27 december 2016 wordt een schadevergoeding van € 80,- per dag toegekend. Er zijn geen omstandigheden gebleken die tot matiging van de schadevergoeding zouden moeten leiden of tot verhoging daarvan. De rechtbank begroot de schadevergoeding van eiser daarom op een bedrag van € 1.440,- (van 27 december 2016 tot 13 januari 2017, zijnde achttien dagen verblijf in het aanmeldcentrum Schiphol).
9. De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht verweerder veroordelen in de kosten die eiser heeft gemaakt. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 1.980,- ,- (2 punten voor de beroepschriften vanwege samenhangende zaken, 1 punt voor het indienen van het verzoek en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, € 495,- per punt, wegingsfactor 1).