ECLI:NL:RBDHA:2017:6515
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wegens niet te goeder trouw zijn
Op 30 mei 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de afwijzing van een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. De verzoekster had op 11 april 2017 een verzoekschrift ingediend, waarin zij vroeg om toepassing van de schuldsaneringsregeling. Tijdens de behandeling van het verzoek op 16 mei 2017 is de verzoekster ter zitting verschenen en gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekster een schuldenlast heeft van € 17.021,90, waaronder een schuld aan het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) van € 1.521,-, ontstaan in 2014. De verzoekster stelde dat deze boetes veroorzaakt zijn door iemand anders, maar de rechtbank oordeelde dat de auto op naam van de verzoekster stond, waardoor zij niet te goeder trouw was ten aanzien van het ontstaan van deze schuld.
Daarnaast bleek uit de stukken dat de verzoekster ook een schuld had aan het UWV van € 7.449,24, ontstaan in 2015, omdat zij niet op tijd of niet volledig wijzigingen had doorgegeven aan het UWV. De verzoekster erkende ter zitting dat zij het UWV niet goed had ingelicht. De rechtbank concludeerde dat de verzoekster ook ten aanzien van deze schuld niet te goeder trouw was. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen.
De rechtbank heeft de verzoekster in de gelegenheid gesteld om binnen acht dagen na de uitspraak hoger beroep aan te tekenen, uitsluitend via een advocaat, bij het gerechtshof te Den Haag.