ECLI:NL:RBDHA:2017:6372

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juni 2017
Publicatiedatum
14 juni 2017
Zaaknummer
5712532 RL EXPL 17-4012
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de huurovereenkomst wegens gevaar en overlast door professioneel vuurwerk

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 juni 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Vestia en haar huurders. Vestia vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, omdat er in de woning van de huurders een grote hoeveelheid professioneel vuurwerk was aangetroffen. Dit vuurwerk, dat in de slaapkamer van de zoon van de huurders was opgeslagen, leidde tot gevaar en overlast voor de omwonenden. De kantonrechter oordeelde dat de huurders in strijd met de Algemene huurvoorwaarden hadden gehandeld, omdat zij niet zorgden voor een veilige woonomgeving en de overlast voor de buren niet konden uitsluiten.

De huurders voerden aan dat zij niet op de hoogte waren van de aanwezigheid van het vuurwerk en dat hun zoon dit zonder hun medeweten had opgeslagen. De kantonrechter achtte deze verklaring ongeloofwaardig, gezien de grote hoeveelheid vuurwerk die openlijk zichtbaar was in de slaapkamer. De kantonrechter concludeerde dat de huurders tekort waren geschoten in hun verplichtingen als goed huurders en dat dit voldoende grond vormde voor ontbinding van de huurovereenkomst.

De kantonrechter wees de vordering van Vestia toe, waarbij de huurders werden veroordeeld om het gehuurde binnen veertien dagen te ontruimen en de lopende huurtermijnen te betalen. De kantonrechter hield rekening met de belangen van Vestia bij een veilig gebruik van haar woningen, en oordeelde dat de persoonlijke omstandigheden van de huurders niet opwogen tegen de ernstige tekortkomingen in hun huurderschap. De kosten van de procedure werden eveneens aan de huurders opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
SMO
Rolnr.: 5712532 RL EXPL 17-4012
7 juni 2017
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de stichting Stichting Vestia,statutair gevestigd te Rotterdam,
eisende partij,
gemachtigde: mr. M.S.H.M. van Woerkom,
tegen

1.[gedaagde sub 1],

gedaagde sub 1,

2. [gedaagde sub 2],

gedaagde sub 2,

3. [gedaagde sub 3],

gedaagde sub 3,
allen wonende te [plaats],
gemachtigde: mr. E.C. Kerkhoven.
Partijen worden verder genoemd: enerzijds “Vestia” en anderzijds ieder afzonderlijk “[gedaagde sub 1]”, “[gedaagde sub 2]” en “zoon” en [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] gezamenlijk “huurders”.

1.Procedure

De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 2 februari 2017, met producties 1 tot en met 6;
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 en 2.
Op 17 mei 2017 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden, waarbij zijn verschenen namens Vestia [A] en haar gemachtigde mr. M.S.H.M. van Woerkom. Huurders en zoon zijn verschenen samen met hun gemachtigde mr. E.C. Kerkhoven. Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt, die zich in het griffiedossier bevinden.
Uitspraak van dit vonnis is vervolgens bepaald op heden.

2.Feiten

Als niet, althans onvoldoende gemotiveerd weersproken, staan in deze procedure de volgende feiten vast.
Huurders huren van Vestia een woning gelegen aan de [adres] te Den Haag (hierna te noemen: het gehuurde), tegen een huurprijs van laatstelijk € 1.311,30 inclusief maandelijks bij vooruitbetaling te voldoen.
Op 1 december 2016 heeft de politie met een machtiging binnentreden, in het gehuurde een grote hoeveelheid vuurwerk (279 Cobra’s, 240 Butterfly Crackers en 600 Super Crackers) in de slaapkamer van de zoon van huurders aangetroffen en inbeslaggenomen. Het vuurwerk wordt aangemerkt als professioneel vuurwerk.
In het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 1 december 2016 door de Politie Eenheid Den Haag is onder meer het volgende opgenomen:
“(…) De man leidde ons naar de slaapkamer alwaar [gedaagde sub 3] op bed lag. Verbalisanten zagen, verspreid en openlijk zichtbaar in de slaapkamer, vuurwerk liggen.(…)
Op het moment van aanhouden zagen wij dat er een brandende sigaret in direct nabijheid van het vuurwerk aanwezig was. Na herhaaldelijk verzoek de sigaret te doven ontstond er irritatie bij de verdachte.(…)
Bij brief van 13 december 2016 heeft Vestia aan huurders verzocht om de huurovereenkomst vrijwillig op te zeggen tegen uiterlijk 31 januari 2017. Hieraan is door huurders geen gehoor gegeven.
Op de huurovereenkomst zijn de Algemene huurvoorwaarden van toepassing.
In artikel 12 van de Algemene huurvoorwaarden staat vermeld:
“Huurder zal het gehuurde gedurende de huurtijd als zijn hoofdverblijf hebben en het gehuurde als woonruimte gebruiken voor hem en de leden van zijn huishouden.”
In artikel 13.4 van de Algemene huurvoorwaarden staat vermeld:
“Huurder zal ervoor zorgdragen dat aan omwonenden geen overlast of hinder wordt veroorzaakt. Dit geldt tevens voor huisgenoten of derden, die zich met toestemming van huurder in het gehuurde bevinden.”

3.Vordering en grondslag

Vestia vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad – kort weergegeven – ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde binnen twee weken na het in deze te wijzen vonnis en hoofdelijke veroordeling van huurders tot betaling van de lopende huurtermijnen tot aan de daadwerkelijke ontruiming, te vermeerderen met de wettelijke rente en de proceskosten, waaronder de nakosten.
Aan haar vordering legt Vestia ten grondslag dat huurders onrechtmatig hebben gehandeld jegens Vestia en toerekenbaar tekort zijn geschoten in de nakoming van hun contractuele verplichtingen. Huurders hebben in strijd met de artikelen 12 en 13.4 van de Algemene huurvoorwaarden en artikel 7:213 BW gehandeld en zich niet als goed huurder gedragen.
In het gehuurde is een grote hoeveelheid professioneel vuurwerk aangetroffen en hierdoor is gevaar en overlast voor de omwonenden van het gehuurde ontstaan. Het is een feit van algemene bekendheid dat vuurwerk voor groot gevaar zorgt. Er was sprake van ontploffingsgevaar, zeker gelet op de hoeveelheden die in de slaapkamer van de zoon van huurders zijn aangetroffen en het feit dat de zoon daarbij een brandende sigaret vasthield. De handelswijze van de zoon is in strijd met artikel 13.4 van de Algemene huurvoorwaarden en er is hierbij een groot gevaar voor de omwonenden gecreëerd. Tevens is geconstateerd dat vanuit het gehuurde handel is gedreven in vuurwerk en dat het gehuurde in strijd met artikel 12 van de Algemene huurvoorwaarden niet alleen als woonruimte is gebruikt. Huurders zijn verantwoordelijk te houden voor de gedragingen van hun inwonende zoon. Voornoemde gedragingen rechtvaardigen ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, aldus Vestia.

4.Verweer

Huurders hebben gemotiveerd verweer gevoerd en – kort weergegeven – het volgende aangevoerd.
Huurders betwisten de vordering en voeren aan dat hun zoon zonder hun medeweten vuurwerk in zijn slaapkamer had opgeslagen. Tot de politie-inval op 1 december 2016 wisten zij niet van het vuurwerk in het gehuurde af. Huurders hebben zich als goed huurder jegens Vestia gedragen, het gedrag van hun zoon kan hun niet worden toegerekend. Tevens is er geen sprake geweest van acute gevaarzetting voor de omwonenden en is er geen overlast veroorzaakt. Er was geen brandende sigaret in de buurt van het vuurwerk en de politie heeft bij de inbeslagname en bij het afvoeren van het vuurwerk geen extra maatregelen genomen, aldus huurders.
Indien er sprake is van een toerekenbare tekortkoming, beroepen huurders zich op hun persoonlijke omstandigheden. Zij hebben twee andere inwonende kinderen, waarvan één nog minderjarig en zij hebben geen alternatieve verblijfplaats. De gedragingen van hun zoon kunnen niet aan het hele gezin worden toegerekend, aldus huurders.

5.Beoordeling

Door huurders is aangevoerd dat zij niet tekort zijn geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst, omdat zij niet op de hoogte waren van de gedragingen van hun zoon, zodat de vordering van Vestia dient te worden afgewezen. Vast staat dat er een grote hoeveelheid professioneel vuurwerk in het gehuurde is aangetroffen. Dit levert zonder meer een ernstige tekortkoming jegens Vestia op in de nakoming van de huurovereenkomst. Het is in strijd met het verbod conform artikel 13.4 van de Algemene huurvoorwaarden en in strijd met de uit de wet voortvloeiende verplichting van huurders om zich jegens Vestia als goed huurder te gedragen. Conform het bepaalde in artikel 13.4 dienen huurders er ook voor zorg te dragen dat inwonenden geen overlast of hinder veroorzaken aan omwonenden.
Uit het door Vestia overgelegde proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door de Politie Eenheid Den Haag volgt dat naast de grote hoeveelheid aangetroffen vuurwerk, door de zoon van huurders op een geringe afstand van het vuurwerk een brandende sigaret werd vastgehouden. Door deze gedraging is een reële gevaarzetting ontstaan voor de omwonenden van het gehuurde. Dat huurders aanvoeren niets van de gedragingen van hun zoon af te hebben geweten, acht de kantonrechter ongeloofwaardig, aangezien de grote hoeveelheid aangetroffen vuurwerk open en bloot verspreid lag in de kamer van de zoon.
Door Vestia is ook aangevoerd dat de zoon van huurders het gehuurde anders dan in artikel 12 van de Algemene huurvoorwaarden staat vermeld, het gehuurde gebruikte om vuurwerk te kunnen verhandelen. De kantonrechter is van oordeel dat Vestia deze stelling onvoldoende heeft onderbouwd. Door huurders en de zoon is ontkend dat de zoon in vuurwerk handelde en in de overgelegde stukken van Vestia wordt alleen gesproken over een strafrechtelijk onderzoek naar het handelen in vuurwerk. De kantonrechter zal deze stelling dan ook passeren.
Iedere tekortkoming leidt in beginsel tot ontbinding van de huurovereenkomst, tenzij de bijzondere aard of de geringe betekenis van die tekortkoming de ontbinding niet rechtvaardigt. De kantonrechter is van oordeel dat er voldoende is komen vast te staan dat er in strijd met goed huurderschap is gehandeld en er overlast in de vorm van gevaar is ontstaan voor de omwonenden.
Nu huurders verantwoordelijk zijn te houden voor de gedragingen van hun zoon, is in strijd met artikelen 13.4 van de Algemene huurvoorwaarden en met het goed huurderschap gehandeld en schieten zij dermate tekort in de nakoming van hun verplichtingen uit de huurovereenkomst, dat dit ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt.
Voorts hebben Huurders aangevoerd dat de bijzondere persoonlijke omstandigheden van huurders de ontbinding van de huurovereenkomst niet rechtvaardigen. De kantonrechter is echter van oordeel dat Vestia een zwaarwegend belang heeft bij een regulier en veilig gebruik van haar woningen door haar huurders. Het belang van huurders bij behoud van hun woning is uiteraard groot, maar dit belang is – mede in het licht van de ernstige tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst – niet zo zwaarwegend dat het opweegt tegen het belang van Vestia bij ontbinding van de huurovereenkomst. De vordering van Vestia zal dan ook worden toegewezen, waarbij een ontruimingstermijn van veertien dagen zal worden gegeven.
Huurders hebben geen zelfstandig verweer gevoerd tegen de gevorderde lopende huur dan wel vervangende schadevergoeding, zodat de kantonrechter de te vorderen maandelijkse huurtermijnen tot aan de daadwerkelijke ontruiming zal toewijzen. De gevorderde wettelijke rente zal eveneens als onvoldoende gemotiveerd weersproken worden toegewezen.
Huurders zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De gevorderde nakosten zullen op de hierna in het dictum weergegeven wijze worden toegewezen.

6.Beslissing

De kantonrechter:
- ontbindt de huurovereenkomst tussen Vestia en huurders;
- veroordeelt huurders om het gehuurde binnen veertien dagen na betekening van het vonnis met al wie en al wat zich daarin van de zijde van huurders mocht bevinden te ontruimen met afgifte der sleutels ter vrije beschikking van Vestia te stellen;
- veroordeelt huurders hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Vestia te betalen een bedrag van € 1.311,30 inclusief voor iedere maand, gedurende welke huurders het gehuurde na 1 maart 2017 in bezit zal houden, een ingegane maand voor een hele gerekend, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldag van elke termijn;
- veroordeelt huurders hoofdelijk in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van Vestia vastgesteld op € 519,91 waarvan € 300,00 als het aan de gemachtigde van Vestia toekomende salaris;
- veroordeelt huurders hoofdelijk tot betaling van € 75,00 aan nasalaris, voor zover Vestia daadwerkelijk nakosten zal maken, en voorts, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met de explootkosten van betekening van het vonnis;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. F.J. Verbeek en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 juni 2017.