ECLI:NL:RBDHA:2017:6867
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met betrekking tot uitzetting naar Afghanistan
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 23 juni 2017 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot de uitzetting van verzoekers naar Afghanistan. Verzoekers, een gezin met een minderjarig kind, hadden op 20 maart 2017 een asielaanvraag ingediend, die al eerder onderwerp van asielprocedures was geweest. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoekers op 25 maart 2017 zouden worden uitgezet naar Kabul, wat hen ertoe heeft aangezet om bezwaar te maken en een voorlopige voorziening te verzoeken.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat het verzoek om teruggeleiding naar Nederland werd afgewezen. Hij oordeelde dat de asielmotieven van de verzoekers al eerder waren beoordeeld en dat er geen nieuwe, onderbouwde redenen waren aangevoerd die een teruggeleiding naar Nederland rechtvaardigden. De voorzieningenrechter heeft daarbij gewezen op de eerdere uitspraak van 24 maart 2017, waarin de asielmotieven al waren behandeld en geen beletselen voor de uitzetting waren vastgesteld. De verzoekers stelden dat zij in Kabul in een steeds benarder positie verkeerden, maar deze stelling werd niet voldoende onderbouwd.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en dat de verzoeken om voorlopige voorziening werden afgewezen. De uitspraak is openbaar gedaan en er kan geen hoger beroep tegen deze beslissing worden ingesteld.