Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
1.Het onderzoek ter terechtzitting
- 1 februari 2017 (pro forma);
- 5 april 2017 (pro forma);
- 30 mei 2017 (inhoudelijke behandeling);
- 13 juni 2017 (sluiting van het onderzoek ter terechtzitting).
2.De tenlastelegging
“Oke dat moet je ff een blokkie maken om te kijken of we niks raars zien”.
“Zo hebben we een blokje gereden”, waarop [medeverdachte 2]
“Ja toch”.
“Is dat hem?”, waarop [verdachte] antwoordt:
“Ja”.
“Nee joh, waarom doet ie dat”.
“Hij komt toch normaal met die?”, waarop [medeverdachte 2] antwoordt:
“Ja, hij komt normaal met die.”
“Hij geeft nog niks aan, gewoon doorgaan want hij volgt jou gewoon.”
“Waarom zou hij dat nou doen?”
“Ik heb geen idee.”
“Er zal wel iets zijn dan.”
“Ja ik weet niet man, raar jongen. Wat is er met die gozer.”Er volgen een paar aanwijzingen over de route waarop [medeverdachte 2] erbij zegt:
“Rechtdoor, we houden ons gewoon aan het plan, ja toch”. Er volgen weer aanwijzingen over de te rijden route.
“Misschien komt hij wel met dat ding aangelopen.”
“Ja ja ja ik denk dat dat het is, ja.”
“Doe eens open”.
“Doe maar even uit.”
“Hoe is het?”
“Ja rustig man en met jou?”
“[onverstaanbaar] plaatje”
“Oh ja.”
“Wij gaan er nu heen gewoon.”
“Ja toch.”
“Ja toch we zien je zo.”
"Als jij zeg maar eeh, zeg maar als jij aan het eeh doen zeg maar he" (…) "moet ik deze gelijk onderweg eeh klikken en dan is het eeh"
“ja in principe wel, of ja wacht maar ft mee, want hij gaat toch niet zo snel,
"ja dan moet ik hem niet uitdoen"
“moet je ons komen halen ofzo of eeh"
“Kijk hoe stil het nu is he”
“Ja echt he, zo meteen wordt het bomvol.”
“Ik ga hem hier zetten.”
“[onverstaanbaar] die bij de deur staat dat ding.”
“Wat zeg je?”
“Die bij die deur staat dat ding.”
“Hij kan hem eigenlijk beter andersom zetten gelijk, dan heb je dat zo meteen niet weet je.”
“Ja maar je gaat zo ook weg toch?”
“Ja, maar ik bedoel andersom, met zijn neus naar de deur gelijk, dat je in één keer gelijk eruit kan.”
“En hij gaat toch rijden daarheen of niet? En dan zo terug of niet?”
“Waarheen? Ja maar we moeten uit deze deur toch.”
“Ja ja ja.”
: “Dat je nog dat ding moet omdraaien weet je, die scooter. Want nu staat die met zijn neus de andere kant op, maar als die met zijn neus de andere kant op staat, dan is het in principe alleen pakken en gelijk ervandoor weet je. Nou ja fuck it. Nee joh laat maar zitten joh, want hij gaat sowieso die ketting nog vast doen dus. Dat kost wel meer tijd.”
“Ow nou komt hij deze kant op.”
“Had niemand mij gezien?”
“Nee.”
“Weet je zeker?”
“Ja.”
“Want buitenkant brand alarmlichtje.”
“.. Maar die deur hebben jullie niet open gemaakt toch?”
“Nee een vent is er net doorheen gegaan. …”
“Nou dan zou het door hem zijn dat die de deur opengegooid heb.”
“Let jij even goed op. Is het niemand in de auto?”
“Nee.”
“Nee niemand in de auto joh.”
“Want deze auto zie je wel goed he, als mensen achterin zitten.”
“Ja, zat dat ik al te zeggen net.”
“Maar goed, mag die daar staan? In principe wel he. Alleen dat motherfocking alarmlicht staat aan, dat is minder.”
“Maar ja, dan kan die scooter hier opvallen als voor deze deur is begrijp je?”
“… Nee ga maar weg hier. We laten hem wel staan, we zullen zien, ja toch? Het is niet anders. Want als je hier staat val je nog meer op.”
“Ja daarom.”
“Rij is daarheen, eerst rechtdoor.”
“Zeg maar gewoon hoe of wat.”
“Heb jij je sleutel aan hem al gegeven?”
“Jaja, de autosleutel bedoel je?”
“Die autosleutel ja. Heb niemand mij gezien denk je?”
“Nee”
“Ik zit even te denken, dat ik die scooter hier neer zet.”
“Ja het is wel een mooiere plek. Zo rijden ff?”
“Maar we moeten ook meer door de garage heen gaan.”
“Nee maar dan, ja juist, straks is het veel meer auto’s he.”
“En dan moet je heel dat stuk weer terug weet je [onverstaanbaar]”
“Nou is het gewoon eruit en we gaan gewoon onze ding doen.”
“Zeg maar waar ik eeh.”
“Je kan het beste is eeh zoals verleden keer he.”
“Nou niet hierzo zo zetten?”
“Nee dat is niet zoals verleden keer toch, die kant is verleden keer, daar.”
“Daar ja.”
“Maar volgens mij heb hier op deze veel meer inzicht.”
“Ik dacht hierzo of niet?”
“Het is te ver. Je gaat veels te ver! Je ziet helemaal geen kanker daar. Je moet op die ingang toch letten.”
“Ja maar ik wou keren en zo doen toch. Ik ga hem hier ertussen douwen. Hierzo, ja toch?”
“Dan moet je achteruit erin. … Mensen zien je wel hoor in deze auto.”
“Ja sowieso, plus hij is hoog, die andere was laag, mensen kijken eroverheen weet je, plus hij was donkerder denk ik.”
“Kunnen we hem goed voorbij zien komen?”
“Ja zeker.”
“Nee deze auto is veel meer dingen.”
“Ja veel meer zicht, hij is ook hoog he en die dingen zijn niet zo donker denk ik.”
“Ja deze zijn minder donker dan die andere. Die andere is echt donker. Hier zien mensen je gewoon zitten hoor, dat weet ik zeker.”
“Maak jij die klep is open [NN-man] . Kijk uit met je handschoenen alleen he.”
“Kijk eens de zijkanten of je ons goed ziet.”
“Ja kan wel zien zitten.”
“Toch wel? Ja dat is wel kut.”
“Ja bij die andere zag je het wel veel minder ja.”
“Ja maar ja het is niet anders.”
“Kan jij hem goed zien komen of niet?”
“Ja dat zien we wel. Vanaf daar, vanaf hier, vanaf daar.”
“Als hij ons afzet en dan terugloopt, ik denk dat hij te laat is, ik denk dat hij via boven moet gaan.”
“Dat ga ik ook doen”.
“En dan richting die Kentucky lopen en dan zie je hem vanzelf weer tegemoet komen.”
“Ja ja.”
“En dan gewoon door blijven lopen.”
“Gewoon net zo lang doorlopen tot naar buiten toe, dan zie je vanzelf. En dan moet je alles gelijk aangeven. Ehm we zouden niet in de auto praten.”
“Het gaat gewoon naar buiten en ik ga daar staan en dan loop ik zo..”
“Als je tegemoet loopt dan kan je hem niet missen, daar heb ik het over.”
“Ja dat weet ik”
“Waar het omgaat is die he, lang, daar gaat het om.”
Wij gaan nu, ga jij niet binnen staan tot hij doorgeven, weet je? ”
“Ja toch.”
“… Als die bijna daar is moet je ook doorgeven.”
“Ja tuurlijk.”
“Weet je wat ik denk. Je moet gewoon naar boven. Je kan niet de hele tijd boven wachten, dat kan niet. Hij moet echt in zicht gezien hebben.”
“Ja.”
“En dan ga jij pas naar boven.”
“Waar is die tas?”
“Hier.”
“Zit er nog wat in?”
“Ja, zo’n plaatje.”
“...en er zit nog een schroevendraaier onderin.”
“Je moet even goed controleren want je mag niks verliezen.”
“Het is een ander plaatje. In het water he.”
“Ja.”
“Niet in de auto laten hoor.”
“Nee.”
: “Maar wat ik zeggen wou. Oke waar gaat hij naartoe dan?”
“Hij gaat terug naar zijn auto toch. Parkeer deze gewoon.”
“Ergens daar.”
“Waar is ergens?”
Ja anders moet je hem gewoon in de buurt bij jou. Tenminste van waar je kan vinden gewoon zo ver mogelijk waar teruglopen kan vinden.”
“Ja maar niet voor een huis ofzo he.”
“Nee niet voor een huis.”
“Nee gewoon normaal.”.
“Gewoon een parkeerplaats, grote parkeerplaats, gewoon recht en alles uit en op slot. Niet voor iemand zijn huis zetten! Er is niks met jou aan de hand…”
“Ik zeg toch nee.”
“Dus je kan heel rustig neerzetten. Je hoeft echt niet neerzetten en te rennen, dat is echt niet nodig.”
“Nee joh gek.”
"Beneden, dan (…) naar beneden, boep,"
"Ja ja ja toch"
"En dan plat"
"Juist"
"En dan ga ik die (…) hoek"
"Die hoek gewoon, oké"
En dan is eeh, ja vrij snel denk ik" (…) “vrij snel weg"
“Kom op man. Vandaag moet het goed komen he.”
“Vandaag komt het goed.”
“Het moet hoor, doe je ding goed.”
“Ik weet alleen niet of die tussen ons past man.”
“Hoe bedoel je?”
“Toen ik de vorige keer ging zitten, zat ik al bijna helemaal tegen je aan.”
“Jawel gaat wel, moet, moet vriend, hij moet er tussen passen, anders hou je ook maar voorin tussenin. Maar dat is moeilijk met sturen dan, dus daarom denk ik.”
“Ja of vasthouden, gaat dat lukken denk je?”
“Of je moet.”
“Met één hand jou en één hand achter zo dat ding.”
“Nee nee nee nee, dat is zwaar vriend. Of je moet op dat dingetje zetten.”
“Ow ja waar ik mijn voeten zet.”
“Daarop leggen en je voet, je benen over hem heen klemmen.”
“Alleen maar te klemmen en in balans te houden.”
“Maar ik ga gasgeven.”
“Nee maar ik moet zorgen dat wij allemaal thuis lekker rustig, weet je. Dat dat van ons vandaag, je weten. Dat we een keertje weer kan ontspannen.”
“… We gaan die dingen allemaal, zeg maar veilig zetten en we gaan gelijk die spullen halen, gelijk allemaal erbij.”
“Die andere moet je weggooien Ap.”
“He?”
“Water gooien he.”
“Ja man.”
“Vergeet het niet he.”
“Nee tuurlijk niet joh gek.”
“Geef aan tegemoet lopen.”
“Ja.”
“Geef aan lang kort.”
“Ja.”
“Waar, hoe lang. En jij moet hem vragen moet ik nu naar boven of niet, begrijp je? Als hij zegt komt naar boven, begrijp je. Je moet goed aangeven he.”
“Ja.”
“Niet dat hij daar in één keer toevallig heen komt enne dat die gozer ergens anders naartoe moet.”
“Die lange, dan gaat hij altijd toch daarheen.”
Ja. Dat is het allerbelangrijkste.”
“… maar we moeten wel ons ding goed doen. Wij doen het goed, zorgen dat je niet fouten maakt. Doe je ding goed, duizend miljoen keer verteld. Het is het verschil tussen papier of niet. Nou ik wil liever papier hier vandaag. Ik ben klaar voor de strijd echt, helemaal klaar. Kankerzooitje. Maar je gaat hier toch? Of niet die?”
“Ja sowieso.”
“Die je ding [onverstaanbaar], kom op he. … dat is juist zijn snelheid met die ding praten toch, dan moet je gelijk BAM naar beneden gooien.”
“Die ding gewoon naar beneden goed gooien, weet je, barapbam! Gewoon hard weet je. Kan je die ver naar beneden gooien of niet?”
“Die hoge die grote? Weet niet of die gaat passen nog man. Ik zag hem laatst en hij was iets smaller dan ik had gedacht.”
“Ja toch. Gewoon treetje voor treetje naar beneden gooien, boem boem boem boem, begrijp je? Want je moet zelf ook snel naar beneden toch.”
“Ja man ik spring gewoon, gewoon springen, tegelijk gewoon.”
“Ja, alles zit dicht man.”
“Oke”
“Alleen die eeh alleen die ding moet goed blijven.”
“Ja maar daarom zeg ik niks moet daar blijven, niks, mag niet.”
“Hoe laat was die hier verleden keer trouwens?”
“Drie uur.”
“Echt waar?”
“Precies.”
“Ja.”
“En daarvoor?”
“Ook drie uur.”
“Ook, vijf over.”
“Dat is een beetje rare route dan, hoe die rijdt dan.”
“Of hij rijdt nu naar die andere, weet je die van ons.”
“Ja en dan komt die terug.”
“Hij doet zijn ding en dan komt die weer terug.”
“Wij wachten gewoon”.
“En dan, kan je ook niet, hoe kan je het zien dat hij binnen komt.”
“Ja hoe kan je dat zien?”
“Ja maar ik ga zitten daar gewoon hoor.”
“Zeg maar, ik wacht gewoon buiten, maakt mij niet uit.”
“Ja dan moeten we het zo doen en dan eeh. Maar als we, als jij hebt geparkeerd dan moet je gelijk [onverstaanbaar].”
“Ik ga eerst jou eruit gooien en dan ga ik die kaart pas betalen.”
“Moet je even goed kijken. In ieder geval we kunnen hier niet meer blijven. Dit wordt al teveel, dat weet ik wel.”
“Teveel ogen.”
“Tuurlijk op een gegeven moment ga je opvallen.”
“Op een gegeven moment wordt het te gek. Goed kijken om je heen.”
“Ja.”
“Dat er geen auto is, uit kan stappen.”
Ik ga hem achter die rooie zo ernaast zetten ja?”
“Hij is echt een stresskip jongen joh hee”.
“Maar daarom jongen, maar weet je wat het is.”
“Ik moet hem ff neerzetten. Ik moet toch gaan betalen.”
“Als die iets zegt, moet je gewoon doen, want anders gaat die jou de schuld geven. Snap je?”
“Kom we gaan snel voordat hij weer loopt te schelden weet je.”
“Dan moet jij daar gaan staan he. Jij moet daar op het plein gaan zitten.”
“Moet ik daarheen gaan lopen? Ja toch?”
“Laat die sleutel maar hier joh.”
“Ja ik gooi, dat ding moet ik even weggooien in de sloot ergens of niet? Of zal ik dat dalijk doen.”
“Nee nee, laat maar hier.”
“Dus ik moet nu daarheen gaan lopen gewoon?”
“Ja, gewoon daar gaan zitten.”
“En anders gewoon even bellen he.”
“Snel, snel, snel, misschien zijn ze er wel.”
“Jow! Ja hij komt. Ja is goed doei.”
“Pak jij je dingen alles klaar.”
“Ja toch.”
“Voor die kofferbak. Ik maak die ding los en kom ik hier heen.”
“Is goed, ik zie je zo.”
Ja”. De stem aan de andere kant van de lijn zegt: “
Ze gaan nu de roltrap op”. [medeverdachte 2] antwoordt met “
Serieus?”. Op de achtergrond is een motorscooter te horen. De stem herhaalt: “
Ja ze gaan nu de roltrap op.”[medeverdachte 2] zegt: “
Oke wacht ff”. Er is een toets van een telefoon te horen. Op de achtergrond is nog steeds de motorscooter te horen die even stationair loopt en dan weer op-trekt. Om 13:42:30 uur wordt het stil. [16]
“En luister dan.”
“Wat zeg je?”
“Die eerste die ging al gelijk naar Kentucky toe.”
“Hee luister dan, want deze dingen moeten we meenemen, wat heb ik nou
“Wacht ff hoor. Je ken natuurlijk niks achterlaten je weet het. Ik ga ff achter kijken.”
“…Ik veeg het stuur zo wel af hoor, doei.”
“… Dacht die weer dat ik verkeerde informatie gaf ofzo?”
“Nee nee deze keer niet hoor.”
“Nee?”
“Nee helemaal niet”
“Hebbie een doekie of niet?”
“Een doekie?”
“Ja, ik moet ff het stuur af doen.”
“Wacht ff ik heb wel een bivakmuts.”
“Ja is ook goed. Ja beter het stuur af doen toch?”
“Hier [een rits is hoorbaar]. Of je mag mijn handschoenen.”
“Nee ik heb handschoenen maar ik moet hem ff afvegen bedoel ik.”
“Oow oke hier.”
: “Luister dan weet je wat we ff moeten doen. We moeten eerst mijn... Kijk die blauwe heb je vorige keer gezien denk ik die terug kwam. Die blauwe die je daar net zag.”
“Die wagen zelf heb ik niet gezien want ik ben niet naar beneden toe gelopen.”
“Nee dat begrijp ik.”
“Maar nu weet ik zeker, de eerste keer dat ik zei van hij kwam niet daar vandaan, weet ik zeker dat het niet zo was. Naar rechts?”
“Ja naar rechts.”
“Ik dacht hij heb het alweer op zn heupen en dan gaat hij geeneens kijken
“Nee helemaal niet. Ja daarom. Nee deze keer eeh hij wist gewoon dat het
“Dus ze kennen overal naar binnen gaan en gewoon met die lange ging die.”
“Ja dat ken.”
“Met die lange tas.”
“Ja weet je hoe dat komt dat die met die lange ging, omdat die verschillende ging toch. Hij stopte eerst daar ging die naar binnen, daarna ging die bij andere.”
“Nee luister! Hij was niet dezelfde! Hij ging terug en toen kwam die andere!”
“Serieus?”
“Ja die andere! Normaal zit er eentje achter het stuur, die wacht en nou liep die eerste zeg maar die naast hem zat die liep en de tweede keer liep diegene die achter het stuur zat.”
“Serieus?”
“Duizend procent!”
“Dat is kanker vreemd jongen.”
“Ik ben daar de hele tijd blijven zitten, daar zit je op een mooie plek gek buiten. Echt waar, ik ben nog een stukkie kip gaan halen en toen ik naar buiten liep zag ik hem in één keer deze kant op rijden.”
“Serieus?”
“En toen zag ik hem eentje weer terug en toen wou ik je terug bellen en toen zag ik hem in één keer erin rijden gek.”
“Kanker. He maar eeh wat wou ik nou vragen. Kankerzooi nou ben ik het
“Ja.”
“Hij ging naar boven en .. nee ben vergeten wat ik wou vragen.”
“Nee nee ben het helemaal kwijt man. Ow ja wat was het een wijf zei je?”
“Nee nu niet, nee ja tuurlijk niet. De eerste keer was het een bolle vent, die
“Oke oke. Bij de stoplichten naar links he.”
“Ik dacht ik hoorde alweer op die achtergrond wat is er nou weer, ik dacht hij
“Nee hij zegt ik begrijp het niet want je bent daar nu niet in de buurt dus
“Had die toch niet, had die niet gegaan.”
“Nee tenminste, dan stond ik niet klaar, snap je?”
“Ja die eerste wel toch?”
“Ja die eerste was ik wel in de buurt, maar toen zei je tegen mij: nee hij gaat
“Nee gelijk gek, ik dacht hoe ken dat nou gek!? De Kentucky in.”
“Ja daarom, toen wist ik ook al en toen je daarna zei de Mango.”
“Ja nee ik dacht niet Mango die andere New York ofzo.”
“Ow New York of daarzo ja.”
“Maar die had je sowieso niet gehaald.”
“Nee he?”
“Nee tuurlijk niet, ik liep terug, ik ging achter, ik ging weer naar buiten. Ik
“Kankerzooi ze dus kunnen overal naar binnen schieten daar man, maar volgens mij ging die ophalen.”
“Ja tuurlijk ging die ophalen.”
“Ja hij was nog ff bezig ook.”
“Het is elke dag druk daar.”
“Nee ik bedoel, hoe had je het dan gedaan zeg maar. Via binnen dan toch?”
“Hoe ik daar zou komen bedoel je?”
“Ja dat bedoel ik ja.”
“Gewoon hoe ik sowieso daar moet komen, gewoon via, via de zijkant. Je
“Nee ik dacht jij rijdt samen met hem erin zo.”
“Nee dat gaat niet opschieten joh, ik loop gewoon naar boven toch, dus dat
“Die had je nog kans gehad deze, bij die dikke.”
“Dus ff kijken hoor. Jou zet ik af bij je auto. Of tenminste niet bij je auto, maar. Weet je wel de weg?”
“Je moet het gewoon een beetje uitleggen dan kom ik er wel.”
“Want je moet mij achterna rijden. En weet je waar jij dan blijft?”
“Met die van mij gewoon.”
“Want ik ga dan in deze rijden weet je. Want we moeten die ding meenemen
“Nee je moet gewoon een beetje uitleggen, dat komt heus wel eeh, tuurlijk wel ik ben geen achterlijke imbeciel, als je zegt en daar en daar is het.”
“Je weet toch waar die bos was, waar we vanochtend waren, kijk daar moet
“Ja, godsiemijne zeg.”
“Ow ja dan moet je mijn tas ook alvast meenemen, in je auto zetten. Want
“…Ik zeg tegen hem nee hij moet achterna lopen, ja toch dan weten
“Hee maar dat dan eerst die ene loopt en dan die andere ook he.”
“Ja dat is wel vreemd man, dat ze gaan afwisselen, want waarom gaat de
“Die andere die ging als laatste die achter het stuur zat zeg maar, die ging
: “…. Kijk vandaag kwam die ook van een andere kant. Dus blijkbaar heb die dan.”
“En toch is die ja, misschien heb die wel gebracht.”
“Die heb dan gebracht. …. Dus het kan zijn dat die heb gebracht en die andere kankerhond dus kwam halen.”
“Zo meteen die buitenhandvaten nog ff afvegen ja.”[medeverdachte 2] antwoordt:
“Is goed man”.
toe-eigeningweg te nemen een geldbedrag, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededaders, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen een geldloper, te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan andere deelnemers van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met zijn mededaders al dan niet bewapend dat winkelcentrum is ingegaan en achter die geldloper aan is gelopen en die geldloper heeft geobserveerd en aanwijzingen over de te plegen diefstal heeft gegeven aan mededaders, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid van de verdachte
6.De strafoplegging
7.De inbeslaggenomen goederen
8.De vordering tenuitvoerlegging
9.De toepasselijke wetsartikelen
10. De beslissing
20 (TWINTIG) MAANDEN;
3 (DRIE) MAANDEN.