ECLI:NL:RBDHA:2017:6977

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juni 2017
Publicatiedatum
26 juni 2017
Zaaknummer
09/827636-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding immateriële schade door schorsingsvoorwaarden in strafzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 16 juni 2017 een beschikking gegeven op het verzoek van de verzoeker om vergoeding van immateriële schade als gevolg van schorsingsvoorwaarden die hem waren opgelegd tijdens zijn voorlopige hechtenis. De verzoeker, geboren in 1998 en woonachtig in ’s-Gravenhage, had verzocht om een schadevergoeding van in totaal € 1.670,-, waarvan € 210,- voor de twee dagen dat hij in voorlopige hechtenis was gesteld en € 1.460,- voor de beperkende voorwaarden waaronder hij moest leven, waaronder een avondklok van 19.00 uur tot 07.00 uur.

De rechtbank overwoog dat schorsingsvoorwaarden die de bewegingsvrijheid beperken, onder bepaalde omstandigheden, aanleiding kunnen geven tot een vergoeding op grond van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Echter, de rechtbank oordeelde dat de opgelegde avondklok niet zodanig ingrijpend was dat dit een vergoeding rechtvaardigde. De verzoeker had verklaard dat hij door de avondklok niet met vrienden buiten kon zijn en dat hij zijn stage eerder moest beginnen, maar de rechtbank vond deze omstandigheden niet voldoende om een vergoeding toe te kennen.

De rechtbank kende uiteindelijk een bedrag van € 210,- toe voor de tijd die de verzoeker in verzekering had doorgebracht, maar wees het verzoek voor de overige schadevergoeding af. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier en werd openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Parketnummer: 09/827636-16
Kenmerk RK: 17/1207
Beschikking van de rechtbank Den Haag, enkelvoudige raadkamer in strafzaken, op het verzoek ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verzoeker] ,

geboren op [geboortedag] 1998 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
te dezer zake domicilie kiezende te ’s-Gravenhage,
Laan van Poot 128 (2566 EC), ten kantore van advocaat mr. J.H.T. van Brunschot,
strekkende tot een vergoeding ten laste van de Staat voor de schade welke verzoeker ten gevolge van ondergane verzekering en voorlopige hechtenis heeft geleden tot een bedrag van in totaal € 1.670,-, met het verzoek dit te voldoen door overmaking naar rekeningnummer NL54 INGB 0004 8472 05 ten name van Stichting Beheer Derdengelden Vogelwijk Advocaten. Dit bedrag bestaat uit € 210,- ter zake twee dagen dat verzoeker in voorlopige hechtenis is gesteld en een bedrag van € 1.460,- ter zake de beperkende voorwaarden waaraan verzoeker zich heeft moeten houden gedurende de periode dat de voorlopige hechtenis was geschorst.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafdossier met bovengenoemd parketnummer.
De rechtbank heeft dit verzoek op 16 juni 2017 in raadkamer behandeld. Verzoeker, bijgestaan door mr. J.H.T. van Brunschot, advocaat te ’s-Gravenhage, is in raadkamer gehoord.
De officier van justitie heeft in raadkamer geconcludeerd tot toewijzing van het verzoek.

Beoordeling van het verzoek.

De strafzaak tegen verzoeker is geëindigd door een inmiddels onherroepelijk vonnis van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank van 20 februari 2017, waarbij verzoeker is vrijgesproken van het hem ten laste gelegde. De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot behandeling van het verzoek.
Het verzoekschrift is op 20 maart 2017 ingekomen ter griffie van deze rechtbank en derhalve tijdig ingediend.
Verzoeker is in deze zaak op 26 september 2016 in verzekering gesteld. Op 28 september 2016 is verzoeker in voorlopige hechtenis gesteld, waarbij direct de schorsing van de voorlopige hechtenis is bevolen. Derhalve heeft verzoeker 2 dagen zijn vrijheid moeten missen. Verzoeker heeft zich gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis – van 28 september 2016 tot en met 20 februari 2017 – aan voorwaarden moeten houden, waaronder een avondklok van 19.00 uur tot 07.00 uur.
De rechtbank acht gronden van billijkheid aanwezig om verzoeker een bedrag van in totaal € 210,- toe te kennen als vergoeding voor de tijd in verzekering doorgebracht.
Omtrent het verzoek dat betrekking heeft op vergoeding van de immateriële schade als gevolg van de voor verzoeker destijds geldende schorsingsvoorwaarden overweegt de rechtbank als volgt.
Tegen de achtergrond van artikel 5 EVRM kunnen schorsingsvoorwaarden die de fysieke bewegingsvrijheid beperken onder omstandigheden het toekennen van een vergoeding op grond van artikel 89 Sv billijken. De rechtbank is evenwel van oordeel dat in casu geen ruimte bestaat om een vergoeding toe te kennen gedurende de periode dat verzoeker zich aan de avondklok heeft moeten houden.
Verzoeker heeft desgevraagd verklaard dat hij door de avondklok ’s avonds niet buiten op straat heeft kunnen verblijven met zijn vrienden, hetgeen hij altijd deed omdat hij slecht in slaap kan vallen. Daarnaast moest hij door de avondklok om 10.00 uur beginnen bij zijn stageplek in plaats van de afgesproken 12.00 uur omdat hij anders zijn uren niet haalde. Hoewel de avondklok een ruim tijdsbestek bestrijkt en verzoeker dat ook als belemmerd heeft kunnen ervaren, leveren die omstandigheden naar het oordeel van de rechtbank niet een zodanige beperking van de bewegingsvrijheid van verzoeker op dat een vergoeding op grond van artikel 89 Sv te billijken is. De rechtbank zal het verzoek voor dat deel afwijzen.

Beslissing.

De rechtbank kent aan verzoeker ten laste van de Staat een bedrag toe van in totaal € 210,- (zegge: tweehonderdtien euro) en bepaalt dat dit bedrag zal worden overgemaakt op rekeningnummer NL54 INGB 0004 8472 05 ten name van Stichting Derdengelden Vogelwijk Advocaten.
De rechtbank wijst af het anders of meer verzochte.
Aldus gedaan te ’s-Gravenhage door mr. N.F.H. van Eijk, rechter, in tegenwoordigheid van mr. C.M. van de Kamp, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 16 juni 2017.