ECLI:NL:RBDHA:2017:6660

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juni 2017
Publicatiedatum
19 juni 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 10890
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: Terugname door Polen

In deze zaak heeft eiseres, mede namens haar twee minderjarige kinderen, beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, waarin de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling is genomen. De asielaanvraag werd op 23 maart 2017 ingediend, maar verweerder heeft deze afgewezen op basis van de Dublinverordening, die bepaalt dat Polen verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming. Eiseres had eerder in Polen en Duitsland asiel aangevraagd, maar deze aanvragen waren afgewezen. De rechtbank heeft op 12 juni 2017 de zaak behandeld en geconcludeerd dat er geen reden is om aan te nemen dat Polen zijn verdragsverplichtingen niet zal nakomen. Eiseres heeft geen concrete aanwijzingen aangedragen die haar vrees voor bloed- of eerwraak onderbouwen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de asielaanvraag niet in behandeling te nemen en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering op de Dublinverordening rechtvaardigen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat tegen deze uitspraak binnen één week hoger beroep kan worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/10890

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juni 2017 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres, V-nummer [vreemdelingennummer]

Mede namens haar twee minderjarige kinderen:
[persoon 1] , geboren [geboortedatum 1] 2015 en
[persoon 2] , geboren [geboortedatum 2] 2016
(gemachtigde: mr. S.R. Kwee),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: mr. B.M. Kristel).

Procesverloop

Bij besluit van 23 mei 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres van 23 maart 2017 niet in behandeling genomen.
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 8 juni 2017. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres heeft op 23 maart 2017 een asielaanvraag ingediend. Uit Eurodac is gebleken dat eiseres op 10 december 2016 in Polen en op 19 december 2016 in Duitsland een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Uit onderzoek door verweerder op grond van artikel 34 van Verordening (EU) 604/2013 (Dublinverordening) is gebleken dat het verzoek om internationale bescherming in Duitsland is afgewezen omdat de Duitse autoriteiten op grond van de Dublinverordening Polen verantwoordelijk achten voor de behandeling van het verzoek tot internationale bescherming. Op 28 december 2016 hebben de Poolse autoriteiten middels een claimakkoord ingestemd.
Verweerder heeft op 11 april 2017 de Poolse autoriteiten verzocht eiseres terug te nemen. De Poolse autoriteiten hebben middels het claimakkoord van 14 april 2017, hiermee op grond van artikel 18, eerste lid, onder c, van de Dublinverordening ingestemd.
2. De rechtbank overweegt als volgt.
Eiseres heeft met het door haar in beroep gevoerde betoog niet aannemelijk gemaakt dat Polen zijn verdragsverplichtingen niet zal nakomen. Eiseres heeft niet onderbouwd welke concrete aanwijzingen er zouden zijn dat Polen zijn internationale verplichting niet zal nakomen. De enkele stelling dat er grote problemen zijn met betrekking tot de onafhankelijkheid van de rechtspraak is onvoldoende. Ook heeft eiseres op geen enkele wijze onderbouwd waarom zij zich niet bij voorkomende problemen kan wenden tot de Poolse autoriteiten voor bescherming. De enkele stelling dat zij vreest voor bloed/eerwraak is hiertoe onvoldoende. Verweerder heeft zich -met de in het besluit gegeven motivering- dan ook terecht op het standpunt gesteld dat geen grond bestaat voor het oordeel dat ten opzichte van Polen niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan of dat door de overdracht van eiseres aan Polen een situatie zal ontstaan die strijdig is met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
De rechtbank is voorts van oordeel dat verweerder in redelijkheid geen gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om het verzoek om internationale bescherming van eiseres hier te lande te behandelen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening nu eiseres geen bijzondere, individuele omstandigheden heeft aangevoerd die maken dat de overdracht van onevenredige hardheid getuigt.
3. Het beroep is ongegrond.
4. Voor een proceskosten veroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Nobel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2017.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen één weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Bij het beroepschrift dient een kopie van deze uitspraak te worden overgelegd.
Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank te bevatten en moet geadresseerd worden aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC Den Haag (nadere informatie: www.raadvanstate.nl).