ECLI:NL:RBDHA:2017:7015
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag en beoordeling van geloofwaardigheid van het asielrelaas
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 juni 2017 uitspraak gedaan in het kader van een asielaanvraag van eiser, die op 25 september 2015 was ingediend. De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie had de aanvraag afgewezen op 13 oktober 2016, waarbij werd gesteld dat de aanvraag ongegrond was op basis van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser had geen recht op een verblijfsvergunning en er werd geen uitstel van vertrek verleend. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 24 mei 2017 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft de relevante elementen van het asielrelaas van eiser beoordeeld, waaronder zijn identiteit, nationaliteit, herkomst en de gestelde problemen met zijn familie. De rechtbank oordeelde dat de gestelde problemen geloofwaardig waren, maar dat de vrees van eiser voor vervolging niet aannemelijk was. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een eerwraaksituatie en dat de enkele omstandigheid dat eiser in het verleden een foto met een kruis op Facebook had geplaatst, niet voldoende was om aan te nemen dat hij als bekeerde christen zou worden beschouwd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn vrees voor een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM bij terugkeer naar Egypte. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen vier weken.