ECLI:NL:RBDHA:2017:6921

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juni 2017
Publicatiedatum
26 juni 2017
Zaaknummer
17/11367
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vreemdelingenbewaring en verzoek om schadevergoeding van Algerijnse eiser

Op 26 mei 2017 hebben de Algerijnse autoriteiten een laissez-passer aanvraag ontvangen voor de eiser. De verweerder heeft tijdens de zitting toegelicht dat er in 2016 138 aanvragen zijn ingediend, waarvan er slechts 5 zijn goedgekeurd en 8 gedwongen uitzettingen hebben plaatsgevonden. In de eerste maanden van 2017 zijn er 40 aanvragen ingediend, met 2 goedgekeurde aanvragen en 3 gedwongen uitzettingen. De rechtbank concludeert dat er voldoende zicht is op uitzetting binnen een redelijke termijn, mits de eiser meewerkt. De rechtbank wijst de stelling van de eiser dat alleen vreemdelingen met een identiteitsdocument worden uitgezet, af, omdat deze niet onderbouwd is.

De rechtbank behandelt ook de beroepsgrond dat de verweerder onvoldoende voortvarend handelt. De rechtbank oordeelt dat de verweerder voldoende voortvarend heeft gehandeld, aangezien er op 10 mei 2017 een vertrekgesprek heeft plaatsgevonden en de aanvraag op 16 mei 2017 is ingediend. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door mr. F. Wegman, rechter, en is openbaar uitgesproken op 22 juni 2017. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Team Bestuursrecht 2
zaaknummer: AWB 17/11367, [v nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juni 2017 in de zaak tussen
[eiser]
gemachtigde: mr. F. el Makhtari,
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,

gemachtigde: drs. P.E.G. Heijdanus Meershoek.

Procesverloop

Verweerder heeft eiser op 6 mei 2017 in vreemdelingenbewaring gesteld.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen de maatregel van bewaring en verzocht om schadevergoeding.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 juni 2017. Eiser is ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Voorts is ter zitting verschenen Y. E-Rramdani, tolk.

Overwegingen

1. De gemachtigde van eiser heeft ter zitting toegelicht dat de mededeling in de procedure tegen het eveneens op 6 mei 2017 aan eiser opgelegde terugkeerbesluit dat eiser het beroep tegen de maatregel van bewaring niet handhaaft, was gericht tegen het beroep dat werd behandeld door deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch en dat het beroep in deze zaak wel wordt gehandhaafd. De rechtbank ziet hierin aanleiding het beroep tegen de inbewaringstelling als niet ingetrokken te beschouwen.
2. De beroepsgrond dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Algerije ontbreekt, faalt.
2.1.
Op 26 mei 2017 hebben de Algerijnse autoriteiten ten behoeve van eiser een laissez-passer (lp) aanvraag ontvangen. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat in 2016 138 lp-aanvragen zijn ingediend bij de Algerijnse autoriteiten, dat er 5 lp’s zijn afgegeven en dat er 8 gedwongen uitzettingen hebben plaatsgevonden, waarvan 5 met paspoort en 4 met een lp. Ook heeft verweerder toegelicht dat in januari en februari 2017 40 lp-aanvragen zijn ingediend bij de Algerijnse autoriteiten, dat er 2 lp’s zijn afgegeven en dat er 3 gedwongen uitzettingen hebben plaatsgevonden, allen met een lp. Tot 3 mei 2017 zijn er inmiddels 6 lp’s afgegeven, aldus verweerder.
Gelet op voornoemde informatie bestaat geen grond voor het oordeel dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn, bij voldoende medewerking van eiser, ontbreekt. De rechtbank gaat er daarbij van uit dat de informatie van verweerder dat er in 2016 8 gedwongen uitzettingen zijn geweest, waarvan 5 met paspoort en 4 met een lp (wat samen 9 maakt) berust op een verschrijving. De stelling van eiser dat evenals in het verleden enkel uitzetting plaatsvindt naar Algerije van vreemdelingen die een (kopie) van een identiteitsdocument hebben, heeft hij niet nader onderbouwd en volgt de rechtbank om die reden niet.
3. De beroepsgrond dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt, faalt.
3.1.
Naar het oordeel van de rechtbank werkt verweerder voldoende voortvarend aan de uitzetting van eiser. Op 10 mei 2017 heeft verweerder een vertrekgesprek gevoerd met eiser en is een lp-aanvraag ingevuld. De Algerijnse autoriteiten de lp-aanvraag op 16 mei 2017 ontvangen. Dat tot nu toe (nog) geen informatie beschikbaar is over verdere handelingen van verweerder maakt nog niet dat geoordeeld zou moeten worden dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Er is geen grond voor schadevergoeding.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Wegman, rechter, in aanwezigheid van C. Groenewegen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2017.
griffier rechter
Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen één week na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.