ECLI:NL:RBDHA:2017:7080

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 juni 2017
Publicatiedatum
28 juni 2017
Zaaknummer
09/837251-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan diefstal en opzetheling door verdachte in meerdere inbraakzaken

Op 28 juni 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan meerdere inbraken en opzetheling van gestolen goederen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in de periode van januari tot maart 2016, betrokken was bij verschillende inbraken in Krimpen aan de Lek en Ouderkerk aan den IJssel. De verdachte werd verweten dat zij samen met anderen, waaronder haar partner, inbraken had gepleegd in een school, een clubhuis en bij verschillende bedrijven. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de meeste primair ten laste gelegde feiten, maar heeft haar schuldig bevonden aan medeplichtigheid aan diefstal en opzetheling van diverse goederen, waaronder tablets, computers, sigaretten en andere waardevolle spullen. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de rol van de verdachte, die voornamelijk als chauffeur en op de uitkijk fungeerde tijdens de inbraken. De verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd en heeft geholpen bij het oplossen van de inbraken door informatie te verstrekken aan de politie. De rechtbank heeft een taakstraf van 200 uren opgelegd, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, en heeft de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/837251-16
Datum uitspraak: 28 juni 2017
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats] ,
[adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 15 september 2016 (pro forma), en 13 en 14 juni 2017 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C. Sam-Sin en van hetgeen door de bepaaldelijk gemachtigde raadsman van verdachte mr. D.J. Moll, advocaat te Rotterdam, is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 14 januari 2016 te Krimpen aan de Lek tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een school (gelegen aan [adres 2] ) heeft weggenomen 3 tablets (merk Acer), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [school 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder haar/hun bereik te hebben gebracht door (met een hard voorwerp) een ruit van die school in te slaan, althans te verbreken;
subsidiair
[medeverdachte 1] op of omstreeks 14 januari 2016 te Krimpen aan de Lek met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een school (gelegen aan [adres 2] ) heeft weggenomen 3 tablets (merk Acer), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [school 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] , zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn bereik te hebben gebracht door (met een hard voorwerp) een ruit van die school in te slaan, althans te verbreken,
bij/tot het plegen van welk misdrijf zij, verdachte, op of omstreeks 14 januari 2016 te Krimpen aan de Lek en/of elders in Nederland opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door die [medeverdachte 1] naar en van die school te vervoeren en/of op de uitkijk te staan;
(Zaak 1)
2.
zij in of omstreeks de periode van 5 februari 2016 tot en met 9 februari 2016 te Ouderkerk aan den IJssel tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een clubhuis (van de [bedrijf 1] gelegen aan [adres 3] ) heeft weggenomen een televisie (merk Samsung) en/of een geldkistje, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1] en/of [aangever 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
subsidiair
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] in of omstreeks de periode van 5 februari 2016 tot en met 9 februari 2016 te Ouderkerk aan den IJssel met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een clubhuis (van de [bedrijf 1] gelegen aan [adres 3] ) heeft weggenomen een televisie (merk Samsung) en/of een geldkistje, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1] en/of [aangever 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] ,
bij/tot het plegen van welk misdrijf zij, verdachte, in of omstreeks de periode van 5 februari 2016 tot en met 9 februari 2016 te Ouderkerk aan den IJssel en/of elders in Nederland opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] naar en van dat clubhuis te vervoeren en/of op de uitkijk te staan;
(Zaak 27)
3.
zij in of omstreeks de nacht van 12 op 13 februari 2016 te Lekkerkerk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit
A. een bedrijf (gelegen aan de [adres 4] ) en/of
B. een bedrijf (gelegen aan de [adres 5] )
heeft weggenomen
A. 1400,50 euro, althans een geldbedrag en/of een collectebus van KWF-kankerbestrijding en/of
B. vier, althans één of meer, computerbeeldscherm(en) en/of twee, althans een computer(s),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
A. [bedrijf 2] en/of
B. [bedrijf 3] en/of [aangever 2] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen
geldbedrag onder haar/hun bereik te hebben gebracht door
A. (met een hard voorwerp) tegen een toegangsdeur van de snackbar te slaan, althans deze deur (met een hard voorwerp of breekwerktuig) open te breken en/of
B. (met een hard voorwerp) een toegangsdeur van dat bedrijfspand open te breken
subsidiair
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] in of omstreeks de nacht van 12 op 13 februari 2016 te Lekkerkerk met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit
A. een bedrijf (gelegen aan de [adres 4] ) en/of
B. een bedrijf (gelegen aan de [adres 5] )
heeft weggenomen
A. 1400,50 euro, althans een geldbedrag en/of een collectebus van KWF-kankerbestrijding en/of
B. vier, althans één of meer, computerbeeldscherm(en) en/of twee, althans een computer(s),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
A. [bedrijf 2] en/of
B. [bedrijf 3] en/of [aangever 2] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] , zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen geldbedrag onder zijn/hun bereik te hebben gebracht A. (met een hard voorwerp) tegen een toegangsdeur van de snackbar te slaan, althans deze deur (met een hard voorwerp of breekwerktuig) open te breken en/of B. (met een hard voorwerp) een toegangsdeur van dat bedrijfspand open te breken,
bij/tot het plegen van welk misdrijf zij, verdachte, in of omstreeks de nacht van 12 op 13 februari 2016 te Lekkerkerk en/of elders in Nederland opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] naar en van die die bedrijven te vervoeren en/of op de uitkijk te staan;
(Zaak 3 en 2)
4.
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 11 januari 2016 tot en met 12 maart 2016 te Krimpen aan de Lek, in elk geval in Nederland,
- 17, althans één of meer, computerbeeldschermen en/of twee fotocamera's en/of twee computers en/of een tablet en/of software (zaak 32) en/of
- twee bijlen (zaak 31) en/of
- een portemonnee met inhoud en/of een hoofdtelefoon en/of een computer (met toebehoren) en/of een ipad (zaak 29) en/of
- een grote hoeveelheid sigaretten (zaak 4) en/of
- een handtas met inhoud (o.a. een portemonnee met pasjes) (zaak 15) en/of
- een portemonnee (met inhoud) en/of waardepapieren en/of een horloge (merk Seiko) (zaak 16) en/of
- een moedersleutel en/of
- twee notebooks en/of een fotocamera met toebehoren en/of een geldbedrag (van omstreeks 990 euro) (zaak 9) en/of
- een geldbedrag en/of een hoeveelheid frisdrank (zaak 13),
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl zij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde goederen wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
(Zaak 32, 31, 29, 4, 15, 16, 9 en 13)

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De verdachte wordt verweten dat zij gedurende drie weken in 2016 vier inbraken heeft gepleegd, al dan niet tezamen en in vereniging met anderen. Subsidiair wordt haar verweten dat zij behulpzaam is geweest bij die inbraken door de daders te vervoeren en op de uitkijk te staan. Deze inbraken hebben plaatsgevonden bij twee bedrijven, een school en een vereniging. Voorts wordt haar verweten dat zij goederen heeft geheeld. De verdachte heeft grotendeels een bekennende verklaring afgelegd.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot:
- vrijspraak van het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde en
- bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 subsidiair en 4 ten laste gelegde.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor de feiten 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4. Daartoe is aangevoerd dat de handelingen (het besturen van de auto en het in de auto wachten) die de verdachte heeft uitgevoerd geen wezenlijke bijdrage hebben geleverd aan de diefstallen, en dat er geen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. Van het medeplegen van de diefstallen is dan ook volgens de raadsman geen sprake. Ten aanzien van de onder 4 tenlastegelegde heling is aangevoerd dat de goederen niet door de verdachte zijn verworven, voorhanden gehad of zijn overgedragen. Voorts stelt de raadsman zich op het standpunt dat de verdachte met het in huis hebben van de goederen geen feitelijke zeggenschap heeft gehad over die goederen, omdat de medeverdachten haar daar verder buiten hielden.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de feiten 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 subsidiair en 4 (voor zover dit betreft schuldheling) gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
De personen genoemd door [verdachte]
spreekt in haar verklaringen meermalen over [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en die Marokkaan of die [medeverdachte 2] .
Uit het dossier volgt genoegzaam dat:
- “ [medeverdachte 1] ” de verdachte [medeverdachte 1] is, de persoon met wie zij een relatie heeft en samenwoont. [2]
- bij het tonen van een politiefoto van [medeverdachte 3] [verdachte] hem herkent als [medeverdachte 3] , zijnde de persoon met wie [medeverdachte 1] altijd op pad was. [3]
- dat bij het tonen van een politiefoto van [medeverdachte 4] [verdachte] hem herkent als [medeverdachte 4] of Pat, zijnde de broer van [medeverdachte 1] . [4]
- dat bij het tonen van een politiefoto van [medeverdachte 2] [verdachte] hem herkent als de [medeverdachte 2] waar ze het de hele tijd over gehad hebben, zijnde de Marokkaan met wie [medeverdachte 1] heeft ingebroken. [5]
3.4.1
Feit 1 (zaak 1)
Gelijk aan hetgeen de officier van justitie heeft gevorderd en de raadsman van [verdachte] heeft betoogd, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] het onder 1 primair – medeplegen inbraak – ten laste gelegde feit heeft begaan en zij spreekt haar daarvan vrij.
Nu [verdachte] hetgeen de rechtbank onder 1 subsidiair bewezen zal verklaren – medeplichtigheid bij inbraak – heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en zij noch haar raadsman hiervoor vrijspraak hebben bepleit, zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank bezigt de volgende bewijsmiddelen:
  • proces-verbaal van aangifte, met bijlagen, p. 28 t/m 40;
  • geschrift, [bedrijf 4] d.d. 14 januari 2016, p. 40;
  • proces-verbaal sporenonderzoek, p. 43 t/m 48;
  • rapport Resultaten DNA-onderzoek Nederlands Forensisch Instituut, p. 51 t/m 53;
  • proces-verbaal van verhoor [verdachte] , p. 383-384.
Conclusie
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat [verdachte] het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij. Op grond van voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat [verdachte] het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan.
3.4.2
Feit 2 (zaak 27)
Gelijk aan hetgeen de officier van justitie heeft gevorderd en de raadsman van [verdachte] heeft betoogd, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] het onder 2 primair – medeplegen inbraak – ten laste gelegde feit heeft begaan en zij spreekt haar daarvan vrij.
Nu [verdachte] hetgeen de rechtbank onder 2 subsidiair bewezen zal verklaren – medeplichtigheid bij inbraak – heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en zij noch haar raadsman hiervoor vrijspraak hebben bepleit, zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank bezigt de volgende bewijsmiddelen:
  • proces-verbaal van aangifte [aangever 1] , p. 323-324.
  • proces-verbaal van bevindingen, p. 325.
  • proces-verbaal van verhoor [verdachte] , p. 381, 399, 562, 568, 749-750 en 756.
  • proces-verbaal van bevindingen, p. 688-689.
Conclusie
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat [verdachte] het onder 2 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij. Op grond van voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen, dat [verdachte] het onder 2 subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan.
3.4.3
Feit 3 (zaken 2 en 3)
Gelijk aan hetgeen de officier van justitie heeft gevorderd en de raadsman van [verdachte] heeft betoogd, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] het onder 3 primair – medeplegen inbraken – ten laste gelegde feit heeft begaan en zij spreekt haar daarvan vrij.
Nu [verdachte] , hetgeen de rechtbank onder 3 subsidiair bewezen zal verklaren – medeplichtigheid bij inbraken – heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en zij noch haar raadsman hiervoor vrijspraak hebben bepleit, zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank bezigt de volgende bewijsmiddelen:
  • proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] , namens [bedrijf 3] en [aangever 2] , met bijlagen, p. 243 t/m 248;
  • proces-verbaal van aangifte van [aangever 4] , namens [bedrijf 2] , met bijlagen, p. 67 t/m 70;
  • proces-verbaal van bevindingen, p. 85-86;
  • proces-verbaal sporenonderzoek, p. 73-74;
  • proces-verbaal van bevindingen, p. 107-109;
  • proces-verbaal van verhoor [verdachte] , p. 382, 383, 384, 393, 400-401, 404, 430, 437 en 447;
  • proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, p. 81 t/m 84.
Conclusie
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat [verdachte] het onder 3 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij. Op grond van voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat [verdachte] het onder 3 subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan.
3.4.4
Feit 4 (heling)
Zaak 32
In de periode van 26 januari 2016, 20.00 uur tot en met 27 januari 2016, 06.30 uur is er ingebroken in het bedrijfspand gelegen aan de Brederodestraat 3 te Krimpen aan de Lek. In dit pand zijn de bedrijven [bedrijf 5] , [bedrijf 6] en [bedrijf 7] gevestigd. Uit het pand zijn 17 beeldschermen (merk Acer), 2 fotocamera’s, 2 computers (notebooks, merk Wyse X90m7), 1 tablet (merk Samsung) en software weggenomen. Het pand is betreden door verbreking van het zijraam van het pand. [6] Door wrikken in de sluitnaad met een breekvoorwerp werd het raam geforceerd. Aan de buitenzijde werden werktuigsporen van een breekijzer aangetroffen. [7]
[verdachte] heeft over deze inbraak verklaard dat deze is gepleegd door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . [8] Bij deze inbraak is een raam opengewrikt met een koevoet en is er veel weggehaald. [verdachte] noemt computers en 17 à 18 beeldschermen. De weggenomen goederen zijn door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de kelder van de woning van [verdachte] en [medeverdachte 1] gezet. De spullen hebben daar tot de ochtend gestaan. De buit is verkocht aan een neef van [medeverdachte 2] in Leiden. [9]
Conclusie
Anders dan de raadsman betoogt, is de rechtbank gelet op voorstaande bewijsmiddelen en overwegingen van oordeel dat [verdachte] zich ten aanzien van voornoemde goederen schuldig heeft gemaakt aan opzetheling. [verdachte] heeft immers feitelijke zeggenschap over haar eigen woning en kelder en met het voor enige tijd stallen van de gestolen goederen in die kelder, een feit waar zij van op de hoogte was, heeft [verdachte] ook feitelijke zeggenschap gehad over voornoemde goederen, ook al heeft zij de goederen daar niet zelf neergezet. Verder heeft [verdachte] , gelet op haar eigen verklaring, de wetenschap dat voornoemde goederen van diefstal afkomstig zijn.
Conclusie
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen en overwegingen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat [verdachte] het onder 4 ten laste gelegde feit, ten aanzien van zaak 32, heeft begaan.
Zaak 31
In de periode van 7 februari 2016 16.00 uur en 8 februari 2016 16.00 uur is er ingebroken in het clubgebouw van de [bedrijf 8] , gelegen aan [adres 6] te Krimpen aan de Lek. Uit het pand zijn een beamer (merk Benq), een computer (notebook merk Dell) en twee kleine hakbijlen (merk Fie Kars, de rechtbank begrijpt: Fiskar) weggenomen. Het pand is betreden door verbreking van de deur; het slot was geheel vernield.
[verdachte] heeft over deze inbraak verklaard dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de inbraak hebben gepleegd. Zij hebben bij de inbraak een beamer en nog wat dingen weggenomen. Ze zijn binnengekomen door de deur open te breken met een koevoet.
Op 18 februari 2016 hebben een man en een vrouw bij het politiebureau Doelwater te Rotterdam een vuilniszak afgegeven die zij in de Maas hebben gevonden. In de vuilniszak bevinden zich diverse spullen, waaronder portemonnees met pasjes, een bruine rugtas, een rode collectebus van de Nederlandse Kankerbestrijding en twee bijlen van het merk Fiskar. Uit onderzoeken in de politiesystemen blijkt dat diverse in de vuilniszak aangetroffen goederen zijn weggenomen bij verschillende woninginbraken.
[verdachte] heeft verklaard dat zij erbij was toen [medeverdachte 1] de spullen in het water heeft gedumpt vanaf de Brienenoord onderlangs bij een dijkje langs de zijkant, en dat er iets zwaars in zat, misschien een bewijsstuk of, en dat zij geen plons heeft gehoord.
Twee hakbijlen worden aan aangever van de inbraak bij [bedrijf 8] , [aangever 5] , geretourneerd.
Niet is komen vast te staan dat de twee bijlen op enig moment in de woning van [verdachte] zijn geweest, dan wel dat [verdachte] anderszins op enig moment feitelijke zeggenschap heeft gehad over de twee bijlen. Weliswaar is [verdachte] aanwezig geweest op het moment dat [medeverdachte 1] een vuilniszak met goederen in de Maas heeft gegooid en zijn in de vuilniszak twee bijlen aangetroffen, maar – zo dit al de bij de inbraak weggenomen bijlen zijn geweest – niet is komen vast te staan dat [verdachte] wist dat die bijlen in die vuilniszak zaten.
Conclusie
Op grond van het voorgaande zal de rechtbank [verdachte] partieel vrijspreken van het onder 4 ten laste gelegde feit, te weten ten aanzien van de twee bijlen van zaak 31.
Zaak 29
In de periode van 7 februari 2016, 23.59 uur tot en met 8 februari 2016, 05.45 uur is er ingebroken in de woning van [aangever 14] , gelegen in de voormalige school aan de Schoolstraat 26 in Krimpen aan de Lek. Het pand is betreden door een raam van de woonkamer, dat vanwege de inbraak drie weken eerder, met een hoekijzer was dichtgemaakt, te forceren. Bij de inbraak zijn een portemonnee met inhoud, een hoofdtelefoon, een computermuis, een computer (notebook, merk Asus), twee computertassen en een tablet (Apple iPad) weggenomen. [10]
[verdachte] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] deze inbraak in de voormalige [school 2] hebben gepleegd, dat zij onder meer een Apple iPad en een portemonnee hebben buitgemaakt, dat zij via het raam met een koevoet naar binnen zijn gegaan, dat zij de buit heeft gezien en dat de buit naar haar woning is meegenomen en een aantal uren in haar logeerkamer heeft gestaan. [11]
Anders dan de raadsman betoogt, is de rechtbank gelet op voorstaande bewijsmiddelen van oordeel dat [verdachte] zich ten aanzien van de portemonnee met inhoud en de iPad schuldig heeft gemaakt aan opzetheling. [verdachte] heeft immers feitelijke zeggenschap over haar eigen woning en logeerkamer en met het voor enige tijd stallen van de gestolen goederen aldaar, heeft [verdachte] ook feitelijke zeggenschap gehad over voornoemde goederen. Verder heeft [verdachte] , gelet op haar eigen verklaring, wetenschap dat voornoemde goederen van diefstal afkomstig zijn. Ten aanzien van de overige goederen die bij de inbraak in de voormalige [school 2] zijn buitgemaakt in de periode 7 en 8 februari 2016 (een hoofdtelefoon en een computer met toebehoren), is niet komen vast te staan dat deze goederen op enig moment in de woning van [verdachte] zijn geweest, dan wel dat [verdachte] anderszins op enig moment feitelijke zeggenschap heeft gehad over die goederen. Gelet hierop zal de rechtbank [verdachte] ten aanzien van de heling van laatstgenoemde goederen vrijspreken.
Conclusie
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen en overwegingen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat [verdachte] het onder 4 ten laste gelegde feit, ten aanzien van een portemonnee met inhoud en een iPad (zaak 29), heeft begaan.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde feit, ten aanzien van de hoofdtelefoon en de computer met toebehoren (zaak 29), zal de rechtbank [verdachte] partieel vrijspreken.
Zaak 4
Op 17 februari 2016 heeft [aangever 6] aangifte van inbraak gedaan namens de [bedrijf 9] gevestigd te Lekkerkerk. Om 00:25 uur dezelfde dag komt er een alarmmelding op zijn telefoon van de alarmcentrale. Bij de winkel blijkt dat de schuifdeuren zijn opengebroken. Uit de rekken van het schap met tabakswaren zijn diverse pakjes sigaretten en shag weggenomen en er is een breekijzer achtergelaten. [12]
[verdachte] heeft bij de politie verklaard dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] bij de [bedrijf 9] sigaretten hebben gejat. [medeverdachte 1] heeft dit aan haar verteld toen hij thuiskwam. Ook heeft hij haar verteld dat hij daar een koevoet is vergeten. [13] De sigaretten zijn volgens haar verkocht aan vrienden voor 40 of 30 euro per tien pakjes en de opbrengst is fifty-fifty verdeeld tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] . [verdachte] herkent [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] van de foto’s gemaakt van de camerabeelden bij de [bedrijf 9] . [14]
In de telefoon van [medeverdachte 1] zijn foto’s aangetroffen van een grote hoeveelheid sigaretten, gemaakt op 20 februari 2016. [15] Geconfronteerd met deze foto’s heeft [verdachte] verklaard dat dit foto’s van de buit zijn, die gemaakt zijn op de logeerkamer waar de spullen van [medeverdachte 1] staan en dat ze zelf twee pakjes Camel heeft gekregen. [16]
Conclusie
Anders dan de raadsman betoogt, is de rechtbank gelet op voorstaande bewijsmiddelen en overwegingen van oordeel dat [verdachte] zich ten aanzien van voornoemde goederen schuldig heeft gemaakt aan opzetheling. [verdachte] heeft immers feitelijke zeggenschap over haar eigen woning en logeerkamer en met het voor enige tijd stallen van de gestolen goederen in die logeerkamer, heeft [verdachte] ook feitelijke zeggenschap gehad over voornoemde goederen. Tevens heeft [verdachte] zelf twee pakjes Camel gekregen. Verder heeft [verdachte] , gelet op haar eigen verklaring, wetenschap dat voornoemde goederen van diefstal afkomstig zijn.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen en overwegingen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat [verdachte] het onder 4 ten laste gelegde feit, ten aanzien van een grote hoeveelheid sigaretten (zaak 4), heeft begaan.
Zaak 15, zaak 16 en de moedersleutel
Op 17 februari 2016 wordt in de nachtelijke uren in meerdere appartementen van het seniorencomplex [bedrijf/adres] te Krimpen aan de Lek ingebroken dan wel een poging daartoe gedaan terwijl de betreffende bewoners liggen te slapen. In totaal worden naar aanleiding hiervan op 17 februari 2016 twaalf aangiftes gedaan. Volgens de aangifte van [aangever 7] is weggenomen een handtas met daarin een portemonnee met inhoud ( [bedrijf/adres] ) en volgens de aangifte [aangever 8] een zilveren Seiko-horloge en een portemonnee met inhoud ( [bedrijf/adres] ). Bij de toegangsdeur noch bij de afzonderlijke appartementen is braakschade te vinden zodat bij [aangever 10] van [aangever 9] het vermoeden bestaat dat de daders de beschikking hadden over een loper waarmee al deze deuren kunnen worden geopend.
Op 18 februari 2016 wordt bij een politiebureau in Rotterdam een gevonden rugtas ingeleverd. De tas is aangetroffen in de Maas tussen de Van Brienenoordbrug en de wijk De Esch door iemand die zijn hond daar uitliet. In de rugtas worden diverse goederen aangetroffen waaronder portemonnees met diverse pasjes, een zilverkleurig Seiko-horloge en een sleutel voorzien van een blauw plastic label waarop in hoofdletters was geschreven: "HOOFDSLEUTEL". Tevens was er op de sleutel een ingeslagen nummer zichtbaar namelijk [nummer] . Deze sleutel met blauw label is qua vorm, benummering en tekst gelijk aan de sleutel voorzien van een wit label die de verbalisant door de [aangever 9] ter hand werd gesteld als zijnde de hoofdsleutel/-loper van de toegangsdeur en alle woningen gesitueerd aan [bedrijf/adres] .
[verdachte] heeft verklaard dat zij erbij was toen [medeverdachte 1] de spullen in het water heeft gedumpt vanaf de Brienenoord onderlangs bij een dijkje langs de zijkant, en dat er iets zwaars in zat, misschien een bewijsstuk of zo, en dat zij geen plons heeft gehoord.
Niet is komen vast te staan dat de handtas met inhoud (van naar de rechtbank begrijpt [aangever 7] ), dan wel de portemonnee met inhoud, waardepapieren, het horloge, merk Seiko (van naar de rechtbank begrijpt [aangever 8] ), of de moedersleutel (van naar de rechtbank begrijpt [aangever 9] ) op enig moment in de woning van [verdachte] zijn geweest, dan wel dat [verdachte] anderszins op enig moment feitelijke zeggenschap heeft gehad daarover. Weliswaar heeft [verdachte] volgens haar verklaring van [medeverdachte 1] gehoord dat er handtassen waren weggenomen bij de inbraak in de bejaardenwoningen en dat er portemonnees in zaten, is [verdachte] aanwezig geweest op het moment dat [medeverdachte 1] een vuilniszak met goederen in de Maas heeft gegooid en zijn er goederen in die vuilniszak aangetroffen die zijn buitgemaakt bij de inbraken bij de bejaardenwoningen, maar niet is komen vast te staan dat [verdachte] op dat moment wist welke goederen in die vuilniszak zaten.
Conclusie
Op grond van het voorgaande zal de rechtbank [verdachte] partieel vrijspreken van het onder 4 ten laste gelegde feit, te weten ten aanzien van zaak 15 (handtas met inhoud, o.a. portemonnee met pasjes), zaak 16 (de portemonnee met inhoud, waardepapieren, horloge merk Seiko) en ten aanzien van de moedersleutel.
Zaak 9
Op 23 februari 2016 heeft [aangever 11] , namens bloemisterij [bedrijf 10] en [aangever 12] , aangifte gedaan van een inbraak in de winkel gelegen aan de [adres 7] in Krimpen aan de Lek, gepleegd tussen 22 februari 2016 om 21.00 uur en 23 februari 2016 om 7.30 uur, waarbij twee notebooks (merken Toshiba en Bell), een envelop met 990 euro en een fotocamera (merk Nikon) met toebehoren zijn weggenomen. Zij zag dat de achterdeur, die uitkomt op de [adres 8] , was opengebroken.
[verdachte] heeft over deze inbraak verklaard: dat weet ik wel, daar hebben ze een laptop weggehaald als het goed is. Die heb ik in mijn huis gezien en de volgende dag is deze meteen weggegaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is de verklaring van [verdachte] over hetgeen is buitgenomen onvoldoende specifiek en is niet komen vast te staan dat de twee notebooks, de fotocamera met toebehoren dan wel het geldbedrag op enig moment in de woning van [verdachte] zijn geweest, dan wel dat [verdachte] anderszins op enig moment feitelijke zeggenschap heeft gehad over die goederen.
Conclusie
Op grond van het voorgaande zal de rechtbank [verdachte] partieel vrijspreken van het onder 4 ten laste gelegde feit, te weten ten aanzien de twee notebooks, de fotocamera met toebehoren en het geldbedrag van zaak 9.
Zaak 13
Op 3 maart 2016 heeft [aangever 4] aangifte gedaan van een inbraak in zijn snackbar [bedrijf 2] , gelegen aan de [adres 4] in Lekkerkerk, gepleegd tussen 2 maart 2016 om 20.00 uur en 3 maart 2016 om 8.00 uur, waarbij geld uit automaten en uit de kassa en veel frisdrank zijn meegenomen. Hij zag dat de voordeur met een hard voorwerp was opengebroken.
[verdachte] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] drie keer bij [bedrijf 2] zijn geweest. De derde keer hebben ze alleen kipnuggets en frisdrank meegenomen. [medeverdachte 1] was met [medeverdachte 3] in de Opel Tigra. Ze wilde de blikjes niet in huis hebben en deze zijn naar [medeverdachte 4] gebracht.
[medeverdachte 4] heeft verklaard dat hij weet van de inbraak in de snackbar (patat zaak), dat [medeverdachte 1] (onder meer) met blikjes kwam, dat de blikjes een paar dagen bij hem thuis hebben gelegen en dat hij wist dat de spullen van diefstal afkomstig waren.
Gelet op de verklaringen van [verdachte] wilde zij de blikjes frisdrank niet in haar woning en zijn de blikjes naar [medeverdachte 4] gegaan. De verklaring van [medeverdachte 4] bevestigt deze gang van zaken. Verder is niet komen vast te staan dat [verdachte] het geldbedrag dat bij deze inbraak bij de [bedrijf 2] is weggenomen op enige moment voorhanden heeft gehad.
Conclusie
Op grond van het voorgaande zal de rechtbank [verdachte] partieel vrijspreken van het onder 4 ten laste gelegde feit, te weten ten aanzien een geldbedrag en een hoeveelheid frisdrank van zaak 13.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
1 subsidiair.
[medeverdachte 1] op 14 januari 2016 te Krimpen aan de Lek met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een school (gelegen aan [adres 2] ) heeft weggenomen 3 tablets (merk Acer), toebehorende aan [school 1] , zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft door met een hard voorwerp een ruit van die school in te slaan,
bij het plegen van welk misdrijf zij, verdachte, op 14 januari 2016 te Krimpen aan de Lek opzettelijk behulpzaam is geweest door die [medeverdachte 1] naar en van die school te vervoeren en op de uitkijk te staan;
2 subsidiair.
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de periode van 5 februari 2016 tot en met 9 februari 2016 te Ouderkerk aan den IJssel met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een clubhuis (van de [bedrijf 1] gelegen aan [adres 3] ) heeft weggenomen een televisie (merk Samsung) en een geldkistje, toebehorende aan [bedrijf 1] en/of [aangever 1] ,
bij het plegen van welk misdrijf zij, verdachte, in de periode van 5 februari 2016 tot en met 9 februari 2016 te Ouderkerk aan den IJssel opzettelijk behulpzaam is geweest door die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar en van dat clubhuis te vervoeren en op de uitkijk te staan;
3 subsidiair.
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] in de nacht van 12 op 13 februari 2016 te Lekkerkerk met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit
A. een bedrijf (gelegen aan de [adres 4] ) en
B. een bedrijf (gelegen aan de [adres 5] )
heeft weggenomen
A. 1400,50 euro en een collectebus van KWF-kankerbestrijding en
B. vier computerbeeldschermen en twee computers,
toebehorende aan
A. [bedrijf 2] en
B. [bedrijf 3] ,
zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft
A. een toegangsdeur van de snackbar met een breekwerktuig open te breken en
B. met een hard voorwerp een toegangsdeur van dat bedrijfspand open te breken,
bij het plegen van welk misdrijf zij, verdachte, in de nacht van 12 op 13 februari 2016 te Lekkerkerk opzettelijk behulpzaam is geweest door die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] naar en van die die bedrijven te vervoeren en op de uitkijk te staan;
4.
zij op tijdstippen in de periode van
26januari 2016 tot en met 12 maart 2016 te Krimpen aan de Lek,
- 17 computerbeeldschermen en twee fotocamera's en twee computers en een tablet en software (zaak 32) en
- een portemonnee met inhoud en een ipad (zaak 29) en
- een grote hoeveelheid sigaretten (zaak 4) en
voorhanden heeft gehad, terwijl zij ten tijde van het voorhanden krijgen van voornoemde goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van feit 1 subsidiair:
medeplichtigheid aan diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
ten aanzien van feit 2 subsidiair:
medeplichtigheid aan diefstal door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van feit 3 subsidiair:
medeplichtigheid aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 4:
opzetheling, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ten aanzien van de onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 subsidiair en 4 tenlastegelegde feiten wordt veroordeeld tot:
- een taakstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis en
- een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met een proeftijd van 2 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit tot oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf. Daartoe is aangevoerd dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de ingezette hulpverlening rond de verdachte en haar pasgeboren kind zal doorkruisen. Voorts is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf volgens de raadsman niet opportuun omdat de verdachte geen justitiële documentatie heeft en een beperkte rol heeft gehad bij de strafbare feiten. Een taakstraf zoals is gevorderd, acht de raadsman evenmin opportuun, omdat een taakstraf voor de verdachte moeilijk uitvoerbaar is als alleenstaande moeder zonder familie en vrienden in de buurt om op terug te vallen voor opvang van haar kind.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan een bedrijfsinbraak, een inbraak bij een school en aan een diefstal bij een scoutingvereniging, alsmede aan opzetheling van diverse goederen. Met haar handelen heeft de verdachte feiten gepleegd door derden, waarbij op grove wijze het ongestoord eigendomsrecht, en de ongestoorde bedrijfsvoering werd aangetast, ondersteund. Uit het dossier volgt verder dat zij enig initiatief heeft getoond tot de inbraken door haar partner [medeverdachte 1] aanwijzingen te geven waar het best kon worden ingebroken. Voorts heeft zij de buit van meerdere inbraken in haar woning toegelaten en toegestaan dat deze daar werd bewaard tot een en ander kon worden doorverkocht. Dit rekent de rechtbank de verdachte aan. In het voordeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat de verdachte direct openheid van zaken heeft gegeven, uitgebreide verklaringen heeft afgelegd en daarmee een belangrijke rol heeft gespeeld bij het oplossen van veel inbraken gepleegd door haar toenmalige partner (van wie zij toen een kind verwachtte) en kennissen van hem.
De verdachte is – blijkens een haar betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 29 mei 2017 – niet eerder voor een strafbaar feit veroordeeld.
De raadsman heeft ter terechtzitting van 13 juni 2017 onder meer naar voren gebracht dat de verdachte last heeft van PTSS door de doodsbedreiging door een andere verdachte in dit onderzoek en onder behandeling is bij een psychotherapeut. De verdachte is reeds bevallen van een dochter, bevindt zich door hulp van het sociaal wijkteam met haar kind in een moeder/kind-huis en heeft de relatie met verdachte [medeverdachte 1] verbroken. Zij leert omgaan met het alleenstaand-ouderschap, zal naar verwachting over enkele maanden een eigen woning betrekken en wil – zodra het kan – haar studie weer oppakken.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke taakstraf en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van nader te noemen duur passend en geboden zijn. Anders dan de raadsman heeft betoogd moet het voor de verdachte mogelijk zijn een taakstraf uit te voeren gelet op de mogelijkheden die de reclassering heeft bij de tenuitvoerlegging van een dergelijke straf. Voorts is onvoldoende gebleken dat een dergelijke straf enige hulptraject voor de verdachte en haar kind buitenproportioneel zal frustreren. De rechtbank zal voorts een kortere voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie gevorderd, nu met na te noemen straf het recidivegevaar naar het oordeel van de rechtbank voldoende is beteugeld.

7.De vordering van benadeelde partij [bedrijf 2] (zaak 3)

[bedrijf 2] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 3.900,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de indiener van de vordering niet kan worden herleid tot [bedrijf 2] , maar heeft daar geen conclusie aan verbonden. Voorts heeft hij inhoudelijk aangevoerd dat de vordering ten aanzien van geldtester (die bij beslissing omtrent het beslag dient te worden teruggegeven) niet-ontvankelijk moet worden verklaard, en dat de verdachte slechts met 1 zaak in verband kan worden gebracht terwijl de vordering ziet op meerdere zaken en dat uit niets blijkt dat het gevorderde contante geldbedrag toentertijd aanwezig was. Voorts heeft de raadsman betoogd tot afwijzing van de vordering voor de posten “frisdrank” en “Cornetto ijs” wegens het ontbreken van een deugdelijke onderbouwing, voor de post ”schade aan deuren” omdat dit waarschijnlijk gedekt was door een verzekering en verder uit niets volgt dat de schade daadwerkelijk is gerepareerd, en voor de gevorderde immateriële schade omdat dit onvoldoende is onderbouwd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de posten “frisdrank” en “cornetto ijs”, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien verdachte is vrijgesproken ten aanzien van dit feit (zaak 13) onder 4.
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de post “geldtester”, de vordering van de benadeelde partij afwijzen. De gestelde schade omtrent de geldtester zal immers worden teniet gedaan door de teruggave van dat goed uit het beslag van een medeverdachte.
De rechtbank zal, voor zover de vordering ziet op het contante geld en de schade aan deuren/kozijnen, de vordering niet-ontvankelijk verklaren, aangezien voorshands sprake is van een te ver verwijderd verband tussen de gestelde schade en het bewezenverklaarde en de behandeling van de vordering mede als gevolg daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De rechtbank overweegt hierbij dat verdachte is veroordeeld ten aanzien van medeplichtigheid ten aanzien van zaak 3, dat haar rol ondergeschikt is geweest en niet is komen vast te staan dat zij heeft meegedeeld in de buit. Voorts geldt dat van de schade aan de deuren en kozijnen die is ontstaan, niet is gespecificeerd bij welke van de drie inbraken deze is ontstaan. Nu verdachte slechts medeplichtig kan worden geacht aan één van de drie inbraken is ook hierom onvoldoende duidelijk dat verdachte op enige wijze verantwoordelijk moet worden geacht voor de gestelde schade.
De benadeelde partij kan het deel van de vordering dat niet-ontvankelijk is verklaard slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee, dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met haar verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 48, 57, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2 primair en 3 primair tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 subsidiair en 4 tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 subsidiair:
medeplichtigheid aan diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
ten aanzien van feit 2 subsidiair:
medeplichtigheid aan diefstal door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van feit 3 subsidiair:
medeplichtigheid aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 4:
opzetheling, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 200 (tweehonderd) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
100 (honderd) DAGEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de haar opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag.
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden;
bepaalt dat die gevangenis straf niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
wijst de vorderingtot schadevergoeding van de benadeelde partij voor zover dit betreft
de post “geldtester” af;
bepaalt dat de
benadeelde partijvoor het overige deel
niet ontvankelijkis in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.P. Verbeek, voorzitter,
mr. D. Biever, rechter,
mr. W.G. de Boer, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. A.J. van Zelst, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 juni 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal in onderzoek “Recent” met het nummer PLDH7R016011, van de politie eenheid Den haag, District G team recherche (doorgenummerd blz. 1 t/m 1767).
2.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] , p. 376.
3.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] , p 430 en 437.
4.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] , p 428 en 433.
5.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] , p 562 & 568 en p 749 & 756. Proces-verbaal van bevindingen, p 688-689.
6.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 13] , namens [bedrijf 5] , [bedrijf 6] en [bedrijf 7] , met bijlage, p 365 t/m 372.
7.Proces-verbaal sporenonderzoek, p 373.
8.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] , p 445.
9.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] , p 445-446.
10.Proces-verbaal van aangifte [aangever 14] , met bijlagen, p 335 t/m 343.
11.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] , p 460.
12.Proces-verbaal van aangifte d.d. 17 februari 2016, p. 261-263
13.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 15 maart 2016 p. 384-385
14.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 16 maart 2016 p. 399-400
15.Proces-verbaal van bevindingen p. 291-292 en p. 1245
16.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 15 maart 2016 p. 382