ECLI:NL:RBDHA:2017:6608
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van een Afghaanse eiser op basis van ongeloofwaardig relaas
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 13 juni 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Afghaanse man, had op 4 januari 2016 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. Hij stelde dat hij in Afghanistan werd bedreigd vanwege zijn werk bij de Kabul Bank, waar hij belastende documenten moest vernietigen op verzoek van een invloedrijke persoon. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft de aanvraag op 18 april 2017 afgewezen, omdat de gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig werden geacht, maar de problemen met de genoemde persoon niet. Eiser heeft het besluit bestreden en zijn zaak werd op 11 mei 2017 ter zitting behandeld.
De rechtbank heeft overwogen dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn relaas. De rechtbank vond het ongeloofwaardig dat eiser zonder problemen het ziekenhuis kon verlaten en legaal kon uitreizen, terwijl hij stelde dat hij in gevaar was. Eiser had ook geen documenten overgelegd ter ondersteuning van zijn verklaringen. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt had gesteld dat het asielrelaas ongeloofwaardig was. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat zijn aanvraag gegrond was op omstandigheden die een rechtsgrond voor asiel vormden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen een week hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.