In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 juni 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Vestia en haar huurders. Vestia vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, omdat er in de woning van de huurders een grote hoeveelheid professioneel vuurwerk was aangetroffen. Dit vuurwerk, dat in de slaapkamer van de zoon van de huurders was opgeslagen, leidde tot gevaar en overlast voor de omwonenden. De kantonrechter oordeelde dat de huurders in strijd met de Algemene huurvoorwaarden hadden gehandeld, omdat zij niet zorgden voor een veilige woonomgeving en de overlast voor de buren niet konden uitsluiten.
De huurders voerden aan dat zij niet op de hoogte waren van de aanwezigheid van het vuurwerk en dat hun zoon dit zonder hun medeweten had opgeslagen. De kantonrechter achtte deze verklaring ongeloofwaardig, gezien de grote hoeveelheid vuurwerk die openlijk zichtbaar was in de slaapkamer. De kantonrechter concludeerde dat de huurders tekort waren geschoten in hun verplichtingen als goed huurders en dat dit voldoende grond vormde voor ontbinding van de huurovereenkomst.
De kantonrechter wees de vordering van Vestia toe, waarbij de huurders werden veroordeeld om het gehuurde binnen veertien dagen te ontruimen en de lopende huurtermijnen te betalen. De kantonrechter hield rekening met de belangen van Vestia bij een veilig gebruik van haar woningen, en oordeelde dat de persoonlijke omstandigheden van de huurders niet opwogen tegen de ernstige tekortkomingen in hun huurderschap. De kosten van de procedure werden eveneens aan de huurders opgelegd.