ECLI:NL:RBDHA:2017:7132

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 januari 2017
Publicatiedatum
29 juni 2017
Zaaknummer
AWB 16/30436, 16/30438,16/30435, 16/30433
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Turkse eiser met betrokkenheid bij de Gülenbeweging na staatsgreep

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 13 januari 2017 uitspraak gedaan in het kader van de asielaanvraag van een Turkse eiser die na de staatsgreep van 15 juli 2016 Turkije heeft verlaten. De eiser, die lid is van de Gülenbeweging, heeft aangevoerd dat hij problemen verwachtte met de Turkse autoriteiten vanwege zijn betrokkenheid bij deze beweging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser voldoende heeft onderbouwd dat hij niet in staat was om zijn relaas volledig met documenten te staven, omdat hij veel bewijsstukken had vernietigd. De rechtbank oordeelt dat de eiser al het mogelijke heeft gedaan om aannemelijk te maken dat hij lid en aanhanger is van de Gülenbeweging, en dat hem het voordeel van de twijfel moet worden gegund. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris opnieuw op de aanvraag moet beslissen. Tevens is de toegangsweigering en de vrijheidsontnemende maatregel onrechtmatig verklaard, en is de eiser een schadevergoeding van € 1.440,- toegekend voor zijn verblijf in het aanmeldcentrum Schiphol. De rechtbank heeft de staatssecretaris ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de eiser, die zijn begroot op € 1.980,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 16/30436 (beroep)
AWB 16/30438 (voorlopige voorziening)
AWB 16/30435 (toegangsweigering)
AWB 16/30433 (vrijheidsontnemende maatregel)
V-nummer: 283.585.6160
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzieningenrechter van 13 januari 2017 in de zaken tussen

[de man 1] ,

geboren op [geboortedatum] 1971, van Turkse nationaliteit, eiser/verzoeker, hierna te noemen: eiser
(gemachtigde mr. A.D. Kupelian),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde mr. R.R. de Groot).

Procesverloop

Op 12 december 2016 is eiser op grond van artikel 6 in samenhang met artikel 14 van de Verordening (EG) nr. 2016/399 van 9 maart 2016 (Schengengrenscode) op de luchthaven Schiphol de toegang tot Nederland geweigerd omdat hij niet beschikte over een geldig visum of een geldige verblijfsvergunning. Daarbij is de vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 6, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) toegepast.
Vervolgens heeft eiser op 13 december 2016 asiel aangevraagd. De toegangsweigering is opgeschort op grond van artikel 3, vierde lid, van de Vw en eiser is op grond van artikel 6, derde lid, van de Vw geplaatst in het aanmeldcentrum Schiphol.
Bij besluit van 27 december 2016 heeft verweerder de aanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31 van de Vw in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw. Op grond van artikel 3, zesde lid, van de Vw wordt eiser de toegang tot Nederland geweigerd. Verweerder heeft eiser daarbij meegedeeld dat hij Nederland onmiddellijk moet verlaten en hem een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaren.
Op 28 december 2016 heeft de rechtbank de beroepschriften van eiser ontvangen. Daarbij is verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt de uitzetting te verbieden totdat op de beroepen is beslist.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 januari 2017. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk in de Turkse taal, T. Cetinkaya. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank/voorzieningenrechter (hierna: rechtbank) heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij sinds 1998 lid is van de organisatie van Fethullah Gülen (hierna de Gülenbeweging). Eiser was medevennoot en medeoprichter van een [bedrijf] met de naam [naam bedrijf] . dat bekend stond als Gülen gelieerd. Na de staatsgreep van 15 juli 2016 heeft eiser Turkije verlaten omdat hij vanwege zijn betrokkenheid bij de Gülenbeweging problemen verwachtte met de Turkse autoriteiten. Na een verblijf van een aantal maanden in Kirgizië is eiser naar Nederland gekomen. Na zijn vertrek heeft de politie in Turkije een inval in zijn woning gedaan, waarbij een cd en de telefoon van zijn vrouw zijn meegenomen.
2. Verweerder heeft bij de beoordeling van de asielaanvraag van eiser de volgende elementen betrokken:
1. de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser;
2. eiser is lid en aanhanger van de Gülenbeweging;
3. eiser is werkzaam in een aan de Gülenbeweging gelieerd bedrijf;
4. de inval in de woning van eiser in Turkije.
3.1
Verweerder heeft de nationaliteit, identiteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht maar de overige elementen niet. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het geloofwaardige element niet voldoende is om aan eiser een asielvergunning te verlenen. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
3.2
Volgens eiser is verweerder in zijn beoordeling van de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas te rigide geweest. Zijn asielrelaas is consequent en bevat geen tegenstrijdigheden. Bij terugkeer naar Turkije vreest eiser dat hij door de Turkse autoriteiten wordt gearresteerd vanwege zijn betrokkenheid bij de Gülenbeweging.
4. Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw, wordt een asielaanvraag afgewezen als de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in samenhang met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen. In het zesde lid van dit artikel staat dat indien de vreemdeling zijn verklaringen of een deel van zijn verklaringen niet met documenten kan onderbouwen, deze verklaringen geloofwaardig worden geacht en de vreemdeling het voordeel van de twijfel wordt gegund, wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a. de vreemdeling heeft een oprechte inspanning geleverd om zijn aanvraag te staven;
b. alle relevante elementen waarover de vreemdeling beschikt, zijn overgelegd, en er is een bevredigende verklaring gegeven omtrent het ontbreken van andere relevante elementen;
c. de verklaringen van de vreemdeling zijn samenhangend en aannemelijk bevonden en zijn niet in strijd met beschikbare algemene en specifieke informatie die relevant is voor zijn aanvraag;
d. de vreemdeling heeft zijn aanvraag zo spoedig mogelijk ingediend, tenzij hij goede redenen kan aanvoeren waarom hij dit heeft nagelaten; en
e. vast is komen te staan dat de vreemdeling in grote lijnen als geloofwaardig kan worden beschouwd.
5.1
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser voldoende onderbouwd dat hij (een deel van) zijn relaas, niet met documenten kan onderbouwen omdat hij zoveel mogelijk documenten heeft vernietigd die wijzen op zijn lidmaatschap van Gülen. Gelet op de gestelde voorwaarden in artikel 31, zesde lid, van de Vw, heeft eiser al het mogelijke gedaan om aannemelijk te maken dat hij lid en aanhanger is van de Gülenbeweging en dat hem op dit punt het voordeel van de twijfel dient te worden gegund. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Ten aanzien van element 2: dat eiser lid en aanhanger is van de Gülenbeweging.
5.2
Eiser verklaart dat hij sinds [het jaar 1] actief is geweest voor Hizmet (waarmee de Gülenbeweging in Turkije mede wordt aangeduid). In het nader gehoor heeft eiser toegelicht dat de Hizmetbeweging is gestuurd op hulpverlening en ondersteuning van (armlastige) mensen zonder onderscheid te maken op taal, religie of afkomst. Eiser is ingegaan op de ontstaansgeschiedenis van de Hizmetbeweging en heeft verklaard dat de beweging zich vanaf 1991 ook in het buitenland actief begon op te stellen. In dat verband heeft eiser vanaf [het jaar 1] buitenlandse reizen gemaakt - onder meer - om kennis te maken met mensen die betrokken waren bij de projecten en hulpverlening van Hizmet aldaar. Daarnaast heeft eiser toegelicht dat binnen Hizmet beroepsgroepen hun eigen hulpverleningsprojecten organiseren en controleren. Eiser heeft zich als [bedrijf] bij zo’n groep aangesloten en in dat kader bepaalde projecten (zelf) gefinancierd. Verder heeft eiser toegelicht dat hij met een aantal mensen die wat meer deskundigheid in huis hadden, in aanvulling op de gewone bijeenkomsten, van gedachten wisselde over organisatorische zaken en dat deze mensen mütevelli (letterlijk: vertrouwenspersonen) werden genoemd. Over de wekelijkse bijeenkomsten heeft eiser, onder meer, verklaard dat hierbij van gedachten werd gewisseld over op welke wijze geld zou worden ingezameld voor hulpverleningsprojecten. Zoals blijkt uit het nader gehoor heeft eiser zowel op micro- als op macroniveau geconcretiseerd wat de rol van Hizmet is in de samenleving en wat hem persoonlijk in de Hizmetbeweging en in Fethullah Gülen heeft aangetrokken.
5.3
Gelet op het voorgaande heeft eiser, naar het oordeel van de rechtbank, samenhangend en aannemelijk verklaard over zijn betrokkenheid bij de Gülenbeweging en om welke redenen hij zich hierbij heeft aangesloten. Het standpunt van verweerder dat eiser een te simplistische weergave van de Gülenbeweging op micro- en op macroniveau heeft neergezet, deelt de rechtbank, gelet op de verklaringen van eiser hierover, niet. Evenmin is de rechtbank van oordeel dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over de aanvang van zijn betrokkenheid bij de Gülenbeweging. Volgens eiser was hij vanaf [het jaar 1] aanhanger van de Hizmetbeweging, heeft hij sinds [het jaar 1] reizen naar het buitenland gemaakt en heeft hij sinds [het jaar 2] (meer) actief stelling genomen door abonnementen af te sluiten op kranten die later werden verboden en door hierover twitterberichten te plaatsen. Dat verweerder stelt dat eiser wisselend heeft verklaard over zijn betrokkenheid bij de organisatie van het [Festival] volgt de rechtbank evenmin. Uit het nader gehoor blijkt dat eiser als [functie] (de rechtbank begrijpt: als [functie] ) dit festival heeft bezocht en dat hij daarbij tevens als vertrouwenspersoon van de [groep] , aanwezig was. Dit bijt elkaar niet. Ter zitting heeft eiser verder afdoende uiteengezet waarom hij de afkorting [Festival] niet wist te plaatsen. Tot twee jaar geleden werd het festival [naam festival] ” genoemd maar deze naam mocht vanwege het label ‘ [naam festival] ’ van de autoriteiten niet meer zo genoemd worden en daarom is de naam formeel gewijzigd in [Festival] . Eiser had zich de nieuwe naam [Festival] nog niet eigen gemaakt. Dit doet aan de geloofwaardigheid van het relaas van eiser niet af. In beroep heeft eiser verder nog foto’s overgelegd waarop te zien is dat hij namens de Turkse liefdadigheidsorganisatie ‘ [naam organisatie] ’ voedsel uitdeelt in [plaats] (Armenië). Zoals blijkt uit de door eiser overgelegde buitenlandse krantenartikelen zijn geldstromen naar [naam organisatie] door de Turkse autoriteiten stopgezet vanwege banden met de Gülenbeweging en zijn leden van deze organisatie gearresteerd vanwege deze banden.
Ten aanzien van element 3: dat eiser werkzaam was in een aan de Gülenbeweging gelieerd bedrijf
5.4
Eiser verklaart in het nader gehoor dat hij werkzaam was voor het bedrijf [naam bedrijf] . Dit is een [onderneming] . Eiser was bij de oprichting betrokken vanaf 2010, toen de eerste ideeën hierover ontstonden. De onderneming is in [jaar] opgericht en eiser is in [het jaar 2] voor het bedrijf gaan werken. Het bedrijf stond op naam van [de man 2] . Eiser en nog twee vennoten (alleen aandeelhouders) waren mede-eigenaar maar konden zich vanwege het ontbreken van een [titel] niet formeel als eigenaar inschrijven. Het bedrijf stond bekend als gelieerd aan Gülen omdat alle vennoten lid waren van de Gülenbeweging. De twee vennoten/aandeelhouders hebben na de gebeurtenissen in december 2013 in Turkije gekozen voor de kant van de regering. [de man 2] heeft zich later eveneens teruggetrokken als Gülenaanhanger. Na de staatsgreep van 15 juli 2016 heeft één van de medewerkers ontslag genomen vanwege de smet op het bedrijf en hebben klanten hun dossiers ingetrokken. Eiser is vervolgens door [de man 2] uit het bedrijf gezet vanwege zijn lidmaatschap van Gülen en omdat het bedrijf er anders van zou worden verdacht hulp en onderdak te geven aan een terroristische organisatie. Het bedrijf wordt ook nu nog onder leiding van [de man 2] voortgezet omdat hij aan de buitenwereld bekend heeft gemaakt dat niet hij maar eiser betrokken was bij de Hizmetbeweging.
5.5
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser ook ten aanzien van dit element geloofwaardige en samenhangende verklaringen afgelegd. Omdat verweerder uitgaat van de verkeerde veronderstellingen wordt eiser ten onrechte verweten dat hij tegenstrijdig heeft verklaard. Dat verweerder stelt dat eiser wisselend heeft verklaard over de oprichtingsdatum van het bedrijf wordt weerlegd door hetgeen hiervoor onder 5.4 is weergegeven. Dat de onderneming nu nog steeds in bedrijf is, omdat de eigenaar zich heeft gedistantieerd van Gülen, is evenmin in strijd met de verklaringen van eiser. Ook heeft eiser naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd dat het door eiser opgegeven adres van het bedrijf overeenkomt met het adres zoals dat op de website van het bedrijf is weergegeven. Het bedrijf is namelijk gevestigd in een groot gebouw, [naam gebouw] , met meerdere (adres)aanduidingen.
Ten aanzien van element 4: dat er een inval heeft plaatsgevonden in de woning van eiser in Turkije
5.6
Eiser verklaart dat de politie zich in september 2016 met een aanhoudingsbevel en een huiszoekingsbevel de toegang tot zijn woning heeft verschaft. Eiser verbleef toen in Kirgizië. Ondanks dat eiser en zijn vrouw na de staatsgreep alle cd’s waarop toespraken van Gülen stonden in de tuin hebben begraven en hun Gülenboeken uit huis hebben verwijderd, heeft de politie bij de inval in zijn huis een cd aangetroffen in de kamer van de dochter van eiser. Op deze cd staat, volgens een door eiser overgelegde kopie van een proces-verbaal van 24 september 2016 (hierna: het proces-verbaal), een preek van Fethullah Gülen. Deze cd is in beslag genomen samen met de telefoon van eisers vrouw. Zij is vervolgens meegenomen naar het politiebureau voor verhoor maar zij mocht daarna weer naar huis gaan. Vervolgens is tegen eiser een arrestatiebevel uitgevaardigd en heeft de politie zijn vrouw gezegd dat de woning één keer per maand zou worden gecontroleerd op zijn aanwezigheid.
5.7
Het standpunt van verweerder dat dit element ongeloofwaardig is vanwege tegenstrijdigheden in de verklaringen van eiser, volgt de rechtbank niet. Zo valt niet in te zien waarom de verklaring van eiser dat er een cd in beslag is genomen met daarop de preek van Fethullah Gülen, die overeenkomt met het verslag in het proces-verbaal [1] , in strijd is met wat daarin meer is weergegeven [2] namelijk dat er materialen, cd’s, dvd’s en diskettes zijn meegenomen op het werk van eiser, op zijn woonadres, werk of voertuig. Deze gegevensdragers kunnen immers ook andere informatie bevatten dan Gülen gerelateerde informatie. Ook valt niet in te zien waarom het ongeloofwaardig is dat er een Gülen-cd is achtergebleven in de kamer van de dochter van eiser ondanks de schoonmaakactie van eiser en zijn vrouw. Dat verweerder het onaannemelijk vindt dat de vrouw van eiser door de politie ongemoeid is gelaten, heeft eiser ter zitting voldoende onderbouwd. Volgens eiser is zijn vrouw geen aanhanger van Gülen maar lid van de socialistische partij. Zij heeft nog werk en wordt vooralsnog ongemoeid gelaten. De autoriteiten hebben haar en de kinderen wel een uitreisverbod opgelegd. Dat de vrouw van eiser bij de politie heeft gevraagd of het haar is toegestaan om te reizen om te voorkomen dat zij op het vliegveld wordt opgepakt, vindt de rechtbank niet bevreemdingwekkend. Tenslotte is het eiser niet aan te rekenen dat hij heeft verklaard dat zijn vrouw slechts één keer door de politie is bezocht, ondanks de toezegging van de politie dat dit één keer per maand zou gebeuren.
Conclusie
6. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig is. Het beroep is gegrond. Het besluit van 27 december 2016 wordt vernietigd. Verweerder dient opnieuw op de aanvraag te beslissen en daarbij deze uitspraak in acht te nemen. Omdat op het beroep is beslist, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
Toegangsweigering en vrijheidsontnemende maatregel
7. De rechtbank stelt vast dat met de vernietiging van het besluit van 27 december 2016 er geen grond meer was om eiser de toegang tot Nederland te weigeren. De toegangsweigering op grond van artikel 3, zesde lid, van de Vw is daarom onrechtmatig. Gevolg hiervan is dat ook de grondslag aan de vrijheidsontnemende maatregel is komen te ontvallen. De vrijheidsontnemende maatregel is daarom onrechtmatig met ingang van de datum van het besluit van 27 december 2016. De hiertegen gerichte beroepen zijn gegrond.
Schadevergoeding
8.
De rechtbank zal aan eiser met toepassing van artikel 106 van de Vw een schadevergoeding toekennen. Voor het verblijf van eiser in het aanmeldcentrum Schiphol vanaf 27 december 2016 wordt een schadevergoeding van € 80,- per dag toegekend. Er zijn geen omstandigheden gebleken die tot matiging van de schadevergoeding zouden moeten leiden of tot verhoging daarvan. De rechtbank begroot de schadevergoeding van eiser daarom op een bedrag van € 1.440,- (van 27 december 2016 tot 13 januari 2017, zijnde achttien dagen verblijf in het aanmeldcentrum Schiphol).
Proceskostenveroordeling
9. De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht verweerder veroordelen in de kosten die eiser heeft gemaakt. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 1.980,- ,- (2 punten voor de beroepschriften vanwege samenhangende zaken, 1 punt voor het indienen van het verzoek en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, € 495,- per punt, wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank,
in de zaken geregistreerd onder nummers AWB 16/30436, AWB 16/30435 en 16/30433:
- verklaart het beroep gericht tegen het besluit van 27 december 2016 gegrond;
- verklaart de beroepen gericht tegen de toegangsweigering en de vrijheidsontnemende maatregel gegrond;
- vernietigt het besluit van 27 december 2016;
- draagt verweerder op een nieuwe beslissing op de asielaanvraag te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot betaling van een schadevergoeding ter hoogte van € 1.440, - aan eiser.
De voorzieningenrechter,
in de zaak geregistreerd onder nummer AWB 16/30438;
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
In alle zaken:
- veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt verweerder op een bedrag van € 1.980,-,- te betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Loman, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. W. Niekel, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2017.
griffier
(voorzieningen)rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Coll: MvL

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen één week na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Tegen de afwijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Eerste gehoor, bladzijde 8
2.Nader gehoor, bladzijde 7