3.4.4Feit 4 (heling)
Zaak 32
In de periode van 26 januari 2016, 20.00 uur tot en met 27 januari 2016, 06.30 uur is er ingebroken in het bedrijfspand gelegen aan de Brederodestraat 3 te Krimpen aan de Lek. In dit pand zijn de bedrijven [bedrijf 5] , [bedrijf 6] en [bedrijf 7] gevestigd. Uit het pand zijn 17 beeldschermen (merk Acer), 2 fotocamera’s, 2 computers (notebooks, merk Wyse X90m7), 1 tablet (merk Samsung) en software weggenomen. Het pand is betreden door verbreking van het zijraam van het pand.Door wrikken in de sluitnaad met een breekvoorwerp werd het raam geforceerd. Aan de buitenzijde werden werktuigsporen van een breekijzer aangetroffen.
[verdachte] heeft over deze inbraak verklaard dat deze is gepleegd door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .Bij deze inbraak is een raam opengewrikt met een koevoet en is er veel weggehaald. [verdachte] noemt computers en 17 à 18 beeldschermen. De weggenomen goederen zijn door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de kelder van de woning van [verdachte] en [medeverdachte 1] gezet. De spullen hebben daar tot de ochtend gestaan. De buit is verkocht aan een neef van [medeverdachte 2] in Leiden.
Conclusie
Anders dan de raadsman betoogt, is de rechtbank gelet op voorstaande bewijsmiddelen en overwegingen van oordeel dat [verdachte] zich ten aanzien van voornoemde goederen schuldig heeft gemaakt aan opzetheling. [verdachte] heeft immers feitelijke zeggenschap over haar eigen woning en kelder en met het voor enige tijd stallen van de gestolen goederen in die kelder, een feit waar zij van op de hoogte was, heeft [verdachte] ook feitelijke zeggenschap gehad over voornoemde goederen, ook al heeft zij de goederen daar niet zelf neergezet. Verder heeft [verdachte] , gelet op haar eigen verklaring, de wetenschap dat voornoemde goederen van diefstal afkomstig zijn.
Conclusie
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen en overwegingen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat [verdachte] het onder 4 ten laste gelegde feit, ten aanzien van zaak 32, heeft begaan.
Zaak 31
In de periode van 7 februari 2016 16.00 uur en 8 februari 2016 16.00 uur is er ingebroken in het clubgebouw van de [bedrijf 8] , gelegen aan [adres 6] te Krimpen aan de Lek. Uit het pand zijn een beamer (merk Benq), een computer (notebook merk Dell) en twee kleine hakbijlen (merk Fie Kars, de rechtbank begrijpt: Fiskar) weggenomen. Het pand is betreden door verbreking van de deur; het slot was geheel vernield.
[verdachte] heeft over deze inbraak verklaard dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de inbraak hebben gepleegd. Zij hebben bij de inbraak een beamer en nog wat dingen weggenomen. Ze zijn binnengekomen door de deur open te breken met een koevoet.
Op 18 februari 2016 hebben een man en een vrouw bij het politiebureau Doelwater te Rotterdam een vuilniszak afgegeven die zij in de Maas hebben gevonden. In de vuilniszak bevinden zich diverse spullen, waaronder portemonnees met pasjes, een bruine rugtas, een rode collectebus van de Nederlandse Kankerbestrijding en twee bijlen van het merk Fiskar. Uit onderzoeken in de politiesystemen blijkt dat diverse in de vuilniszak aangetroffen goederen zijn weggenomen bij verschillende woninginbraken.
[verdachte] heeft verklaard dat zij erbij was toen [medeverdachte 1] de spullen in het water heeft gedumpt vanaf de Brienenoord onderlangs bij een dijkje langs de zijkant, en dat er iets zwaars in zat, misschien een bewijsstuk of, en dat zij geen plons heeft gehoord.
Twee hakbijlen worden aan aangever van de inbraak bij [bedrijf 8] , [aangever 5] , geretourneerd.
Niet is komen vast te staan dat de twee bijlen op enig moment in de woning van [verdachte] zijn geweest, dan wel dat [verdachte] anderszins op enig moment feitelijke zeggenschap heeft gehad over de twee bijlen. Weliswaar is [verdachte] aanwezig geweest op het moment dat [medeverdachte 1] een vuilniszak met goederen in de Maas heeft gegooid en zijn in de vuilniszak twee bijlen aangetroffen, maar – zo dit al de bij de inbraak weggenomen bijlen zijn geweest – niet is komen vast te staan dat [verdachte] wist dat die bijlen in die vuilniszak zaten.
Conclusie
Op grond van het voorgaande zal de rechtbank [verdachte] partieel vrijspreken van het onder 4 ten laste gelegde feit, te weten ten aanzien van de twee bijlen van zaak 31.
Zaak 29
In de periode van 7 februari 2016, 23.59 uur tot en met 8 februari 2016, 05.45 uur is er ingebroken in de woning van [aangever 14] , gelegen in de voormalige school aan de Schoolstraat 26 in Krimpen aan de Lek. Het pand is betreden door een raam van de woonkamer, dat vanwege de inbraak drie weken eerder, met een hoekijzer was dichtgemaakt, te forceren. Bij de inbraak zijn een portemonnee met inhoud, een hoofdtelefoon, een computermuis, een computer (notebook, merk Asus), twee computertassen en een tablet (Apple iPad) weggenomen.
[verdachte] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] deze inbraak in de voormalige [school 2] hebben gepleegd, dat zij onder meer een Apple iPad en een portemonnee hebben buitgemaakt, dat zij via het raam met een koevoet naar binnen zijn gegaan, dat zij de buit heeft gezien en dat de buit naar haar woning is meegenomen en een aantal uren in haar logeerkamer heeft gestaan.
Anders dan de raadsman betoogt, is de rechtbank gelet op voorstaande bewijsmiddelen van oordeel dat [verdachte] zich ten aanzien van de portemonnee met inhoud en de iPad schuldig heeft gemaakt aan opzetheling. [verdachte] heeft immers feitelijke zeggenschap over haar eigen woning en logeerkamer en met het voor enige tijd stallen van de gestolen goederen aldaar, heeft [verdachte] ook feitelijke zeggenschap gehad over voornoemde goederen. Verder heeft [verdachte] , gelet op haar eigen verklaring, wetenschap dat voornoemde goederen van diefstal afkomstig zijn. Ten aanzien van de overige goederen die bij de inbraak in de voormalige [school 2] zijn buitgemaakt in de periode 7 en 8 februari 2016 (een hoofdtelefoon en een computer met toebehoren), is niet komen vast te staan dat deze goederen op enig moment in de woning van [verdachte] zijn geweest, dan wel dat [verdachte] anderszins op enig moment feitelijke zeggenschap heeft gehad over die goederen. Gelet hierop zal de rechtbank [verdachte] ten aanzien van de heling van laatstgenoemde goederen vrijspreken.
Conclusie
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen en overwegingen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat [verdachte] het onder 4 ten laste gelegde feit, ten aanzien van een portemonnee met inhoud en een iPad (zaak 29), heeft begaan.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde feit, ten aanzien van de hoofdtelefoon en de computer met toebehoren (zaak 29), zal de rechtbank [verdachte] partieel vrijspreken.
Zaak 4
Op 17 februari 2016 heeft [aangever 6] aangifte van inbraak gedaan namens de [bedrijf 9] gevestigd te Lekkerkerk. Om 00:25 uur dezelfde dag komt er een alarmmelding op zijn telefoon van de alarmcentrale. Bij de winkel blijkt dat de schuifdeuren zijn opengebroken. Uit de rekken van het schap met tabakswaren zijn diverse pakjes sigaretten en shag weggenomen en er is een breekijzer achtergelaten.
[verdachte] heeft bij de politie verklaard dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] bij de [bedrijf 9] sigaretten hebben gejat. [medeverdachte 1] heeft dit aan haar verteld toen hij thuiskwam. Ook heeft hij haar verteld dat hij daar een koevoet is vergeten.De sigaretten zijn volgens haar verkocht aan vrienden voor 40 of 30 euro per tien pakjes en de opbrengst is fifty-fifty verdeeld tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] . [verdachte] herkent [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] van de foto’s gemaakt van de camerabeelden bij de [bedrijf 9] .
In de telefoon van [medeverdachte 1] zijn foto’s aangetroffen van een grote hoeveelheid sigaretten, gemaakt op 20 februari 2016.Geconfronteerd met deze foto’s heeft [verdachte] verklaard dat dit foto’s van de buit zijn, die gemaakt zijn op de logeerkamer waar de spullen van [medeverdachte 1] staan en dat ze zelf twee pakjes Camel heeft gekregen.
Conclusie
Anders dan de raadsman betoogt, is de rechtbank gelet op voorstaande bewijsmiddelen en overwegingen van oordeel dat [verdachte] zich ten aanzien van voornoemde goederen schuldig heeft gemaakt aan opzetheling. [verdachte] heeft immers feitelijke zeggenschap over haar eigen woning en logeerkamer en met het voor enige tijd stallen van de gestolen goederen in die logeerkamer, heeft [verdachte] ook feitelijke zeggenschap gehad over voornoemde goederen. Tevens heeft [verdachte] zelf twee pakjes Camel gekregen. Verder heeft [verdachte] , gelet op haar eigen verklaring, wetenschap dat voornoemde goederen van diefstal afkomstig zijn.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen en overwegingen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat [verdachte] het onder 4 ten laste gelegde feit, ten aanzien van een grote hoeveelheid sigaretten (zaak 4), heeft begaan.
Zaak 15, zaak 16 en de moedersleutel
Op 17 februari 2016 wordt in de nachtelijke uren in meerdere appartementen van het seniorencomplex [bedrijf/adres] te Krimpen aan de Lek ingebroken dan wel een poging daartoe gedaan terwijl de betreffende bewoners liggen te slapen. In totaal worden naar aanleiding hiervan op 17 februari 2016 twaalf aangiftes gedaan. Volgens de aangifte van [aangever 7] is weggenomen een handtas met daarin een portemonnee met inhoud ( [bedrijf/adres] ) en volgens de aangifte [aangever 8] een zilveren Seiko-horloge en een portemonnee met inhoud ( [bedrijf/adres] ). Bij de toegangsdeur noch bij de afzonderlijke appartementen is braakschade te vinden zodat bij [aangever 10] van [aangever 9] het vermoeden bestaat dat de daders de beschikking hadden over een loper waarmee al deze deuren kunnen worden geopend.
Op 18 februari 2016 wordt bij een politiebureau in Rotterdam een gevonden rugtas ingeleverd. De tas is aangetroffen in de Maas tussen de Van Brienenoordbrug en de wijk De Esch door iemand die zijn hond daar uitliet. In de rugtas worden diverse goederen aangetroffen waaronder portemonnees met diverse pasjes, een zilverkleurig Seiko-horloge en een sleutel voorzien van een blauw plastic label waarop in hoofdletters was geschreven: "HOOFDSLEUTEL". Tevens was er op de sleutel een ingeslagen nummer zichtbaar namelijk [nummer] . Deze sleutel met blauw label is qua vorm, benummering en tekst gelijk aan de sleutel voorzien van een wit label die de verbalisant door de [aangever 9] ter hand werd gesteld als zijnde de hoofdsleutel/-loper van de toegangsdeur en alle woningen gesitueerd aan [bedrijf/adres] .
[verdachte] heeft verklaard dat zij erbij was toen [medeverdachte 1] de spullen in het water heeft gedumpt vanaf de Brienenoord onderlangs bij een dijkje langs de zijkant, en dat er iets zwaars in zat, misschien een bewijsstuk of zo, en dat zij geen plons heeft gehoord.
Niet is komen vast te staan dat de handtas met inhoud (van naar de rechtbank begrijpt [aangever 7] ), dan wel de portemonnee met inhoud, waardepapieren, het horloge, merk Seiko (van naar de rechtbank begrijpt [aangever 8] ), of de moedersleutel (van naar de rechtbank begrijpt [aangever 9] ) op enig moment in de woning van [verdachte] zijn geweest, dan wel dat [verdachte] anderszins op enig moment feitelijke zeggenschap heeft gehad daarover. Weliswaar heeft [verdachte] volgens haar verklaring van [medeverdachte 1] gehoord dat er handtassen waren weggenomen bij de inbraak in de bejaardenwoningen en dat er portemonnees in zaten, is [verdachte] aanwezig geweest op het moment dat [medeverdachte 1] een vuilniszak met goederen in de Maas heeft gegooid en zijn er goederen in die vuilniszak aangetroffen die zijn buitgemaakt bij de inbraken bij de bejaardenwoningen, maar niet is komen vast te staan dat [verdachte] op dat moment wist welke goederen in die vuilniszak zaten.
Conclusie
Op grond van het voorgaande zal de rechtbank [verdachte] partieel vrijspreken van het onder 4 ten laste gelegde feit, te weten ten aanzien van zaak 15 (handtas met inhoud, o.a. portemonnee met pasjes), zaak 16 (de portemonnee met inhoud, waardepapieren, horloge merk Seiko) en ten aanzien van de moedersleutel.
Zaak 9
Op 23 februari 2016 heeft [aangever 11] , namens bloemisterij [bedrijf 10] en [aangever 12] , aangifte gedaan van een inbraak in de winkel gelegen aan de [adres 7] in Krimpen aan de Lek, gepleegd tussen 22 februari 2016 om 21.00 uur en 23 februari 2016 om 7.30 uur, waarbij twee notebooks (merken Toshiba en Bell), een envelop met 990 euro en een fotocamera (merk Nikon) met toebehoren zijn weggenomen. Zij zag dat de achterdeur, die uitkomt op de [adres 8] , was opengebroken.
[verdachte] heeft over deze inbraak verklaard: dat weet ik wel, daar hebben ze een laptop weggehaald als het goed is. Die heb ik in mijn huis gezien en de volgende dag is deze meteen weggegaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is de verklaring van [verdachte] over hetgeen is buitgenomen onvoldoende specifiek en is niet komen vast te staan dat de twee notebooks, de fotocamera met toebehoren dan wel het geldbedrag op enig moment in de woning van [verdachte] zijn geweest, dan wel dat [verdachte] anderszins op enig moment feitelijke zeggenschap heeft gehad over die goederen.
Conclusie
Op grond van het voorgaande zal de rechtbank [verdachte] partieel vrijspreken van het onder 4 ten laste gelegde feit, te weten ten aanzien de twee notebooks, de fotocamera met toebehoren en het geldbedrag van zaak 9.
Zaak 13
Op 3 maart 2016 heeft [aangever 4] aangifte gedaan van een inbraak in zijn snackbar [bedrijf 2] , gelegen aan de [adres 4] in Lekkerkerk, gepleegd tussen 2 maart 2016 om 20.00 uur en 3 maart 2016 om 8.00 uur, waarbij geld uit automaten en uit de kassa en veel frisdrank zijn meegenomen. Hij zag dat de voordeur met een hard voorwerp was opengebroken.
[verdachte] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] drie keer bij [bedrijf 2] zijn geweest. De derde keer hebben ze alleen kipnuggets en frisdrank meegenomen. [medeverdachte 1] was met [medeverdachte 3] in de Opel Tigra. Ze wilde de blikjes niet in huis hebben en deze zijn naar [medeverdachte 4] gebracht.
[medeverdachte 4] heeft verklaard dat hij weet van de inbraak in de snackbar (patat zaak), dat [medeverdachte 1] (onder meer) met blikjes kwam, dat de blikjes een paar dagen bij hem thuis hebben gelegen en dat hij wist dat de spullen van diefstal afkomstig waren.
Gelet op de verklaringen van [verdachte] wilde zij de blikjes frisdrank niet in haar woning en zijn de blikjes naar [medeverdachte 4] gegaan. De verklaring van [medeverdachte 4] bevestigt deze gang van zaken. Verder is niet komen vast te staan dat [verdachte] het geldbedrag dat bij deze inbraak bij de [bedrijf 2] is weggenomen op enige moment voorhanden heeft gehad.
Conclusie
Op grond van het voorgaande zal de rechtbank [verdachte] partieel vrijspreken van het onder 4 ten laste gelegde feit, te weten ten aanzien een geldbedrag en een hoeveelheid frisdrank van zaak 13.