ECLI:NL:RBDHA:2017:6625

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 mei 2017
Publicatiedatum
19 juni 2017
Zaaknummer
09/817175-17
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

ISD-maatregel opgelegd aan illegale vreemdeling met zwaar inreisverbod na mishandeling en poging tot zware mishandeling

Op 4 mei 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een illegale vreemdeling, die op 24 januari 2017 in Leiden een beveiliger heeft mishandeld. De verdachte, geboren in Somalië en thans gedetineerd, werd beschuldigd van mishandeling, poging tot zware mishandeling en vernieling. Tijdens de zitting op 21 april 2017 heeft de officier van justitie, mr. M.J. Mos, de vordering ingediend, terwijl de verdediging door mr. M. Shaaban werd bijgestaan. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en getuigen, alsook camerabeelden, in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de aangever in zijn gezicht had geslagen en met een glazen koffiepot had gegooid, wat een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel met zich meebracht. De verdachte werd schuldig bevonden aan mishandeling en poging tot zware mishandeling, maar vrijgesproken van een deel van de aanklacht. De rechtbank legde de ISD-maatregel op voor twee jaar, gezien de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte. De rechtbank benadrukte dat de verdachte een stelselmatige dader is en dat de maatregel noodzakelijk is voor de veiligheid van de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/817175-17
Datum uitspraak: 4 mei 2017
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Somalië),
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn, HvB Maatschapslaan, te Alphen aan den Rijn.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 21 april 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.J. Mos en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte mr. M. Shaaban, advocaat te Rotterdam, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 januari 2017 te Leiden [slachtoffer] heeft mishandeld door hem (meermalen) in zijn gezicht en/of op zijn hoofd te slaan/stompen;
2.
hij op of omstreeks 24 januari 2017 te Leiden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen:
-(met kracht) een glazen koffiepot met hete koffie in de richting van het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft gegooid en/of
-(met kracht) een asbak tegen een ruit - waarachter die [slachtoffer] stond - heeft gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 24 januari 2017 te Leiden opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Stichting Uitgeprocedeerde Vluchtelingen, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk een asbak tegen die ruit te gooien.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De verdachte wordt verweten dat hij zich op 24 januari 2017 schuldig heeft gemaakt aan mishandeling en een poging tot zware mishandeling van aangever [slachtoffer] en het beschadigen van een ruit van Stichting Uitgeprocedeerde Vluchtelingen (hierna: de Stichting).
De verdachte heeft ontkend deze feiten te hebben begaan.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte de hem ten laste gelegde feiten heeft begaan. Ten aanzien van het onder het tweede gedachtestreepje van feit 2 tenlastegelegde – poging zware mishandeling door een asbak tegen een ruit te gooien – heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit, wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs en daartoe aangevoerd dat de verdachte heeft ontkend de feiten te hebben gepleegd. Wat betreft feit 1 heeft de raadsvrouw voorts aangevoerd dat het dossier geen foto bevat van het letsel van aangever en dat de enige getuige van het voorval niet heeft verklaard te hebben gezien dat aangever in zijn gezicht danwel op zijn hoofd is geslagen.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 2 voorts aangevoerd dat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangever en dat niet is vast komen te staan dat verdachtes handelen dit gevolg gehad zou kunnen hebben.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verklaring van aangever het enige belastende bewijsmiddel is.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 24 januari 2017 als beveiliger aan het werk was bij de Stichting te Leiden waar verdachte op dat moment bewoner was en dat hij een discussie met verdachte kreeg omdat hij zou rapporteren dat verdachte naar alcohol rook. Verdachte werd hier boos om en heeft aangever aangevallen door met zijn vuist een harde klap richting diens hoofd te geven en met kracht met de muis van zijn hand op zijn gezicht te slaan. Aangever voelde een hevige pijn aan zijn neus en bovenlip en ook een tand deed pijn. Vervolgens heeft verdachte een volle glazen pot koffie van tafel gepakt en deze in de richting van aangever gegooid. Aangever kon zich nog net achter archiefkasten in veiligheid brengen. De koffie kwam in zijn haren, op zijn blouse en op zijn telefoon terecht. Kort daarop liep verdachte naar buiten, pakte een asbak en gooide deze tegen de ruit waar aangever achter stond. De aangever heeft de ruit zien versplinteren. [2]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij in de keuken stond en zag dat verdachte met zijn rechtervuist de beveiliger sloeg en hem raakte. [3]
De rechtbank heeft camerabeelden van de Stichting ter terechtzitting samen met de verdachte en diens raadsvrouw en de officier van justitie bekeken. De beelden zijn van een camera die deels gericht was op de keuken en de balie van de Stichting. Op deze beelden heeft de rechtbank waargenomen dat verdachte een slaande beweging richting de aangever heeft gemaakt en aangever daarbij in het gezicht raakte, en dat verdachte de koffiepot met kracht in de richting van het hoofd van de aangever heeft gegooid. [4]
In het dossier bevindt zich een foto waarop te zien is dat de glasscherven van de koffiepot haaks in de muur achter de beveiligingsbalie zitten. [5] Tevens bevat het dossier een foto van de beschadiging aan de ruit. [6]
Conclusies van de rechtbank
De rechtbank acht de verklaring van aangever betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs, nu deze deels wordt bevestigd door hetgeen de rechtbank op de camerabeelden heeft waargenomen.
Ten aanzien van feit 1
De verklaring van de aangever wordt naast de camerabeelden eveneens bevestigd door hetgeen de getuige [getuige] heeft waargenomen. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van aangever.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht gelet op de verklaring van de aangever en de camerabeelden, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met kracht een glazen koffiepot met inhoud in de richting van het hoofd van de aangever heeft gegooid. De vraag die de rechtbank heeft te beantwoorden is of verdachte met dit handelen (voorwaardelijk) opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer] . De rechtbank overweegt daartoe als volgt. De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier zwaar lichamelijk letsel – aanwezig is als de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaardt dat dit gevolg zal intreden. De rechtbank heeft reeds vastgesteld dat verdachte met kracht een volle glazen koffiepot in de richting van het hoofd van de aangever heeft gegooid. De foto in het dossier laat zien dat de glasscherven in de muur vast zijn blijven zitten. In het geval de koffiepot aangever met deze kracht in het gezicht had getroffen, was er naar het oordeel van de rechtbank een aanmerkelijke kans dat dit zwaar lichamelijk letsel, zoals oogletsel of (perforerende) snijwonden met blijvende littekens zou hebben opgeleverd. De rechtbank is van oordeel dat de gedraging van verdachte gelet op de uiterlijke verschijningsvorm kan worden aangemerkt als zozeer op dit gevolg gericht te zijn, dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard. Van aanwijzingen voor het tegendeel is de rechtbank niet gebleken. De rechtbank komt daarom ten aanzien van het eerste tenlastegelegde gedachtestreepje tot bewezenverklaring.
Ten aanzien van het tweede tenlastegelegde gedachtestreepje, is de rechtbank van oordeel dat niet voldoende is vast komen te staan waar de aangever precies stond, ten tijde van het door verdachte gooien van de asbak tegen de ruit, zodat niet geconcludeerd kan worden dat er een aanmerkelijke kans was dat de aangever hierdoor zwaar lichamelijk letsel zou hebben opgelopen. De rechtbank zal verdachte van dit onderdeel van het tenlastegelegde onder feit 2 vrijspreken.
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank acht gelet op de verklaring van de aangever en de foto in het dossier van de beschadigde ruit, wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte is geweest die deze ruit heeft vernield. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de aangifte op dit onderdeel, nu de rest van de aangifte wordt ondersteund door de camerabeelden en de foto’s in het dossier. Dat, zoals verdachte - overigens voor het eerst - ter terechtzitting heeft betoogd, een andere bewoner ’s morgens een asbak tegen deze ruit zou hebben gegooid acht de rechtbank niet aannemelijk geworden.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
1.
hij op 24 januari 2017 te Leiden [slachtoffer] heeft mishandeld door hem in zijn gezicht en op zijn hoofd te slaan/stompen;
2.
hij op 24 januari 2017 te Leiden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen:
-(met kracht) een glazen koffiepot met koffie in de richting van het hoofd van die [slachtoffer] heeft gegooid terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 24 januari 2017 te Leiden opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, toebehorende aan Stichting Uitgeprocedeerde Vluchtelingen, heeft vernield door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk een asbak tegen die ruit te gooien.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1:
Mishandeling;
Ten aanzien van feit 2:
Poging tot zware mishandeling;
Ten aanzien van feit 3:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De motivering van de op te leggen maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte zal worden opgelegd de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair bepleit – bij bewezenverklaring – geen ISD-maatregel op te leggen en subsidiair de duur van deze maatregel te beperken tot één jaar. De raadsvrouw heeft verzocht het voorarrest in mindering te brengen van de op te leggen maatregel.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden maatregel is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling en een poging zware mishandeling. Hij heeft een beveiliger die werkzaam was bij de Stichting aangevallen door hem in zijn gezicht en op zijn hoofd te slaan/stompen. Ook heeft hij een koffiepot met inhoud met kracht in de richting van de beveiliger gegooid. Gelukkig is de aangever – die dekking had gezocht – niet geraakt. De foto in het dossier met de scherven van de pot die in de muur zijn blijven steken spreekt boekdelen. Dat de beveiliger hierbij geen letsel heeft opgelopen is niet te danken aan het handelen van verdachte. De verdachte heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van zijn slachtoffer. Verdachte heeft voorts een ruit vernield van de Stichting. De rechtbank rekent verdachte zijn handelen zwaar aan.
Uit het omvangrijke strafblad van de verdachte van 25 januari 2017 blijkt dat de verdachte veelvuldig is veroordeeld voor misdrijven (vermogensdelicten en delicten met een geweldscomponent) tot (deels voorwaardelijke) gevangenisstraffen. Deze straffen hebben de verdachte er niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op een met redenen omkleed reclasseringsadvies van 22 maart 2017, opgemaakt en ondertekend door S. Verbeek, reclasseringswerker bij GGZ Reclassering Palier te Den Haag, waarin wordt geadviseerd een onvoorwaardelijke ISD-maatregel aan de verdachte op te leggen. Ter terechtzitting heeft S. Verbeek, gehoord als deskundige, gepersisteerd bij dit advies.
Uit dit advies komt naar voren dat bij de verdachte sprake is van ernstige en langdurig bestaande delictgerelateerde problematiek. Verdachte is nagenoeg onbegeleid- en behandelbaar gebleken binnen een ambulant of voorwaardelijk kader. Dit maakt de responsiviteit laag en de kans op recidive zeer hoog. Het risico op recidive en de kans op gevaar en letsel zijn onverminderd hoog zolang verdachte blijft terugvallen in alcoholgebruik en de aanwijzingen vanuit de hulpverlening en de reclassering niet opvolgt. Verdachte heeft nagenoeg op alle gebieden problemen. De beperkte mogelijkheden vanuit de reclassering voor positieve gedragsbeïnvloeding bij verdachte, samen met de hoge recidive- en gevarenrisico en de ineffectiviteit van een ambulant traject, maken dat de reclassering met oog op voorkomen van recidive een (langdurig) intensief klinisch behandeltraject nodig acht. Een onvoorwaardelijke ISD-maatregel ligt in de rede. Gelet op zijn illegale status en inreisverbod zal er vanuit de ISD echter geen extramuraal traject worden geboden gericht op resocialisatie van verdachte. De ISD voor illegale (ongewenste) vreemdelingen is gericht op terugkeer naar, en re-integratie in, het land van herkomst.
Op basis van dit reclasseringsadvies concludeert de rechtbank dat het plegen van strafbare feiten door de verdachte zeer waarschijnlijk samenhangt met zijn problematiek. De door de verdachte begane feiten betreffen misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De rechtbank stelt vast dat de verdachte valt onder de definitie van stelselmatige dader, zoals bedoeld in de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers, en dat wordt voldaan aan alle vereisten die de wet en voornoemde Richtlijn aan de oplegging van de ISD-maatregel stellen.
De vele tot nu toe aan de verdachte opgelegde straffen hebben er niet toe geleid dat de verdachte zijn gedrag heeft veranderd. Gelet op de door verdachte steeds weer veroorzaakte overlast en schade, dient het belang van de samenleving thans voorop te staan en eist de veiligheid van personen en goederen de oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders.
Dat de verdachte wegens zijn illegale status niet zal kunnen deelnemen aan een extramuraal traject en geen sprake kan zijn van resocialisatie in de Nederlandse samenleving maakt niet dat van oplegging van de ISD-maatregel moet worden afgezien. Hoewel de oplegging van de maatregel primair noodzakelijk is ter beveiliging van de maatschappij, kan verdachte binnen de maatregel deelnemen aan trainingen die enkele probleemgebieden (zoals alcoholverslaving) kunnen aanpakken. Tijdens de maatregel zal eveneens gewerkt worden aan het motiveren van verdachte tot terugkeer naar Somalië. Het gegeven dat tijdens de ISD-maatregel door de Dienst Terugkeer & Vertrek pogingen worden ondernomen om terugkeer naar het land van herkomst te bewerkstelligen betekent niet dat de maatregel wordt gebruikt voor andere doeleinden dan waarvoor deze is bedoeld. De strafrechtelijke doeleinden rechtvaardigen de maatregel. De ISD-maatregel strekt er niet toe terugkeer van de illegale vreemdeling naar zijn land van herkomst te bewerkstelligen; daarop gerichte inspanningen worden vereist om zo veel mogelijk te voorkomen dat betrokkene in vreemdelingenbewaring wordt genomen nadat de maatregel ten uitvoer gelegd is. Zodra de verdachte kan terugkeren naar Somalië, kan de ISD- maatregel beëindigd worden. Mocht terugkeer naar het land van herkomst onverhoopt niet gerealiseerd kunnen worden, dan heeft de verdachte in ieder geval enige vorm van hulpverlening kunnen ontvangen. De maatregel kan derhalve tevens een bijdrage leveren aan het oplossen van (een deel van) de problematiek van de verdachte.
Voor het bereiken van de strafrechtelijke doelstellingen is het van belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de ISD-maatregel voor de maximale duur van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte in voorarrest is doorgebracht daarbij niet in mindering brengen op de duur van die maatregel.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen:
- 38m, 38n, 45, 57, 300, 302, 350 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
Ten aanzien van feit 1:
Mishandeling;
Ten aanzien van feit 2:
Poging tot zware mishandeling;
Ten aanzien van feit 3:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
legt de verdachte op:
de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 (TWEE) JAREN;
beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht
nietbij de tenuitvoerlegging van deze maatregel in mindering gebracht zal worden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.T. Renckens, voorzitter,
mr. C.W. de Wit, rechter,
mr. M.M. Dolman, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. N. Bouda, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 mei 2017.
Mr. Dolman is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2017023251, van de politie eenheid Den Haag, district Leiden- Bollenstreek Basisteam Leiden-Midden, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 56).
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , p. 4-5.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 12.
4.Proces-verbaal van terechtzitting van 21 april 2017.
5.Foto op p. 8 en de waarneming van de rechtbank.
6.Foto op p. 10.