ECLI:NL:RBDHA:2017:6577

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 mei 2017
Publicatiedatum
19 juni 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 9836
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een homoseksuele vrouw uit Bosnië-Herzegovina op grond van kennelijke ongegrondheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 mei 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een vrouw uit Bosnië en Herzegovina, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiseres, die homoseksueel is, stelde dat zij en haar minderjarige kind problemen ondervonden in haar land van herkomst vanwege haar seksuele geaardheid. De rechtbank oordeelde dat Bosnië-Herzegovina als veilig land van herkomst kan worden beschouwd en dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij geen bescherming kon krijgen van de autoriteiten in haar land. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de aanvraag kennelijk ongegrond was en dat eiseres Nederland onmiddellijk moest verlaten, met een inreisverbod van twee jaar. De rechtbank verwierp de beroepsgronden van eiseres, waaronder het gebrek aan medische beoordeling van haar psychische toestand en de toepassing van de IND-Werkinstructie voor LHBT's. De rechtbank oordeelde dat er geen bijzondere procedurele waarborgen nodig waren en dat de verklaringen van eiseres tijdens het gehoor voldoende waren om de beslissing van de staatssecretaris te onderbouwen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 17/9836
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 30 mei 2017 in de zaak tussen
[eiseres],
mede ten behoeve van haar minderjarige kind
[kind], eiseres,
gemachtigde mr. J.J.J. Jansen,
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,verweerder,
gemachtigde mr. X.J. Polak.
Procesverloop
Bij besluit van 9 mei 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak AWB 17/9838, plaatsgevonden op 24 mei 2017. Eiseres is verschenen bij haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was aanwezig J.E. Hynd, tolk in de Engelse taal. Ter zitting is het onderzoek gesloten.
Overwegingen

1.Eiseres is Burger van Bosnië en Herzegovina. Zij is geboren op [geboortedatum].

2. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij homoseksueel is en dat zij en haar kind in verband met haar seksuele geaardheid problemen hebben ondervonden in haar land van herkomst.
3. Verweerder acht de gestelde identiteit en nationaliteit van eiseres geloofwaardig. Verweerder beschouwt Bosnië-Herzegovina als een veilig land van herkomst. Eiseres heeft volgens verweerder niet aannemelijk gemaakt dat dit land ten aanzien van haar zijn verdragsverplichtingen niet nakomt. Ten aanzien van het gestelde misbruik door de man met wie zij een relatie had, werpt verweerder tegen dat zij geen hulp heeft gezocht in de vorm van aangifte bij de politie. Eiseres heeft volgens verweerder niet aannemelijk gemaakt dat de politie haar niet zou kunnen of willen helpen. Met betrekking tot de gestelde problemen van de dochter neemt verweerder het standpunt in dat niet is gebleken dat deze in verband staan met de seksuele geaardheid van eiseres. Verweerder wijst de asielaanvraag af als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) Tevens is in het bestreden besluit bepaald dat eiseres na de afwijzing Nederland onmiddellijk moet verlaten en dat aan eiseres een inreisverbod wordt opgelegd voor twee jaren.

4.Op wat eiseres daartegen heeft aangevoerd, wordt hierna ingegaan.

De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Niet in geschil is, gelet op de beroepsgronden en het verhandelde ter zitting, dat Bosnië-Herzegovina in het algemeen heeft te gelden als een veilig land van herkomst. In geschil is of dit land ten aanzien van eiseres als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking, mede gelet op de ter zitting door verweerder gegeven toelichting, dat ook verweerder uitgaat van de homoseksuele geaardheid van eiseres.
6. De beroepsgrond dat verweerder ten onrechte niet de IND-Werkinstructie 2015/9 inzake het horen in zaken van LHBT’s heeft toegepast, kan geen doel treffen. Het is immers niet in geschil dat eiseres de homoseksuele geaardheid heeft, zodat verweerder geen onderzoek naar de geloofwaardigheid ervan heeft hoeven instellen op de wijze zoals voorgeschreven in deze werkinstructie.
7. Eiseres heeft betoogd dat zij lijdt aan psychische klachten, maar dat er geen beoordeling van haar medische toestand heeft plaatsgevonden door de Forensische Medische Maatschappij Utrecht (FMMU) omdat zij afkomstig is uit een veilig land. Eiseres acht dit in strijd met de Richtlijn 2013/32/EU (Procedurerichtlijn). Ter zitting heeft eiseres nader toegelicht dat tijdens het gehoor bleek dat eiseres emotioneel was en dat dit aanleiding had moeten zijn om (alsnog) te laten onderzoeken door FMMU of eiseres kon worden gehoord. Verder is toegelicht dat eiseres geen rust- en voorbereidingstijd heeft gekregen na het indienen van haar asielaanvraag.
8. Anders dan eiseres heeft gesteld, blijkt uit het rapport van gehoor niet dat onvoldoende rekening is gehouden met de emoties van eiseres tijdens dat gehoor. De gehoorambtenaar heeft zich aan het begin van het gehoor vergewist of eiseres zich lichamelijk en geestelijk in staat voelde om te worden gehoord. Verder heeft zij opgemerkt dat eiseres emotioneel was tijdens het afleggen van haar verklaringen en heeft zij pauzes toegestaan tijdens het gehoor. Uit het rapport van gehoor blijkt niet dat er een aanleiding was om het gehoor te staken. Verder blijkt dat eiseres aan het eind heeft verklaard dat zij tevreden was met de werkwijze van de gehoorambtenaar en de tolk. Noch bij correcties en aanvullingen, noch bij de zienswijze is melding gemaakt van belemmeringen voor het afleggen van verklaringen en van de noodzaak van medisch onderzoek. Eiseres heeft geen medische rapportage overgelegd waaruit moet worden afgeleid dat zij niet in staat was te worden gehoord. De rechtbank concludeert dat uit deze gang van zaken niet is af te leiden dat verweerder heeft gehandeld in strijd met artikel 15, 16, of 18 van de Procedurerichtlijn. Evenmin blijkt daaruit dat er bijzondere procedurele waarborgen nodig waren, als bedoeld in artikel 24 van de Procedurerichtlijn en artikel 3.108b van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb). Het beroep op de bepaling die regelt dat er een rust- en voorbereidingstijd moet zijn van ten minste zes dagen na het indienen van de aanvraag, artikel 3.109, eerste lid, van het Vb, kan geen doel treffen. Deze bepaling geldt ingevolge artikel 3.109ca, eerste lid, van het Vb immers niet voor aanvragen die vermoedelijk kennelijk ongegrond worden verklaard met toepassing van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw, zoals de aanvraag van eiseres. Ook het beroep op de IND-Werkinstructie 2015/8 faalt, nu niet is gebleken dat eiseres tijdens haar gehoor andere “passende” steun nodig had voor het afleggen van haar verklaringen.
9. De rechtbank concludeert dat verweerder voor zijn beoordeling van de aanvraag mocht uitgaan van de verklaringen die eiseres heeft afgelegd tijdens het gehoor.
10. Eiseres heeft betoogd dat Bosnië-Herzegovina voor haar, gelet op haar homoseksuele geaardheid en de daarmee samenhangende problemen, geen veilig land is. Volgens de toelichting van eiseres ter zitting had verweerder tijdens het gehoor nader moeten onderzoeken of daarvan sprake was. De rechtbank volgt dat standpunt niet. Het is aan eiseres, gelet op artikel 31, eerste lid, van de Vw, om aannemelijk te maken dat haar aanvraag is gegrond op omstandigheden die een rechtsgrond voor verlening vormen. Daar komt bij dat niet betwist is dat Bosnië-Herzegovina een veilig land van herkomst is. Het is dan aan eiseres om aannemelijk te maken dat dit voor haar niet opgaat. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat eiseres geen hulp heeft gezocht bij de autoriteiten naar aanleiding van de door haar zelf ondervonden problemen. De stelling dat eiseres in het verleden wél de bescherming van de autoriteiten heeft ingeroepen, doch dat dat nutteloos was, kon ter zitting niet worden geconcretiseerd, laat staan dat deze stelling met stukken is onderbouwd. De rechtbank gaat daarom aan deze beroepsgrond voorbij.
11. Nu eiseres geen hulp heeft gezocht bij de autoriteiten voor de gestelde problemen in verband met haar seksuele geaardheid, heeft verweerder de aanvraag terecht kennelijk ongegrond verklaard op grond van artikel 31, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw.
12. Vanwege de kennelijke ongegrondheid van de asielaanvraag heeft verweerder terecht bepaald dat eiseres het land onmiddellijk moet verlaten en dat aan eiseres een inreisverbod van twee jaar wordt opgelegd.

13.Het beroep is ongegrond.

14. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. S. van der Hell, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2017.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen één week na de dag van verzending hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden aan partijen op: