ECLI:NL:RBDHA:2017:6679

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 mei 2017
Publicatiedatum
20 juni 2017
Zaaknummer
AWB 17/8268 & 17/8277
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de geloofwaardigheid van asielaanvraag van een Senegalese vreemdeling met biseksuele geaardheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 19 mei 2017, werd de aanvraag van eiser, een Senegalese vreemdeling, tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel afgewezen door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiser had zijn aanvraag onderbouwd met claims over zijn biseksuele geaardheid en de problemen die hij in Senegal ondervond vanwege deze geaardheid. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onzorgvuldig had gehandeld door alle correcties en aanvullingen op het rapport van nader gehoor buiten beschouwing te laten. De rechtbank benadrukte dat de vreemdeling de mogelijkheid moet hebben om zijn relaas naar voren te brengen, inclusief correcties op eerdere verklaringen. De rechtbank vond dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd waarom de correcties niet relevant waren en dat de stelling dat alle correcties en aanvullingen onterecht waren afgewezen, feitelijke grondslag miste. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit, maar bepaalde dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven. De rechtbank oordeelde dat de argumenten van de staatssecretaris met betrekking tot de ongeloofwaardigheid van eisers biseksualiteit en de problemen die hij ondervond, deugdelijk waren. Eiser had inconsistent verklaard over zijn seksuele contacten en relaties, wat afbreuk deed aan de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas. De rechtbank wees ook het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat het belang daarvan was komen te vervallen. De rechtbank veroordeelde de staatssecretaris in de proceskosten van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 17 / 8268 (beroep)
AWB 17 / 8277 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzieningenrechter van 19 mei 2017 in de zaak tussen

[eiser] ,

geboren op [geboortedatum] , van Senegalese nationaliteit,
eiser, verzoeker
hierna te noemen eiser,
(gemachtigde: mr. B.J.P.M. Ficq, advocaat te Haarlem),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

verweerder,
(gemachtigde: mr. E. de Jong, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst).

Procesverloop

Bij besluit van 15 april 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Eiser heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Hij verzoekt verweerder te verbieden hem uit te zetten totdat de rechtbank op het beroep heeft beslist.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 mei 2017. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Eiser heeft ter onderbouwing van zijn aanvraag het volgende aangevoerd. Eiser heeft eerder, van 2006 tot mei 2016, in Spanje verbleven. Eiser behoort tot de Lebou bevolkingsgroep en is moslim, maar praktiseert dit geloof niet. Hierdoor had eiser problemen met zijn familie. Eiser is biseksueel. Eiser heeft in Spanje seksuele contacten met mannen gehad. Nadat eiser in 2016 naar Senegal was teruggekeerd, werd hij bezocht door een homoseksuele vriend van Senegalese afkomst; iemand die hij in Spanje had leren kennen. Van deze man was voor de omgeving duidelijk te zien dat hij homoseksueel was. Eiser ging veel met deze man om tijdens diens verblijf in Senegal. Daarom werd eiser er van verdacht ook homoseksueel te zijn. Eiser ondervond daardoor veel problemen in de buurt. Hij is door mensen beledigd en werd bedreigd door leden van de religieuze groepering Baye Fall. Verder is in eisers auto ingebroken en is hij een keer belaagd door mensen, waarbij hem zijn telefoon en paspoort afhandig werden gemaakt.
Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Verweerder heeft bij de beoordeling van eisers relaas de volgende relevante elementen onderscheiden:
- eisers identiteit, nationaliteit en herkomst;
- de biseksuele geaardheid van eiser;
- problemen ten gevolge van de gestelde biseksuele geaardheid en
- problemen ten gevolge van het niet praktiseren van de islam.
Verweerder acht de verklaringen van eiser met betrekking tot het eerste en laatste element geloofwaardig. De verklaringen van eiser met betrekking tot het tweede en derde element worden niet geloofwaardig geacht.
Verweerder heeft hierbij betrokken dat eiser wisselende verklaringen heeft afgelegd met betrekking tot de vraag of hij al getrouwd was met zijn echtgenote toen hij zijn eerste seksuele ervaring met een travestiet, die in dezelfde straat woonde als eiser, had. Daarnaast heeft eiser eerst verklaard dat deze travestiet alleen ’s nachts buiten kwam om zijn hond uit te laten, om vervolgens te verklaren dat hij ook overdag naar buiten ging met zijn hond. Verder heeft eiser tegenstrijdig verklaard met betrekking tot zijn proces van bewustwording en zelfacceptatie. Eiser heeft eerst verklaard dat het moment waarop hij zich realiseerde dat hij biseksueel was, het hem niets deed, dat hij daar rustig onder bleef en dat het geen probleem was, terwijl hij even later heeft verklaard dat hij het in het begin wel moeilijk vond en dat hij er daarna gewend aan raakte. Verder heeft eiser inconsistente verklaringen afgelegd met betrekking tot de vraag of hij sinds zijn scheiding, of op dit moment, een relatie heeft met een vrouw. Ook heeft eiser ongerijmde en bevreemdende verklaringen afgelegd. Zo heeft eiser verklaard dat hij in zijn land van herkomst wel homoseksuelen kent, maar dat hij daar verder niet mee omgaat. Verder heeft eiser verklaard dat hij met zijn beste vriend, de Senegalese man die hij in Spanje heeft ontmoet en die homoseksueel is, niet op de hoogte heeft gesteld van zijn biseksualiteit. Het wekt bevreemding dat eiser geen enkele poging doet om in contact te komen met homoseksuelen, al was het maar om over zijn seksualiteit te kunnen praten en dat hij niet met zijn beste vriend de gestelde overeenkomst – liefde voor mannen – zou delen. Verder heeft verweerder ten overvloede overwogen dat, zelfs wanneer geloof zou worden gehecht aan zijn verklaringen dat hij af en toe snelle en eenmalige seksuele contacten met mannen zou hebben, eiser nog altijd niet heeft overtuigd dat hij biseksueel is. Hierbij heeft verweerder betrokken dat uit eisers verklaringen blijkt dat hij steeds relaties heeft met vrouwen en dat hij in het geheim er enkele en eenmalige seksuele contacten met mannen op na houdt. Hieruit blijkt dat eiser, zowel in Spanje als in Senegal, gevoelens voor, noch relaties met iemand van hetzelfde geslacht heeft gehad. Zelfs al zou eiser in Spanje wellicht enkele keren kortstondig seksueel contact hebben gehad met iemand van hetzelfde geslacht, maakt dit nog niet dat moet worden aangenomen dat deze gestelde seksuele contacten ook voortkomen uit een intrinsiek gevoelde biseksuele gerichtheid met een oprecht gevoelde liefde voor een (aantal) mensen van het mannelijke geslacht. De gestelde biseksuele geaardheid van eiser wordt niet geloofwaardig geacht.
Verweerder heeft voorts overwogen dat Senegal kan worden aangemerkt als veilig land van herkomst, behalve voor LHBTI’s. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat, in afwijking van de algehele situatie in het land, Senegal ten aanzien van hem zijn verdragsverplichtingen niet nakomt en Senegal daarom in zijn geval niet als veilig land van herkomst kan worden beschouwd.
Eiser kan niet worden aangemerkt als vluchteling als bedoeld in het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen (Vluchtelingenverdrag). Met betrekking tot de verklaringen van eiser dat zijn familie hem het leven zuur maakte omdat hij zijn religie niet praktiseerde, wordt overwogen dat deze onvoldoende zwaarwegend zijn voor de conclusie dat eiser in het land van herkomst gegronde redenen heeft te vrezen voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Eiser heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade. De aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, Vw is daarom afgewezen. Verweerder heeft de aanvraag van eiser kennelijk ongegrond geacht op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, Vw, omdat Senegal als veilig land van herkomst wordt beschouwd. Ook heeft verweerder geoordeeld dat eiser de minister heeft misleid over zijn identiteit en nationaliteit, nu hij bij zijn inreis een paspoort heeft aangeboden dat hem niet toebehoort, met andere personalia dan de zijne en welk paspoort bovendien was voorzien van een (ver)vals(te) Zweedse verblijfsvergunning. Dit klemt te meer nu eiser daarnaast geen enkel authentiek en niet frauduleus verkregen document heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn identiteit en nationaliteit. De aanvraag is daarom (ook) kennelijk ongegrond geacht op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, Vw.
3. Eiser voert allereerst aan dat verweerder ten onrechte heeft nagelaten de correcties en aanvullingen bij het nader gehoor bij de beoordeling te betrekken. Het in het beleid van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) neergelegde recht op het maken van correcties en aanvullingen zou terzijde geschoven kunnen worden als “deze dermate onduidelijk zijn dat deze tot misverstanden en misinterpretatie kunnen leiden”. Het is aan de rechtbank om te beoordelen of hiervan sprake is. Verder had verweerder in het kader van een zorgvuldige voorbereiding eiser er bijtijds op behoren te wijzen dat de handgeschreven notities op een kopie van het rapport van nader gehoor niet voldoende zouden zijn, in plaats van deze correcties en aanvullingen onverkort terzijde te schuiven.
3.1
Verweerder heeft zich in het voornemen op het standpunt gesteld dat aan de correcties en aanvullingen op het rapport van nader gehoor, vanwege het karakter daarvan, niet die waarde wordt gehecht die eiser wenst. Ofschoon het indienen van correcties en aanvullingen vormvrij is, wordt overwogen dat het louter in de kantlijn van het gekopieerde rapport van nader gehoor plaatsen van handgeschreven losse opmerkingen zonder nadere uitleg over de grondslag van die aanvullingen, als onvoldoende serieus beschouwd om hier betekenisvolle aandacht aan te schenken.
In het bestreden besluit heeft verweerder op dit punt overwogen dat, ondanks dat de correcties en aanvullingen in principe vormvrij zijn, er wel degelijk enige eisen gesteld kunnen worden aan de ingediende correcties en aanvullingen. Daarbij wordt vooropgesteld dat, zoals in het voornemen gemotiveerd, de grondslag van deze correcties en aanvullingen niet nader wordt toegelicht. Derhalve kunnen deze geen ander licht werpen op het rapport van nader gehoor. Bovendien kan worden opgemerkt dat wanneer de correcties en aanvullingen op het rapport van nader gehoor handgeschreven zijn, dit tot gevolg kan hebben dat deze dermate onduidelijk zijn dat dit tot misverstanden en misinterpretaties kunnen leiden.
3.2
Ter zitting heeft verweerders gemachtigde aangegeven dat verweerder de correcties en aanvullingen wel heeft gelezen, maar dat deze niet zijn betrokken bij de beoordeling. Aan de correcties en aanvullingen wordt niet die waarde gehecht die eiser daaraan gehecht wenst te zien. Volgens jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) is het van belang dat wordt uitgelegd waarom een aanvulling of correctie wordt gemaakt als die afwijkt van het oorspronkelijke relaas en waarom niet direct tijdens het nader gehoor op die manier is verklaard. De kleine correcties of aanvullingen, zoals taalkundige correcties, zijn niet relevant. Verweerder heeft daarom alle correcties en aanvullingen buiten beschouwing gelaten.
3.3
In haar uitspraak van 12 april 2017 (ECLI:NL:RVSL2017:1040) heeft de Afdeling, voor zover hier van belang, als volgt geoordeeld:
“Voorts heeft de vreemdeling in één faxbericht […] correcties en aanvullingen ingediend op zowel het aanmeldgehoor, het eerste gehoor als het nader gehoor, terwijl hij bij die correcties niet heeft toegelicht waarom hij aanvankelijk anders heeft verklaard […]. Onder deze omstandigheden heeft de staatssecretaris terecht aan die correcties en aanvullingen niet de door de vreemdeling gewenste waarde gehecht en diens asielrelaas wegens de tegenstrijdigheden niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht.”
3.4
De rechtbank stelt vast dat verweerder, zoals ter zitting bevestigd door verweerders gemachtigde, alle correcties en aanvullingen op het nader gehoor buiten beschouwing heeft gelaten omdat sprake zou zijn van wijzigingen in of aanvullingen van verklaringen die eiser tijdens het nader gehoor heeft afgelegd, zonder dat daarvoor een nadere toelichting wordt gegeven. Naar het oordeel van de rechtbank mist deze stelling van verweerder feitelijke grondslag, nu niet alle correcties en aanvullingen zodanige inhoudelijke wijzigingen in of aanvullingen van verklaringen van eiser betreffen, dat eiser hierop een nadere toelichting behoort te geven. Immers, een deel van de correcties en aanvullingen zijn bedoeld om kennelijke onjuistheden (bijvoorbeeld het veranderen van ‘Daye Fall’ op p. 10 van het rapport van nader gehoor in ‘Baye Fall’) of taalkundige onjuistheden of tikfouten (bijvoorbeeld het veranderen van ‘metaal’ op p. 18 van het rapport van nader gehoor in ‘meteen’) weg te nemen, of om een verklaring nader te verduidelijken (bijvoorbeeld door aan te vullen dat met ‘daar’ wordt bedoeld ‘in Spanje’; p. 4 van het rapport van nader gehoor). Bij dergelijke correcties en aanvullingen behoeft eiser geen nadere toelichting te geven waarom deze zijn gemaakt.
Nu verweerder in dit geval categorisch alle correcties en aanvullingen buiten beschouwing heeft gelaten bij de beoordeling van de aanvraag van eiser, terwijl verweerder heeft gesteld dat het maken van correcties en aanvullingen vormvrij is en hij bovendien geen voorbeelden heeft gegeven van correcties en aanvullingen die niet leesbaar zouden zijn, heeft verweerder onzorgvuldig gehandeld. Het beroep is reeds daarom gegrond en het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking. De rechtbank benadrukt hierbij dat de vreemdeling niet alleen door het afleggen van verklaringen tijdens het nader gehoor, maar ook door middel van de mogelijkheid om correcties en aanvullingen op die verklaringen in te brengen, in de gelegenheid is om zijn relaas naar voren te brengen en daarmee zijn verzoek om internationale bescherming te staven. De rechtbank wijst in dit verband op paragraaf 3.2.1.1 van de Werkinstructie 2014/10 van 1 januari 2015 (WI 2014/10) en op artikel 17, derde lid, Richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming (herschikking; de Procedurerichtlijn), waarin is bepaald dat de lidstaten ervoor zorgen dat de verzoeker, bij de afsluiting van het persoonlijke onderhoud of binnen een bepaalde termijn voordat de beslissingsautoriteit een beslissing neemt, in de gelegenheid wordt gesteld om mondeling en/of schriftelijk opmerkingen te maken en/of opheldering te verschaffen over verkeerd vertaalde passages of misvattingen in het verslag of de schriftelijke weergave. De betekenis van de correcties en aanvullingen moet derhalve niet worden onderschat.
4. In het kader van finale geschillenbeslechting zal de rechtbank aan de hand van het navolgende bezien of er grond is om te bepalen dat de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit geheel of gedeeltelijk in stand blijven.
5. Eiser voert aan dat verweerder een viertal relevante elementen heeft onderscheiden in zijn relaas. Hieronder vallen niet de elementen ‘travestiet die zijn hond uitliet’ en ‘eisers relaties met vrouwen’. Door de verklaringen van eiser over deze twee onderwerpen vervolgens wel als essentieel te bestempelen, gaat verweerder niet alleen voorbij aan het feit dat hij deze twee onderwerpen zelf eerder niet als essentieel of relevant heeft betiteld, maar dit inhoudelijk ook geen hout snijdt. Eiser verwijst op dit punt naar de zienswijze.
5.1
Voor zover eiser hiermee heeft bedoeld te betogen dat verweerder deze twee punten niet heeft aangemerkt als relevante elementen en deze daarom ten onrechte heeft betrokken bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van het relaas, oordeelt de rechtbank als volgt. Dat verweerder deze twee punten niet heeft aangemerkt als relevante elementen, maakt niet dat verweerder daarom geen waarde heeft kunnen hechten aan eisers verklaringen op deze punten, nu deze twee punten onderdeel uitmaken van eisers relaas met betrekking tot het relevante element ‘de biseksuele geaardheid’. In zoverre wordt eiser dan ook niet gevolgd in zijn beroepsgrond.
5.2
De rechtbank begrijpt deze beroepsgrond echter zó, dat eiser heeft beoogd te stellen dat verweerder ten onrechte heeft overwogen dat eiser op deze twee punten tegenstrijdig heeft verklaard.
5.3
Verweerder heeft in het voornemen overwogen dat eiser in Spanje in een straat woonde, waar een travestiet woonde die alleen ’s nachts naar buiten kwam om zijn hond uit te laten. Eiser is op een dag naar hem toegegaan en heeft gesprekken met hem gevoerd. Daarna zijn zij elkaar vaker gaan zien en dat heeft geleid tot het eerste seksuele contact van eiser met een man. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser ten aanzien van dit punt tegenstrijdig heeft verklaard omdat hij aanvankelijk heeft gezegd dat deze travestiet alleen ’s nachts naar buiten kwam om zijn hond uit te laten, terwijl hij even later stelt dat deze man ook overdag naar buiten ging met zijn hond. In het bestreden besluit heeft verweerder, in aanvulling hierop, overwogen dat de travestiet - afgezien van eisers zoektocht op internet naar porno - de reden was dat hij zich bewust werd van zijn gestelde biseksualiteit. Deze gebeurtenissen vormen daarom een essentieel onderdeel van het relaas.
5.4
De rechtbank overweegt dat eiser ten tijde van het nader gehoor, voor zover hier van belang, het volgende heeft verklaard:
“[I]k woonde toen in de straat [naam 1] . Daar waren drie huizen en het vierde huis daar woonde een biseksueel. Een travestiet, die kwam alleen in de nacht naar buiten om zijn hond uit te laten. Ik ben op een dag naar hem toegegaan, wij hebben gesprekken gevoerd. Wij zijn elkaar vaker gaan zien. Dat was de eerste keer”(p. 12 rapport nader gehoor).
Op de vraag of eiser tot ontdekking van zijn biseksuele gevoelens is gekomen omdat hij vaak naar pornografische films keek, heeft eiser - ongecorrigeerd - verklaard:
“Ja, dat klopt. Dat maakt er wel deel van uit.”Deze verklaring is nadien gecorrigeerd in:
“Nee, dat klopt niet. Dat maakte er wel deel van uit, maar er was meer.”
Op de vraag welk ander deel er nog meer van uit maakte, heeft eiser vervolgens verklaard:
“Ik bedoel dan ook die buurman die in dezelfde straat woonde.”
Als eiser dan gevraagd wordt of dit de buurman is die alleen de hond uitliet als het nacht was, verklaart eiser:
“Ja, hij liep dan heen en weer door de straat. Ik zag hem in de nacht. Vlak bij de straat is een park.”
Eiser wordt vervolgens gevraagd wie de hond overdag uitliet. Daarop heeft eiser – ongecorrigeerd - verklaard:
“Hij woonde alleen. Hij ging soms ook wel overdag naar buiten met zijn hond, maar overdag liep ik zijn huis voorbij.”Deze verklaring is vervolgens in de correcties en aanvullingen op het nader gehoor gecorrigeerd in en aangevuld met:
“Hij woonde alleen. Hij ging ook overdag naar buiten met zijn hond, maar overdag liep ik zijn huis voorbij.Dan sprak ik hem niet(p. 13 rapport nader gehoor).
5.5
De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor weergegeven correcties of aanvulling over het uitlaten van de hond inhoudelijk niet zodanig is, dat geoordeeld moet worden dat eiser hiermee terugkomt op zijn eerdere verklaring (paragraaf 3.2.1.1 WI 2014/10). Eiser behoefde op deze correctie/aanvulling dan ook niet een nadere toelichting te geven. Met de hiervoor weergegeven verklaringen, en de correcties en aanvullingen daarop, heeft eiser naar het oordeel van de rechtbank niet anders bedoeld dan aan te geven dat zijn buurman zijn hond zowel overdag als ’s nachts uitliet, maar dat eiser hem overdag niet aansprak en contact met hem had, maar alleen ’s nachts. Verweerder heeft op dit punt dan ook ten onrechte overwogen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard. In zoverre treft de beroepsgrond doel.
5.6
Ten aanzien van eisers relatie (met een vrouw) heeft verweerder in het voornemen overwogen dat eiser tijdens het eerste gehoor, desgevraagd, heeft verklaard dat hij thans een relatie heeft, om tijdens het nader gehoor weer te verklaren dat hij thans geen relatie heeft, om even later weer te verklaren dat hij thans wel een relatie heeft, maar dat het geen langdurige relatie is, om nog weer later te verklaren dat hij geen relatie had met een vrouw en ook niet heeft gehad vanaf zijn scheiding, maar dat het vriendinnen betrof, om, kort daarna, geconfronteerd met zijn inconsistente verklaringen in dit verband, weer te verklaren dat hij wel een relatie had met een vrouw, maar dat deze relatie geen bestendige relatie is. Ook deze verklaringen zijn inconsistent. In het bestreden besluit heeft verweerder aanvullend overwogen dat eisers verklaringen aangaande zijn relaties met mannen en zijn relaties met vrouwen relevant zijn, nu hij heeft gesteld biseksueel te zijn. Het wordt eiser aangerekend dat hij aantoonbaar wisselend en ongerijmd heeft verklaard over zijn relatie met zijn huidige vriendin. Het is aan eiser om over een dergelijk essentieel onderwerp van zijn relaas op een eenduidige, gedetailleerde en aannemelijke manier te verklaren.
5.7
De rechtbank stelt vast dat eiser tijdens het eerste gehoor, op de vraag of hij verloofd is of een relatie heeft, antwoordt:
“Ik heb een relatie.”
Desgevraagd heeft eiser aangegeven dat zijn partner in Senegal verblijft. Op de vraag of hij samenwoont met deze partner heeft eiser vervolgens verklaard:
“Nee, in Senegal is het moeilijk om op deze manier te leven. Het is verboden dus het is moeilijk, het gebeurt Senegal.”Nadat eiser is gevraagd waar hij op doelt, antwoordt eiser:
“Het is verboden om als paar samen te wonen als je niet getrouwd bent”(p. 3 rapport eerste gehoor).
De rechtbank stelt verder vast dat deze verklaring van eiser niet is gecorrigeerd of aangevuld.
Ten tijde van het nader gehoor heeft eiser verklaard:
“[N]u ben ik vrij en heb ik vaker contacten met mannen dan daarvoor. Maar ik heb niet echt een liefdesrelatie”(p. 14 rapport nader gehoor).
Naar aanleiding van vragen die betrekking hebben op het thema ‘huidige en voorgaande relaties’ heeft eiser verklaard:
“Ik heb nu een relatie met een meisje. Dat is geen langdurige relatie, maar ik heb haar leren kennen toen ik terugkeerde naar Senegal.”Op de vraag hoe lang hij een relatie heeft met dit meisje, antwoordt eiser:
“6 of 7 maanden”. Eiser geeft vervolgens aan dat deze relatie tot vandaag de dag voortduurt.
Op de vraag waarom er jegens eiser verdenkingen waren, omdat hij immers de gehele tijd een relatie had met een vrouw, heeft eiser geantwoord:
“Nou, ik had geen relatie met een vrouw, ik had geen vriendin. Vanaf dat ik gescheiden was had ik geen liefdesrelatie met een vrouw. Ik had wel vriendinnen, maar geen liefdesrelatie.”
Nadat eiser werd voorgehouden dat hij in het eerste gehoor heeft verklaard een relatie te hebben, heeft eiser verklaard:
“Ja, dat klopt. Ik ga met haar uit als in ik Senegal ben. Het is geen bestendige relatie”(p. 15 rapport nader gehoor).
Uit de correcties en aanvullingen bij deze verklaringen volgt dat eiser heeft bedoeld aan te geven:
“Ik weet alleen niet precies of deze relatie toekomst heeft. Ik denk eigenlijk niet. Ik vind haar leuk maar ik wil weer in Spanje wonen en zij wil in Senegal blijven.”
5.8
De rechtbank is van oordeel dat verweerder de verklaringen van eiser met betrekking tot zijn huidige relatie terecht als wisselend heeft aangemerkt. De door eiser gemaakte correctie of aanvulling, neemt de inconsistentie in eisers verklaringen op dit punt niet weg. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder eisers verklaringen op dit punt als relevant heeft kunnen aanmerken. Immers, volgens paragraaf 2.2.2 van de Werkinstructie 2015/9 uit 2015 (WI 2015/9) kan aan de vreemdeling die zijn seksuele geaardheid als asielmotief aanvoert, het thema ‘Huidige en voorgaande relaties, homoseksuele contacten in het land van herkomst en contact met of kennis van homoseksuele groepen’ worden voorgehouden. Verklaringen die in dit verband worden afgelegd, kan verweerder (mede) betrekken bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van de verklaringen over het gestelde asielmotief. In zoverre heeft verweerder niet ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat de wisselende verklaringen afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van het relevante element “de biseksuele geaardheid van eiser”. De beroepsgrond treft in zoverre geen doel.
6. Eiser voert aan dat hij zich er eerst in Spanje bewust van is geworden dat hij zich ook seksueel aangetrokken voelt tot mannen. Dit is relevant voor de wijze waarop verweerder de geloofwaardigheid dient te beoordelen. Immers, dat eiser een proces van bewustwording en, mogelijk, zelfacceptatie doormaakt wordt aangenomen als de asielzoeker afkomstig is uit een land waar homoseksualiteit en dus ook biseksualiteit onacceptabel is. Eiser heeft echter gemerkt dat hij zich ook tot mannen aangetrokken voelt toen hij in Spanje was. De aanname van verweerder dat er in meerde of mindere mate een worsteling moet hebben plaatsgevonden, gaat dus voor eiser niet op. Eiser wijst in dit kader op WI 2015/9. Mocht verweerder willen opmerken dat enkel en alleen is tegengeworpen dat eiser tegenstrijdig zou hebben verklaard hieromtrent, namelijk dat hij eerst heeft aangegeven dat deze gevoelens hem niet zoveel deden, maar dat later heeft gezegd dat hij het in het begin wel moeilijk vond en er daarna aan gewend raakte, dan wijst eiser op de aanvulling bij het rapport van nader gehoor zoals deze ook in de zienswijze is aangehaald. Verweerder heeft deze aanvulling buiten de beoordeling gelaten. Het besluit is daarom al niet deugdelijk gemotiveerd, omdat op basis van deze aanvulling niet langer kan worden volgehouden dat sprake is van een tegenstrijdige verklaring.
Verder heeft verweerder opgemerkt dat het wel zo mag zijn dat eiser eerst in Spanje zijn biseksuele gevoelens heeft ervaren, maar dat dit niet wegneemt dat zijn afkomst uit Senegal invloed kan hebben op zijn innerlijke proces van bewustwording of zelfacceptatie. Dat eiser zijn gedachten en gevoelens omtrent zijn bewustwording en zelfacceptatie niet inzichtelijk heeft kunnen maken en daar zelfs wisselend over heeft verklaard, wordt hem dan ook aangerekend, zo stelt verweerder. Eiser heeft niet geworsteld met het gegeven dat hij zich ook seksueel aangetrokken voelde tot mannen. De afwezigheid van enige worsteling laat zich ook verklaren. Hij was immers in Spanje toen hij hier achter kwam en ging experimenteren. Eiser wijst in dit verband op de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 2 november 2016 (AWB 16 / 9469), voor zover daarin is overwogen:
“Het is onaannemelijk dat de vreemdeling zonder enige emotionele ontwikkeling, een gedachtegang of een bewustwordingsproces zomaar tot volledige acceptatie van zijn geaardheid zou zijn gekomen. Dit is met name ongeloofwaardig vanwege de continue dreiging van uitsluiting, lichamelijke kwetsuren en vervolging wanneer zijn persoonlijke geaardheid bekend zou zijn geworden bij mensen of de overheid.”
Omdat eiser in Spanje woonde, waren de problemen rond acceptatie, strafrechtelijke vervolging en andere dreigingen niet aan de orde. De aanname dat sprake moet zijn geweest van een bewustwordings- of zelfacceptatieproces is dan ook niet deugdelijk onderbouwd. Verder is het natuurlijk ook relevant dat eiser niet homoseksueel is maar biseksueel, waardoor niet zijn gehele seksuele leven ‘een probleem’ vormt.
6.1
De rechtbank stelt voorop dat deze grond, voor zover deze ziet op de stelling dat verweerder ten onrechte heeft aangenomen dat er in meerde of mindere mate een worsteling moet hebben plaatsgevonden, feitelijke grondslag mist. Verweerder heeft noch in het voornemen, noch in het bestreden besluit, zoals ook door verweerders gemachtigde ter zitting is bevestigd, overwogen dat in het geval van eiser geen sprake is geweest van een innerlijke worsteling, of hieraan consequenties verbonden in het kader van de beoordeling van de geloofwaardigheid van eisers gestelde biseksualiteit. De beroepsgrond slaagt in zoverre dan ook niet.
6.2
Ten aanzien van eisers stelling, dat hij zijn seksuele geaardheid heeft ontdekt in Spanje waar problemen rond acceptatie, strafrechtelijke vervolging en andere dreigingen niet aan de orde zijn en dat daarom de aanname van verweerder dat sprake moet zijn geweest van een bewustwordings- of zelfacceptatieproces niet deugdelijk is onderbouwd, oordeelt de rechtbank als volgt.
Uit WI 2015/9 blijkt:
“Bij beoordeling van de geloofwaardigheid van de LHBT-gerichtheid zal gewicht worden toegekend aan het proces van ontdekking van de gerichtheid en de wijze waarop de vreemdeling stelt daarmee te zijn omgegaan. Deze elementen wegen zwaarder als de vreemdeling uit een land afkomstig is waar LHBT-gerichtheid niet geaccepteerd wordt.”
Uit dit citaat volgt weliswaar dat meer gewicht wordt toegekend aan de verklaringen van de vreemdeling over het proces van ontdekking van de seksuele geaardheid en de wijze waarop hij hiermee omgaat, als de vreemdeling afkomstig is uit een land waar een andere geaardheid dan de heteroseksuele niet geaccepteerd wordt, maar uit dit citaat volgt daarnaast dat verweerder (ook) bij een vreemdeling die niet uit een dergelijk land afkomstig is, gewicht toekent aan de verklaringen over het proces van ontdekking en de wijze waarop de vreemdeling daarmee is omgegaan. Dat eiser in Spanje ontdekte dat hij biseksueel is en er daar geen problemen mee zou hebben gehad, betekent derhalve niet dat verweerder in het geheel niet van eiser heeft mogen verlangen dat hij enig inzicht verschaft in het proces van bewustwording van zijn seksuele gevoelens en op welke wijze hij met de ontdekking van zijn geaardheid is omgegaan. Daarbij acht de rechtbank van belang dat eiser afkomstig is uit en opgegroeid is in Senegal, een land waar een andere dan de heteroseksuele geaardheid niet geaccepteerd wordt. Evenzeer van belang is dat eiser heeft verklaard tot zijn zesentwintigste levensjaar nimmer biseksuele gevoelens te hebben gehad, zodat de ontdekking daarvan in 2008 redelijkerwijs (enige) impact moet hebben gehad. De beroepsgrond slaagt niet.
6.3
De rechtbank stelt voorts vast dat eiser in beroep de overweging van verweerder, dat eiser zijn proces van bewustwording en zelfacceptatie niet inzichtelijk heeft gemaakt en op dit punt zelfs wisselend heeft verklaard, niet inhoudelijk heeft bestreden, zodat deze overweging in stand blijft. Voor zover eiser heeft beoogd te betogen dat hij geen inzicht hoeft te verschaffen in zijn proces van bewustwording of zelfacceptatie, dan wel dat hij een dergelijk proces niet heeft doorgemaakt, volgt de rechtbank eiser, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, niet.
7. Eiser voert aan dat het gegeven dat hij zijn biseksuele gevoelens niet heeft besproken met zijn homoseksuele vriend, niet bevreemdingwekkend is. Allereerst merkt eiser op dat op verweerder de verplichting rust om aan te geven waarom iets als bevreemdingwekkend moet worden aangenomen. De aanname dat je ‘alles’ bespreekt met je beste vriend, dus ook je seksuele gevoelens, is niet onderbouwd.
7.1
Verweerder heeft zich in het voornemen op het standpunt gesteld dat de verklaring van eiser, dat hij zijn beste vriend - die homoseksueel is - niet op de hoogte heeft hebben gesteld van zijn gestelde biseksualiteit, bevreemding wekt, nu deze vriend kennelijk evident homoseksueel is. Niet valt in te zien dat eiser deze gestelde overeenkomst - liefde voor mannen - niet zou delen met zijn beste vriend. In het bestreden besluit is, in aanvulling hierop, overwogen dat, ook al mag niet van iedereen worden verwacht dat hij over zijn geaardheid wil praten met anderen, het zeer bevreemdingwekkend is dat eiser dit zelfs niet besproken heeft met zijn beste vriend. Immers, eiser trok heel veel op met zijn homoseksuele vriend. Sterker nog, de homoseksualiteit van de beste vriend van eiser zou ervoor hebben gezorgd dat eiser zelf in de problemen is geraakt. Vanwege het vele contact dat zij met elkaar hadden, dacht men immers dat eiser ook homoseksueel was. Het ligt dan ook in de rede dat eiser over dergelijke onderwerpen met zijn beste vriend zou hebben gesproken. Dat eiser dit niet heeft gedaan, draagt bij aan de ongeloofwaardigheid van zijn verklaringen.
7.2
Ter zitting heeft verweerders gemachtigde aangegeven dat verweerder het bevreemdingwekkend acht dat eiser niet heeft gesproken met zijn vriend. Dat is inderdaad een aanname, gebaseerd op de goede band die eiser met die vriend had. Het zou logischer zijn dat eiser er met deze vriend over heeft gesproken, nu het voor eiser een heel belangrijk onderwerp is.
7.3
De rechtbank is van oordeel dat verweerder, zonder nadere motivering - die ontbreekt - , niet kan worden gevolgd in dit standpunt. Verweerder is op dit punt uitgegaan van een subjectieve aanname, te weten dat het bevreemding wekt dat iemand over een dergelijk onderwerp niet met zijn beste vriend heeft gesproken. De tegenwerping van dit punt, welke is betrokken bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas als geheel, is niet van dien aard dat een nadere motivering achterwege kon blijven. De rechtbank verwijst op dit punt naar de uitspraak van de Afdeling van 15 november 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:3009), waarin is geoordeeld dat het feit dat verweerder bij de beoordeling van niet met bewijs gestaafde verklaringen beslissingsruimte heeft, onverlet laat dat hij de manier waarop hij deze ruimte gebruikt van een deugdelijke en voor de bestuursrechter controleerbare motivering moet voorzien. Die motivering stelt de bestuursrechter in staat om een grondige toetsing te verrichten. Een dergelijke motivering heeft verweerder in deze zaak niet gegeven. Gelet hierop heeft verweerder dit dan ook ten onrechte aan eiser tegengeworpen. De beroepsgrond treft doel.
8. Eiser voert ten aanzien van de overweging van verweerder, dat het feit dat iemand seks heeft gehad met een persoon van hetzelfde geslacht, niet betekent dat dit ook voortkomt uit een intrinsiek gevoelde biseksuele geaardheid met een oprecht gevoelde liefde voor een aantal mensen van het mannelijke geslacht, aan dat hier een voorwaarde wordt gesteld voor het aannemen van een bepaalde seksuele geaardheid, die door verweerder op geen enkele wijze is onderbouwd. Eiser wijst op de informatie van Wikipedia die hij bij de zienswijze heeft overgelegd. Verweerder heeft dit ten onrechte onverkort terzijde geschoven. Eiser voert verder aan dat verweerder op meerdere punten op basis van een niet nader onderbouwde aanname het relaas ongeloofwaardig heeft geacht. Eiser wijst in dit verband op de uitspraak van de Afdeling van 15 november 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:3009). Verweerder had moeten aangeven waarom eerst van een intrinsieke biseksuele geaardheid kan worden gesproken als er ook sprake is geweest van ‘al dan niet duurzame relaties’. Verweerder heeft dit ten onrechte nagelaten.
8.1
Verweerder heeft zich in het voornemen op het standpunt gesteld dat, zelfs wanneer geloof zou worden gehecht aan de verklaringen van eiser dat hij af en toe snelle en eenmalige seksuele contacten zou hebben met mannen, eiser nog immer niet heeft overtuigd in zijn gestelde biseksuele geaardheid. Uit de verklaringen van eiser blijkt dat hij steeds relaties heeft met vrouwen en dat hij in het geheim er enkele en eenmalige seksuele contacten met mannen op na houdt. Hieruit blijkt dat eiser, zowel in Spanje als in Senegal, gevoelens noch een relatie heeft gehad met iemand van hetzelfde geslacht en dat zijn relaties en zijn huwelijk steeds heteroseksueel van aard zijn. Uit het huwelijk is een kind voortgekomen. Overigens wordt verder ten overvloede opgemerkt dat zelfs als eiser in Spanje wellicht enkele keren kortstondig seksueel contact zou hebben gehad met iemand van hetzelfde geslacht, zo dit al het geval zou zijn, dit nog niet maakt dat moet worden aangenomen dat deze gestelde seksuele contacten ook voortkomen uit een intrinsiek gevoelde biseksuele geaardheid met een oprecht gevoelde liefde voor een (aantal) mensen van het mannelijk geslacht. De wijze waarop eiser seksuele contacten heeft met mannen, zoals hij stelt, duidt immers niet op een bepaalde leefwijze, ofwel een manier van innerlijke, intrinsieke affectie of wens tot samenleven met iemand van hetzelfde geslacht. Zowel in het verleden als in het heden is immers niet gebleken dat eiser ook daadwerkelijk een (al dan niet) duurzame relatie is aangegaan of wenst aan te gaan met iemand van hetzelfde geslacht.
In aanvulling hierop heeft verweerder in het bestreden besluit overwogen dat in de zienswijze is aangedragen dat uit Wikipedia blijkt dat biseksualiteit vele verschijnings-vormen kent en derhalve zou de conclusie in het voornemen, dat eiser zijn biseksualiteit ongeloofwaardig is, niet gerechtvaardigd zijn. Afgezien van de omstandigheid dat Wikipedia geen objectieve en gezaghebbende bron is en hier dan ook niet van kan worden uitgegaan, wordt overwogen dat de zienswijze het argument als gebruikt in het voornemen volledig uit de context heeft gehaald. In het voornemen is uitvoering en zeer uitgebreid gemotiveerd wat de redenen zijn dat de biseksualiteit van eiser ongeloofwaardig wordt geacht. Daarbij is vervolgens gemotiveerd dat, mocht het zo zijn dat eiser daadwerkelijk de door hem gestelde seksuele contacten heeft gehad, dit nog niet leidt tot de conclusie dat er bij hem een intrinsiek gevoelde biseksuele geaardheid bestaat. Voor de volledige motivatie wordt verwezen naar het voornemen.
8.2
Ter zitting heeft verweerders gemachtigde nog aangevoerd dat de beoordeling is gebaseerd op WI 2015/9 en dat in dat kader eiser is bevraagd over huidige en voorgaande relaties. Eisers schetst dan het beeld dat hij graag seksueel contact heeft met mannen, maar hieruit blijkt niet dat ook daadwerkelijk sprake is van een biseksuele geaardheid. Dit is niet in negatieve zin bij de beoordeling betrokken, maar draagt ook niet bij in positieve zin.
8.3
De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet heeft gemotiveerd dat en waarom het enkel hebben van seksuele contacten, niet zou kunnen duiden op een “intrinsiek” gevoelde geaardheid. Verweerder heeft deze aanname niet, onder verwijzing naar bronnen waarop de aanname gestoeld is, voorzien van een deugdelijke motivering, zodat niet inzichtelijk is gemaakt dat het enkel hebben van seksuele contacten niets of onvoldoende zegt over de geaardheid van de betrokken persoon. Voor zover verweerder met de hiervoor weergegeven overweging heeft beoogd te stellen dat van een bepaalde geaardheid eerst kan worden uitgegaan indien sprake is van een duurzame “intrinsieke” affectie of wens tot samenleven met iemand van hetzelfde geslacht en dat hiervan in dit geval niet is gebleken, omdat uit het relaas van eiser niet volgt dat hij ook daadwerkelijk een (al dan niet) duurzame relatie is aangegaan of wenst aan te gaan met iemand van hetzelfde geslacht, is de rechtbank van oordeel dat verweerder hiermee geen juiste toepassing heeft gegeven aan het beoordelingskader zoals weergegeven in WI 2015/9.
Dat verweerder, zoals ter zitting is gesteld, dit niet in negatieve zin zou hebben betrokken bij de beoordeling van het relaas, maakt dit niet anders, nu verweerder zelf heeft aangegeven dat het ook niet in positieve zin bijdraagt aan de beoordeling van de geloofwaardigheid en het hier blijkens het voornemen wel degelijk een dragende overweging betreft. De beroepsgrond slaagt.
9. Eiser voert aan dat verweerder ten aanzien van de problemen ten gevolge van zijn biseksuele geaardheid heeft overwogen dat hij niet eenduidig zou zijn geweest over het moment waarop hij belaagd is, dan wel waarop in zijn auto is ingebroken. Eiser heeft moeite met het noemen van data van deze voorvallen. Dat blijkt ook uit het rapport van nader gehoor. Gelet hierop kan niet onverkort aan eiser worden tegengeworpen dat hij niet eenduidig heeft verklaard en dat om die reden het relaas op dit punt ongeloofwaardig is.
9.1
Verweerder heeft zich in het voornemen op het standpunt gesteld dat de door eiser gestelde problemen ten gevolge van de door hem gestelde biseksuele geaardheid ongeloofwaardig zijn. Eiser heeft verklaard dat hij in zijn land van herkomst door de buurtbewoners en zijn familieleden ervan wordt verdacht homoseksueel te zijn. In verband met de problemen die hij daardoor zou hebben gehad, heeft eiser verklaard dat in zijn auto zou zijn ingebroken, waarbij het paspoort en de identiteitskaart en zijn mobiele telefoon zijn gestolen. Eiser heeft op dit punt tegenstrijdige verklaringen afgelegd. Zo heeft eiser eerst verklaard dat hij slechts bij één gelegenheid door buurtbewoners is belaagd, namelijk doordat in zijn auto zou zijn ingebroken, door even later te verklaren dat hij bij twee gelegenheden is belaagd door buurtbewoners, namelijk doordat hij ook nog een keer zou zijn staande gehouden met zijn auto, waarbij zijn documenten en mobiele telefoon zouden zijn buitgemaakt.
De verklaring van eiser dat twee maanden nadat zou zijn ingebroken in zijn auto hij zou zijn staande gehouden door mensen die hem in de auto zouden hebben aangesproken en geslagen en die vervolgens zijn documenten en telefoon zouden hebben meegenomen, is echter tegenstrijdig met zijn verklaring inzake de vermissing van zijn documenten zoals hij deze heeft afgelegd tijdens het eerste gehoor. Bij die gelegenheid heeft eiser immers verklaard dat zes of zeven maanden geleden, dan wel in september of oktober 2016 zijn documenten en zijn telefoon uit zijn auto zijn gestolen.
De verklaring van eiser dat de staandehouding door buurtbewoners in zijn auto zou hebben plaatsgevonden vier, vijf of zes maanden na het voorval met de inbraak in zijn auto is bovendien tegenstrijdig met zijn verklaring direct daarna dat er tussen de inbraak in zijn auto en zijn staandehouding door buurtbewoners in zijn auto slechts twee maanden zou hebben gezeten. Tegenstrijdig in zijn verklaringen is derhalve ook op welk moment en bij welke gelegenheid zijn documenten en zijn telefoon dan zouden zijn gestolen, namelijk tijdens een inbraak in zijn auto, of toen hij werd staande gehouden door buurtbewoners.
Tot slot heeft verweerder overwogen dat eiser desgevraagd heeft verklaard dat hij niet weet of deze incidenten wel te maken hebben met een door de buurtbewoners toegedichte homoseksuele geaardheid. Immers, een inbraak in een auto en een staandehouding in een auto kan, in zijn algemeenheid, evengoed roof als motief hebben.
9.2
Eiser heeft tijdens het nader gehoor verklaard dat hij eenmaal is belaagd in zijn auto:
“Toen hebben ze mijn telefoon en mijn paspoort van mij afgenomen, toen hebben ze mij belaagd”(p. 6, rapport nader gehoor).
Eiser is later voorgehouden dat hij één keer belaagd is en of hij hiermee de situatie dat in zijn auto is ingebroken bedoelt. Eiser heeft daarop verklaard:
Nee, iets anders. Toen kwam ik naar mijn auto en zag dat er ingebroken was”(p. 20, rapport nader gehoor).
Nadat eiser later werd gevraagd wanneer hij belaagd is en wat er is gebeurd, heeft eiser
- voor zover hier van belang - geantwoord:
“Dat was na het voorval met mijn auto.” “Het was bij een benzinestation, bij een rotonde, er was ook een supermarkt. Ik kwam langs en wilde stoppen om daar iets te kopen. Toen werd er op mijn auto geslagen. Ik stopte en zei ‘wie doet dat’. Iemand zei ‘ik’. Ik moest uitstappen, maar dat wilde ik niet. Dus ik bleef zitten. Die persoon stond rechts van de auto. Ik had het raam geopend en had een discussie met hem. Toen liep hij om de auto heen naar de linkerkant. Daar moest ik dus ook het raam openen, om met hem te kunnen praten. Toen greep hij mij bij mijn keel. Toen kwamen er ook andere personen. Ik had mijn mobieltje voor mij liggen in een tas. Daar zaten ook mijn papieren in. Zij hebben toen mijn mobieltje en mijn tas meegenomen. Er waren veel mensen en ik was echt bang om uit de auto te stappen”(p. 20, rapport nader gehoor).
9.2.1
De rechtbank is van oordeel dat eiser een duidelijke scheiding heeft gemaakt tussen de inbraak in zijn auto en de belaging, die plaatsvond terwijl eiser in zijn auto reed. Verweerder heeft dit miskend. Verweerder heeft eiser dan ook ten onrechte tegengeworpen dat hij over het aantal belagingen wisselend heeft verklaard.
9.3
Ten aanzien van de chronologie van de gebeurtenissen heeft eiser als volgt verklaard:
“Die [het paspoort, toevoeging rechtbank] ben ik kwijtgeraakt, die is uit mijn auto gestolen. […] Toen ik terugkeerde in 2016, zes of zeven maanden geleden is het denk ik gebeurd. Het is samen gestolen met mijn Sony telefoon en mijn identiteitskaart”(p. 6, rapport eerste gehoor).
Tijdens het nader gehoor is eiser gevraagd wanneer hij belaagd is. Eiser heeft daarover verklaard:
“Dat was na het voorval met mijn auto [de inbraak daarin, toevoeging rechtbank]. Ik weet het niet meer precies [wanneer dat was], maar ik denk vier, vijf of zes maanden later.”Op de vraag of dit na de inbraak in de auto was, antwoordt eiser:
“Nee, de tijd die daar tussen zat, was ongeveer twee maanden. Ik herinner mij de dag niet en de datum ook niet. Ik denk dat het ergens rond november was”(p. 20, rapport nader gehoor).
9.3.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder op dit punt terecht heeft overwogen dat sprake is van tegenstrijdige verklaringen. De enkele stelling van eiser, dat hij moeite heeft met het noemen van data van deze voorvallen, is zonder nadere onderbouwing onvoldoende om te oordelen dat ten onrechte van hem is verlangd dat hij eenduidige verklaringen op dit punt aflegt. Daarbij acht de rechtbank nog van belang dat eiser deze verklaringen niet heeft gecorrigeerd of aangevuld. De beroepsgrond faalt.
9.4
De rechtbank stelt verder vast dat eiser in beroep niet heeft bestreden de overweging van verweerder dat eiser heeft verklaard niet te weten of de door hem genoemde incidenten te maken hadden met een door de buurtbewoners aan hem toegedichte (homoseksuele) geaardheid. Verweerder heeft dit dan ook niet ten onrechte bij de beoordeling van de geloofwaardigheid betrokken.
10. Eiser voert aan dat verweerder heeft overwogen dat hij heeft verklaard dat hij uit angst maar één keer een homoseksueel contact heeft gehad in Senegal, maar wel naar een bar ging waar homoseksuelen komen en met zijn homoseksuele vriend op stap ging. Eiser bezocht een club die zowel door homoseksuelen als heteroseksuelen wordt bezocht. Aan het bezoek aan deze club moeten volgens verweerder risico’s verbonden zijn, omdat er veel homoseksuelen komen. Uit een filmpje op YouTube (https [site] ) blijkt dat niet zomaar kan worden aangenomen dat het bezoeken van deze gemengde club een risico vormt, aldus eiser.
10.1
Verweerder heeft in het voornemen overwogen dat de verklaring van eiser, dat hij in Senegal slechts één keer een seksueel contact heeft gehad met een man omdat hij bang was, inconsistent is met de verklaring dat hij in Senegal dagelijks op pad ging met zijn beste vriend die uit Spanje op bezoek kwam en die op basis van zijn uiterlijke kenmerken te herkennen zou zijn als homoseksueel, terwijl eiser ook nog bij herhaling een bar bezocht waarvan bekend was dat daar homoseksuelen komen. Indien eiser oprecht heel bang zou zijn, valt niet in te zien dat hij zich zo openlijk in de kijker zou spelen door dag en nacht om te gaan met een persoon waarvan je volgens eiser uit zijn gedrag kon opmaken dat hij homoseksueel is, met alle risico’s van dien.
In het bestreden besluit heeft verweerder, in aanvulling hierop, overwogen dat in de zienswijze nadere informatie wordt gegeven over de nachtclub [naam 2] . Er wordt gesteld dat er geen risico kleeft aan deze club, nu deze club door zowel homo- als heteroseksuelen wordt bezocht, terwijl eiser heeft verklaard dat hij naar deze club toeging, omdat er juist veel homoseksuelen kwamen en dat de eigenaar van deze club vaak als vrouw verkleed ging. In het licht van hetgeen in de zienswijze naar voren is gebracht, zijn de verklaringen van eiser omtrent dit onderwerp ongerijmd. Immers, volgens eiser zei iedereen dat hier veel homoseksuelen kwamen. Nu de club volgens eiser bekend staat als gay club, valt niet in te zien dat hieraan geen risico’s verbonden zaten.
10.2
De rechtbank overweegt dat eiser tijdens het nader gehoor op dit punt als volgt heeft verklaard:
“[D]e club, waar ik vaak naar toe ging, mensen zeggen daarover dat de zanger homoseksueel is en dat er veel homoseksuele mannen komen. Daarom ging ik er ook naar toe. De mensen zeiden dat. Er zijn geen bewijzen maar de mensen zeiden dat.”
Op de vraag of eiser niet bang was om juist naar zo een club te gaan en waarom hij niet naar een andere club is gegaan, heeft eiser geantwoord:
“Nee. Ik was niet bang, het was namelijk in de nacht. Ik ging er om 1.00 of 2.00 naar toe. Iedereen heeft het recht om naar een club te gaan, dus ik ook. Iedereen in Senegal wist dat [dat de club bekend stond als gay club, toevoeging rechtbank], maar er was geen bewijs. Ze zeiden dat iedereen die die club bezocht, homo was, maar er was geen bewijs. De mensen zeiden ook dat de eigenaar gay was, maar de eigenaar liet dat niet zien. De eigenaar droeg soms vrouwenkleding, maar hij heeft het recht om te dragen wat hij wil.(p. 16, rapport nader gehoor).
Later heeft eiser, op de vraag of hij niet de behoefte had om met andere homoseksuelen in Senegal af te spreken, verklaard:
“Nee, je bent bang, altijd bang. Als je met zo iemand omgaat, dan zeggen ze dat jij het ook bent. Het leven voor gays is daar heel moeilijk”(p. 17, rapport nader gehoor).
10.3
De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte heeft overwogen dat eisers verklaring, dat hij maar één keer een seksueel contact heeft gehad met een man in Senegal, inconsistent is met zijn verklaringen over het op pad gaan met zijn - kennelijk als zodanig herkenbare - homoseksuele vriend en het regelmatige bezoek aan een club. Hiertoe is allereerst van belang dat eiser zelf heeft verklaard dat van deze club in Senegal bekend is dat er veel homoseksuelen komen en dat iedereen die de club bezocht homo was. Dat er, zoals eiser in de zienswijze en in de gronden van beroep aanvoert, ook heteroseksuelen in die club komen, doet daar niet aan af. Het door eiser genoemde en ter zitting getoonde filmpje van deze club, leidt evenmin tot een andere conclusie. Eiser heeft niet duidelijk gemaakt dat hij, terwijl hij volgens zijn verklaringen altijd bang was dat zijn geaardheid in Senegal naar buiten zou komen, desondanks het risico nam om regelmatig een club te bezoeken waarvan volgens eiser zelf bekend is dat daar veel homoseksuele mannen komen en waarvan mensen volgens hem ook zeiden dat iedereen die de club bezoekt, homo is. Verweerder heeft dit niet ten onrechte ongerijmd geacht. De beroepsgrond slaagt niet.
11. Eiser verwijst in de beroepsgronden ten aanzien van verweerders argument dat hij niet heeft kunnen duiden hoe je een homoseksueel mogelijk kunt herkennen, naar de zienswijze.
11.1
De enkele verwijzing in dit verband naar de zienswijze, zonder daarbij aan te geven in welk opzicht verweerders reacties daarop in het bestreden besluit tekortschiet, is onvoldoende om te spreken van een beroepsgrond waarop de rechtbank in moet gaan.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
12. Eiser voert met betrekking tot het argument van verweerder, dat hoewel hij geen onderzoek heeft gedaan naar het bestaan van LGBT-organisaties, hij aanneemt dat deze er niet zijn, het volgende aan. Het gegeven dat eiser op basis van logische argumenten heeft aangenomen dat er geen LGBT-organisaties zijn terwijl hij daar geen onderzoek naar heeft gedaan, rechtvaardigt niet de conclusie dat eiser hieromtrent ongerijmde verklaringen heeft afgelegd. Uit informatie van het US Department of State over 2016, zoals aangehaald in de zienswijze, blijkt ook dat er wel organisaties bestaan die opkomen voor rechten van homoseksuelen, maar dat deze een ‘exceedingly low profile’ hadden. Niet kan worden volgehouden dat eiser op dit punt ongerijmde verklaringen heeft afgelegd.
12.1
Verweerder heeft zich in het voornemen op het volgende standpunt gesteld. Eiser heeft verklaard dat hij nimmer heeft gezocht naar organisaties in Senegal die zich bezig houden met de rechten en belangen van LHBT-mensen in Senegal. De verklaring die hij hiervoor geeft, namelijk dat deze organisaties er niet zijn, is ongerijmd en wekt bevreemding. Niet valt in te zien dat iemand als eiser geen pogingen zou doen om er achter te komen of er organisaties zijn die voor zijn belangen opkomen dan wel of er bars of cafés zouden zijn waar hij lotgenoten zou kunnen ontmoeten. Dit klemt te meer nu eiser wel in staat was op internet te zoeken naar porno. Verder snijdt de verklaring van eiser, dat die organisaties er niet zijn in Senegal, geen hout. Eiser heeft er niet naar gezocht, dus valt niet in te zien hoe hij weet dat ze niet zouden bestaan.
12.2
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in dit standpunt kan worden gevolgd. Dat eiser op basis van logische argumenten zou hebben aangenomen dat er geen LGBT-organisaties zijn, is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen, evenals de verwijzing naar informatie van het US Department of State op dit punt. Verweerder heeft dan ook niet ten onrechte dit punt meegewogen bij de beoordeling, waarbij de rechtbank opmerkt dat aan dit punt niet (kenbaar) een groot gewicht is toegekend door verweerder.
13. De rechtbank stelt vast dat verweerder bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van het element ‘de biseksuele geaardheid van eiser’ heeft betrokken dat eiser wisselend heeft verklaard over het moment waarop hij achter zijn geaardheid kwam. Zo heeft eiser eerst verklaard dat hij nog niet gehuwd was, terwijl hij later heeft verklaard wel al gehuwd te zijn toen hij achter zijn geaardheid kwam. Eiser heeft deze overweging in beroep niet bestreden en verweerder heeft deze dan ook niet ten onrechte bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van dit element betrokken.
13. De rechtbank overweegt dat zij, gelet op vorenstaande overwegingen, aanleiding ziet om te bepalen dat de rechtsgevolgen van het te vernietigen bestreden besluit geheel in stand blijven. Voor dit oordeel is bepalend dat de argumenten besproken onder de punten 5.8, 6.2, 6.3, 9.3.1, 9.4, 10.3 en 13 van deze uitspraak die verweerder ten grondslag heeft gelegd aan zijn standpunt dat de relevante elementen “de biseksualiteit van eiser” en “de problemen ten gevolge van de biseksuele geaardheid” ongeloofwaardig zijn, deugdelijk zijn bevonden. Deze argumenten kunnen dat standpunt van verweerder reeds dragen. Dat de argumenten van verweerder besproken onder 5.5, 7.3, 8.3 en 9.2.1 ondeugdelijk zijn bevonden, leidt niet tot een ander oordeel, omdat met name de onderwerpen van 6.2, 6.3, 13 (bewustwording zelfacceptatie), 9.4 (de problemen ten gevolge van de biseksuele geaardheid), 10.3 (homoseksuele contacten in het land van herkomst), mede gelet op de WI 2015/9, zwaar wegen. Tevens heeft de rechtbank hierbij betrokken dat de correcties en aanvullingen op het nader gehoor, die verweerder ten onrechte niet bij zijn beoordeling heeft betrokken, het relaas van eiser inhoudelijk niet (wezenlijk) wijzigen.
13. Nu het beroep gegrond is, zal de rechtbank verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb veroordelen in de kosten die eiser heeft gemaakt. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 990,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1).
Verzoek om een voorlopige voorziening
16. Indien tegen een besluit beroep bij de rechtbank is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak, ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
16. Nu in de hoofdzaak wordt beslist, is aan het verzoek het belang komen te ontvallen, zodat dit reeds daarom niet voor toewijzing in aanmerking komt. De voorzieningenrechter zal het verzoek om een voorlopige voorziening afwijzen.
16. De voorzieningenrechter zal met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb verweerder veroordelen in de kosten die eiser heeft gemaakt. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 495,- (1 punt voor de voorlopige voorziening, wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt hem op € 990,- te betalen.
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt hem op € 495,- te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.O.P. Roché, rechter, tevens voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. drs. S.R.N. Parlevliet, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 mei 2017.
griffier rechter
afschrift verzonden aan partijen op:
Coll:

Rechtsmiddel