ECLI:NL:RBDHA:2017:7077

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 juni 2017
Publicatiedatum
28 juni 2017
Zaaknummer
09/857232-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzetheling van gestolen goederen, waaronder sigaretten, een televisie en frisdrank, door verdachte in Rotterdam

Op 28 juni 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1986, die zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland was. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan opzetheling van een grote hoeveelheid sigaretten, een televisie van het merk Philips en een hoeveelheid frisdrank. De tenlastelegging betrof het verwerven, voorhanden hebben en overdragen van deze goederen, die afkomstig waren van misdrijf, in de periode van 11 januari 2016 tot en met 12 maart 2016 te Rotterdam.

Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 15 september 2016 (pro forma) en op 13 en 14 juni 2017 (inhoudelijk). De officier van justitie, mr. C. Sam-Sin, vorderde bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van de inbraken in Lekkerkerk en Krimpen aan de Lek betrokken was bij de verwerving van de gestolen goederen. De verdachte heeft deels bekennende verklaringen afgelegd en was in het bezit van foto's van de gestolen sigaretten.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan opzetheling, omdat hij wist dat de goederen van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 70 uren, subsidiair 35 dagen vervangende hechtenis. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor een vermogensdelict. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. G.P. Verbeek als voorzitter.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/857232-16
Datum uitspraak: 28 juni 2017
Tegenspraak, na aanhouding niet verschenen
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
[geboortedatum] 1986 [geboorteplaats] ,
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 15 september 2016 (pro forma), en 13 en 14 juni 2017 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C. Sam-Sin en van hetgeen door de bepaaldelijk gemachtigde raadsman van verdachte mr. L.C. Blok, advocaat te Den Haag, is aangevoerd op de zitting van 15 september 2016.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 11 januari 2016 tot en met 12 maart 2016 te Rotterdam, in elk geval in Nederland,
- een grote hoeveelheid sigaretten (zaak 4) en/of
- een televisie (merk Philips) (zaak 17) en/of
- een geldbedrag en/of een hoeveelheid frisdrank (zaak 13),
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde goederen wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
(Zaak 4, 17 en 13)

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De verdachte wordt verweten dat hij gedurende een maand in 2016 goederen (sigaretten, een televisie en frisdrank) heeft geheeld. Hij heeft een deels bekennende verklaring afgelegd.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van al de ten laste gelegde feiten.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
De personen genoemd door [medeverdachte 1]
spreekt in haar verklaringen meermalen over [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [verdachte] .
Uit het dossier volgt genoegzaam dat:
- “ [medeverdachte 2] ” de verdachte [medeverdachte 2] is, de persoon met wie zij een relatie heeft en samenwoont. [2]
- bij het tonen van een politiefoto van [medeverdachte 3] [medeverdachte 1] hem herkent als [medeverdachte 3] , zijnde de persoon met wie [medeverdachte 2] altijd op pad was. [3]
- dat bij het tonen van een politiefoto van [verdachte] [medeverdachte 1] hem herkent als [verdachte] of [verdachte] , zijnde de broer van [medeverdachte 2] . [4]
Zaak 4
Op 17 februari 2016 heeft D.A. de Haaij aangifte van inbraak gedaan namens de COOP gevestigd te Lekkerkerk. Om 00:25 uur dezelfde dag komt er een alarmmelding op zijn telefoon van de alarmcentrale. Bij de winkel blijkt dat de schuifdeuren zijn opengebroken. Uit de rekken van het schap met tabakswaren zijn diverse pakjes sigaretten en shag weggenomen en er is een breekijzer achtergelaten. [5]
[verdachte] heeft bij de politie verklaard dat [medeverdachte 2] samen met [medeverdachte 3] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] ) de deur bij de COOP met een krik heeft opengebroken en dat toen het alarm afging. [6]
In de telefoon van [verdachte] zijn foto’s aangetroffen van een grote hoeveelheid sigaretten. Geconfronteerd met deze foto’s heeft Van [verdachte] verklaard dat hij die foto’s had gemaakt, dat dit “20 procent van de buit” was en dat “hij” (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2] gelet op het feit dat het gesprek over “ [medeverdachte 2] ” ging) al een ander deel had verkocht. [verdachte] had de spullen in huis genomen. [7]
Zaak 17
Op 17 februari 2016 wordt in de nachtelijke uren in meerdere appartementen van het seniorencomplex De [adres 3] te Krimpen aan de Lek ingebroken dan wel een poging daartoe gedaan terwijl de betreffende bewoners liggen te slapen. Volgens deze aangiftes is daarbij onder meer een Philips televisie (De Dertienhuizen 23) weggenomen. [8]
[verdachte] heeft verklaard dat [medeverdachte 2] een televisie bij hem heeft gebracht. [verdachte] wilde deze eerst zelf houden, maar dit mocht niet van [medeverdachte 2] en [verdachte] moest hem verkopen. [verdachte] heeft de televisie verkocht onder de naam “Jade” op Marktplaats. [9] De politie is op grond van onderzoek van de telefoongegevens van [verdachte] en gegevens die zijn opgevraagd bij Marktplaats, tot de conclusie gekomen dat de televisie verkocht is aan ene [naam 4] . De politie heeft bij hem een televisie aangetroffen van hetzelfde merk en type en met hetzelfde serienummer als is weggenomen bij [aangeefster] [adres 3] ). [10]
Zaak 13
Op 3 maart 2016 heeft [naam 5] aangifte gedaan van een inbraak in zijn [bedrijf] , gelegen aan de [adres 2] in Lekkerkerk, gepleegd tussen 2 maart 2016 om 20.00 uur en 3 maart 2016 om 8.00 uur, waarbij geld uit automaten en uit de kassa en veel frisdrank zijn meegenomen. Hij zag dat de voordeur met een hard voorwerp was opengebroken. [11]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] drie keer bij [bedrijf] zijn geweest. De derde keer hebben ze alleen kipnuggets en frisdrank meegenomen. [medeverdachte 2] was met [medeverdachte 3] in de Opel Tigra. Ze wilde de blikjes niet in huis hebben en deze zijn naar [verdachte] gebracht. [12]
[verdachte] heeft verklaard dat hij weet van de inbraak in de snackbar (patat zaak), dat [medeverdachte 2] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2] ) (onder meer) met blikjes kwam, dat de blikjes een paar dagen bij hem thuis hebben gelegen en dat hij wist dat de spullen van diefstal afkomstig waren. [13]
Conclusie
Gelet op voorstaande bewijsmiddelen en overwegingen is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] zich ten aanzien van een grote hoeveelheid sigaretten (zaak 4), een televisie merk Philips (zaak 17) en een hoeveelheid frisdrank (zaak 13) schuldig heeft gemaakt aan opzetheling. [verdachte] heeft immers feitelijke zeggenschap over genoemde goederen gehad door ze van [medeverdachte 2] aan te nemen, in zijn huis te zetten, te gebruiken/consumeren (sigaretten) dan wel over te dragen (sigaretten, televisie en frisdrank). Verder heeft [verdachte] , gelet op zijn eigen verklaring, de wetenschap dat [medeverdachte 2] inbreekt [14] en daarmee de wetenschap dat [medeverdachte 2] handelt in gestolen goederen. Een en ander geldt temeer nu het (ten aanzien de sigaretten en de frisdrank) grote aantallen van soortgelijke goederen betrof en (ten aanzien van de televisie) dat [medeverdachte 2] expliciet aan [verdachte] heeft verklaard dat [verdachte] de televisie niet zelf mocht behouden, maar moest verkopen. Voor zover de verdachte niet zeker zou hebben geweten dat goederen van misdrijf afkomstig waren heeft hij, gelet op het laatst overwogene, op zijn minst genomen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het gestolen goederen betrof.
Nu niet is komen vast te staan dat [verdachte] op enig moment een van diefstal afkomstig geldbedrag (zaak 13) heeft verkregen, zal de rechtbank hem op dit punt (partieel) vrijspreken.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van
16 februari2016 tot en met 12 maart 2016 te Rotterdam,
- een grote hoeveelheid sigaretten (zaak 4) en
- een televisie (merk Philips) (zaak 17) en
- een hoeveelheid frisdrank (zaak 13),
voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van voornoemde goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
opzetheling, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ten aanzien van al de ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 70 uren, subsidiair 35 dagen vervangende hechtenis.
6.2
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetheling. Met zijn handelen heeft hij de misdrijven waarmee de gestolen goederen zijn verkregen, ondersteund en zodoende het ongestoord eigendomsrecht aangetast. Uit het dossier volgt dat de verdachte hiermee enkel is gestopt als gevolg van de aanhouding van een medeverdachte. Weliswaar heeft hij berouw getoond in zijn politieverklaringen, in een tapgesprek heeft hij te kennen gegeven zich slechts gedurende enige tijd rustig te houden. Dit doet vermoeden dat de verdachte zich nog geen volledige rekenschap heeft gegeven van de ernst van de door hem gepleegde feiten.
De verdachte is – blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 29 mei 2017 – in de afgelopen vijf jaren éénmaal tot een geldboete veroordeeld voor een vermogensfeit.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke taakstraf van na te noemen duur passend en geboden is.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 9, 22c, 22d, 57 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
opzetheling, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 70 (zeventig) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
35 (vijfendertig) DAGEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.P. Verbeek, voorzitter,
mr. D. Biever, rechter,
mr. W.G. de Boer , rechter,
in tegenwoordigheid van mr. A.J. van Zelst, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 juni 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal in onderzoek “Recent” met het nummer PLDH7R016011, van de politie eenheid Den haag, District G team recherche (doorgenummerd blz. 1 t/m 1767).
2.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] , p. 376.
3.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] , p 430 en 437.
4.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] , p 428 en 433.
5.Proces-verbaal van aangifte d.d. 17 februari 2016, p. 261-263
6.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 29 maart 2016, p. 553
7.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 29 maart 2016, p. 560 en 61.
8.Proces-verbaal van aangifte van [aangeefster] d.d. 17 februari 2016, p. 128-129
9.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 29 maart 2016, p. 546
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 664-667
11.Proces-verbaal van aangifte, blz. 308-309.
12.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] , blz. 458-459.
13.Proces-verbaal verhoor [verdachte] , blz. 550, 552 en 560.
14.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] , blz. 547.