ECLI:NL:RBDHA:2017:6324

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juni 2017
Publicatiedatum
13 juni 2017
Zaaknummer
09-767020-15
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van ambtsgeheim door politieambtenaar met meineed en valsheid in geschrift

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 juni 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als politieambtenaar werkzaam was. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere schendingen van zijn ambtsgeheim door vertrouwelijke informatie uit politiesystemen op te vragen en deze door te geven aan derden. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan meineed en valsheid in geschrift. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 12 juni 2013 tot en met 1 april 2015 opzettelijk informatie heeft gelekt, en op 9 april 2015 een valse verklaring heeft afgelegd in een proces-verbaal. Ook heeft hij op 29 april 2015 verschillende verboden voorwerpen, waaronder MDMA-pillen en wapens, voorhanden gehad. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uur, die voorwaardelijk is opgelegd met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat hij geen eerder strafblad had. De uitspraak benadrukt het belang van integriteit en onkreukbaarheid van politieambtenaren, en de gevolgen van het schenden van dat vertrouwen voor de rechtsorde.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/767020-15
Datum uitspraak: 14 juni 2017
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen verdachte:
[verdachte],
[geboortedatum] 1961 [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] Zoetermeer.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 12 februari 2016 (regie), 6 oktober 2016 (regie) en 31 mei 2017 (inhoudelijk).
Op 12 februari 2016 is verdachte verschenen met zijn toenmalige raadsvrouw. Daarna heeft de raadsvrouw zich aan de zaak onttrokken. Verdachte is niet meer ter zitting verschenen, aangezien hij zich –blijkens door de rechtbank van hem ontvangen brieven- daartoe niet in staat achtte.
De rechtbank heeft op 31 mei 2017 kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. D.M. van Gosen.

2.Inleiding

Verdachte is op 1 april 1993 benoemd tot agent van de gemeentepolitie Den Haag. Laatstelijk was hij werkzaam als wijkagent in de wijk Meerzicht in Zoetermeer. Daarnaast was hij sedert 2013 voor 20% van zijn werktijdtijd taakaccenthouder op het gebied van ‘Outlaw Motor Gangs’. De bedoeling daarvan was dat verdachte regelmatig contact zou onderhouden met leden van deze motorgangs en in het bijzonder de gangs die in Zoetermeer verblijven, waaronder de Satudarah .
Op 17 december 2014 werd de Rijksrecherche in kennis gesteld dat bij het Team Criminele Inlichtingen (TCI) van de politie eenheid Den Haag informatie was ingekomen over verdachte. Deze informatie luide onder andere dat verdachte politie-informatie lekte aan burgers. Mede naar aanleiding hiervan is de Rijksrecherche op 7 januari 2015 een opsporingsonderzoek naar verdachte gestart.
In het onderzoek zijn ten aanzien van verdachte verschillende opsporingsmiddelen ingezet, zoals financieel onderzoek naar bankrekeningen, opname van datacommunicatie, opvragen van historische gegevens van verdachtes privé- en werktelefoon, telefoontaps en stelselmatige observatie.
Verdachte is op 29 april 2015 aangehouden. Vervolgens heeft een doorzoeking van zijn woning en werkplek plaatsgevonden, waarbij op verschillende voorwerpen beslag is gelegd. Verdachte is in april en juni 2015 meermalen door de Rijksrecherche gehoord.

3.De tenlastelegging

Verdachte wordt, kort samengevat, verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan:
  • meerdere schendingen van zijn ambtsgeheim in de periode van 12 juni 2013 tot en met 1 april 2015 (
  • meineed op 9 april 2015 (
  • aanwezig hebben van zes MDMA-pillen in de periode van 31 december 2014 tot en met 29 april 2015 (
  • voorhanden hebben van twee op een echt vuurwapens lijkende veerdrukpistolen op 29 april 2015 (
  • voorhanden hebben van vijftien stuks pistoolmunitie, twaalf volmantelpatronen, een patroonmagazijn en een busjes pepperspray op 29 april 2015 (

4.Bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat wettig en overtuigend wordt verklaard dat verdachte alle ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.2
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
De rechtbank is met betrekking tot de hierna onder 4.5 bewezenverklaarde feiten van oordeel dat met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan worden volstaan, aangezien verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend. Daarnaast heeft verdachte later niet anders verklaard en is geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank heeft de hierna volgende bewijsmiddelen gebruikt voor de bewezenverklaring.
Ten aanzien van feit 1
Algemeen:
  • Proces-verbaal van bevindingen van 16 maart 2015, blz. 33 (algemeen dossier);
  • een geschrift, te weten een aanstellingsbrief van 1 april 1993, blz. 34 (algemeen dossier);
  • een geschrift, te weten een belofteformulier van 1 april 1993, blz. 36 (algemeen dossier);
eerste gedachtestreepje:
  • proces-verbaal van bevindingen van 1 juni 2015, blz. 33 en 34 (zaaksdossier 1);
  • proces-verbaal van verhoor verdachte van 10 juni
vierde gedachtestreepje:
  • proces-verbaal van bevindingen van 25 maart 2015, blz. 1 t/m 3 (zaaksdossier 3);
  • proces-verbaal van verhoor verdachte van 29 april 2015, blz. 102 (algemeen dossier);
vijfde gedachtestreepje:
  • proces-verbaal van bevindingen van 24 maart 215, blz. 1 t/m 6 (zaaksdossier 4);
  • proces-verbaal van verhoor verdachte van 16 juni 2015, blz. 205 (persoonsdossier);
zesde gedachtestreepje: [3]
  • proces-verbaal van bevindingen van 8 april 2015, blz. 1 t/m 4 (zaaksdossier 5);
  • proces-verbaal van verhoor verdachte van 16 juni 2015, blz. 198 t/m 201 (persoonsdossier);
zevende gedachtestreepje:
  • proces-verbaal van bevindingen 10 juni 2015 van blz. 1 t/m 3 (zaaksdossier 6);
  • proces-verbaal van verhoor verdachte van 10 juni 2015, blz. 158 t/m 160 (persoonsdossier).
Partiële vrijspraak
Verdachte zal worden vrijgesproken van het onder het
tweede en derde gedachtestreepjetenlastegelegde, te weten het verstrekken van informatie aan [betrokkene 1] en [betrokkene 2] . Hoewel uit de inhoud van het dossier valt af te leiden dat verdachte in de Basisvoorziening Informatie-Integrale Bevraging (BVI-IB) bevragingen op [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en de ex-partner van [betrokkene 2] heeft gedaan, kan de rechtbank niet buiten gerede twijfel vaststellen dat verdachte vervolgens ook informatie uit het BVI-IB met hen heeft gedeeld.
Ten aanzien van feit 2, eerste en tweede cumulatief/alternatief [4]
  • Proces-verbaal van bevindingen van 14 april 2015, blz. 14 (zaaksdossier 8);
  • Proces-verbaal van bevindingen van 10 april 2015, blz. 2 en 3 (zaaksdossier 8);
  • proces-verbaal van bevindingen van 9 april 2013, blz. 23 (zaaksdossier 8);
  • proces-verbaal van bevindingen van 14 april 2013, blz. 24 (zaaksdossier 8);
  • proces-verbaal van verhoor verdachte, blz. 191 en 192 (persoonsdossier).
Partiële vrijspraak
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat verdachte ten aanzien van het
tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegdepartieel moet worden vrijgesproken van de eerste twee opgenomen zinnen, aangezien deze niet in het proces-verbaal van bevindingen van 14 april 2015 staan vermeld.
Ten aanzien van feit 3:
  • proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 30 april 2015, blz. 46 (persoonsdossier);
  • proces-verbaal narcotica van 7 mei 2015, blz. 1 (zaaksdossier 9);
  • een geschrift, te weten een NFI-rapport identificatie van drugs en precursoren van 22 juni 2015, blz. 7 (zaaksdossier 9);
  • proces-verbaal van verhoor verdachte van 16 juni 2015, blz. 188 (persoonsdossier)
Ten aanzien van feit 4:
  • Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 30 april 2015, blz. 51 en 52 (persoonsdossier);
  • een geschrift, te weten een lijst van inbeslaggenomen goederen van 29 april 2015, blz. 55 (persoonsdossier);
  • proces-verbaal wapens, munitie en explosieven van 8 mei 2015, blz. 4 en 5 (zaaksdossier 10);
  • proces-verbaal wapens, munitie en explosieven van 8 mei 2015, blz. 6 en 7 (zaaksdossier 10);
  • proces-verbaal van verhoor verdachte van 16 juni 2015, blz. 194 (persoonsdossier).
Ten aanzien van feit 5:
  • Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 30 april 2015, blz. 51 en 52 (persoonsdossier);
  • een geschrift, te weten een lijst van inbeslaggenomen goederen van 29 april 2015, blz. 55 (persoonsdossier);
  • proces-verbaal wapens, munitie en explosieven van 8 mei 2015, blz. 8 en 10 (zaaksdossier 10);
  • proces-verbaal wapens, munitie en explosieven van 8 mei 2015, blz. 11 en 12 (zaaksdossier 10);
  • proces-verbaal wapens, munitie en explosieven van 8 mei 2015, blz. 13 en 14 (zaaksdossier 10);
  • proces-verbaal van verhoor verdachte van 30 april 2015, blz. 143 (persoonsdossier).
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat verdachte:
1.
in de periode van 12 juni 2013 tot en met 1 april 2015 te Zoetermeer een geheim waarvan hij telkens wist dat hij uit hoofde van ambt, te weten ambtenaar van politie, verplicht was te bewaren, telkens opzettelijk heeft geschonden, door het:
  • (ZD 1) op 15 december 2014 verstrekken van informatie over een persoon uit een of meer geautomatiseerde (politie)registers aan [betrokkene 3] en;
  • (ZD 3) op 25 februari 2015 verstrekken van informatie bevattende adresgegevens uit een of meer geautomatiseerde (politie)registers aan [betrokkene 4] en;
  • (ZD 4) op 22 maart 2015 verstrekken van informatie over twee personen uit een of meer geautomatiseerde (politie)registers aan [betrokkene 4] en;
  • (ZD 5) in de periode van 14 tot en met 15 november
  • (ZD 6) in of omstreeks de periode van 12 juni 2013 tot en met 15 augustus 2013 verstrekken van informatie uit een of meer geautomatiseerde (politie)registers met betrekking tot een woonadres aan [betrokkene 5] ;
2.
op 9 april 2015 te Zoetermeer in het geval waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder belofte vordert en daaraan rechtsgevolgen verbindt, schriftelijk, opzettelijk een valse verklaring onder belofte heeft afgelegd, immers heeft hij, verdachte, toen en daar in een door hem, verdachte, schriftelijk op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 9 april 2015 opzettelijk (geheel of ten dele) in strijd met de waarheid – zakelijk weergegeven – gerelateerd:
‘Op 9 april 2015 omstreeks 10.50 uur was ik vanaf mijn woning onderweg naar het bureau van politie Zoetermeer’
en;
‘Onderweg belde mijn halfbroer en hij vroeg mij of ik even tijd had voor een bak koffie’ en;
‘Aldaar kwam ik de mij ambtshalve bekende [betrokkene 6] tegen, hij zat in het restaurant een broodje te eten’ en;
‘Wij hebben elkaar begroet en waren kort in gesprek over het feit dat ik geen contact meer met hen onderhield en dat de motorclub weg was van de [locatie] ’,
en
op 14 april
2015te Zoetermeer een (ongetekend) proces-verbaal van bevindingen ) – zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen – valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte toen en daar valselijk in dat geschrift het volgende gerelateerd:
‘Aldaar kwam ik de mij ambtshalve bekende [betrokkene 6] tegen, hij zat in het restaurant een broodje te eten’ en;
‘Wij hebben elkaar begroet en waren kort in gesprek over het feit dat ik geen contact meer met hen onderhield en dat de motorclub weg was van de [locatie] ’,
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
3.
in de periode van 31 december 2014 tot en met 29 april 2015 te Zoetermeer opzettelijk aanwezig heeft gehad zes pillen bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4.
op 29 april 2015 te Zoetermeer wapens van categorie I onder 7°, te weten twee veerdrukpistolen, zijnde voorwerpen die voor wat betreft hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis
vertoonden met vuurwapens voorhanden heeft gehad;
5.
op 29 april 2015 te Zoetermeer,
  • munitie van categorie III, te weten vijftien stuks pistoolmunitie en twaalf volmantelpatronen en;
  • een patroonmagazijn, bestemd voor een pistool merk Walther model P5 en;
  • een busje pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met een giftige en verstikkende en weerloosmakende en traanverwekkende stof van de categorie II, onder 6°,
voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van feit 1:
telkens opzettelijke schending van een ambtsgeheim;
ten aanzien van feit 2, eerste cumulatief:
in de gevallen waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede vordert, schriftelijk opzettelijk een valse verklaring onder ede afleggen;
ten aanzien van feit 2, tweede cumulatief:
valsheid in geschrift;
ten aanzien van feit 3:
telkens opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 4:
telkens handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
ten aanzien van feit 5:
telkens handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is eveneens strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De strafoplegging

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Ter motivering van het onvoorwaardelijk gedeelte van deze eis heeft zij in het bijzonder aangevoerd dat verdachte zijn verantwoordelijkheid als politieambtenaar uit het oog is verloren en te dichtbij Satudarah is geraakt.
7.2
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich in zijn hoedanigheid van politieambtenaar meermalen schuldig gemaakt aan schending van zijn ambtsgeheim. Hij heeft namelijk meerdere malen informatie uit politiesystemen opgevraagd en deze informatie doorgespeeld aan derden. Daarnaast heeft verdachte onwaarheden opgenomen in een door hem op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal. Vervolgens heeft verdachte een nieuw, afwijkend proces-verbaal opgemaakt dat eveneens onwaarheden bevatte. Daarmee heeft hij zich schuldig gemaakt aan meineed en valsheid in geschrift.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij misbruik heeft gemaakt van zijn positie en het in hem gestelde vertrouwen heeft geschonden. Een politieambtenaar neemt, gelet op zijn taak en functie, een bijzondere plaats in de samenleving in. Dat geldt ook voor een door hem op ambtseed of – belofte opgemaakt proces-verbaal. Het bewijs dat een verdachte een strafbaar feit heeft gepleegd kan immers worden aangenomen enkel en alleen op basis van zo’n proces-verbaal. Van een politieagent wordt dus integriteit en onkreukbaarheid verwacht. Alleen al verdenking van een misdrijf, gepleegd door een politieagent, levert een ernstige inbreuk op de rechtsorde op. Verdachte heeft met zijn handelen dan ook een inbreuk gemaakt op het vertrouwen dat de maatschappij in de politie mag hebben. Daarbij heeft verdachte met zijn handelwijze schade toegebracht aan het imago van het politiekorps en het vertrouwen van zijn mede politieambtenaren beschaamd.
Verder heeft verdachte nog zes MDMA-pillen, twee op echte vuurwapens lijkende veerdrukpistolen, munitie, een patroonmagazijn en een busje pepperspray voorhanden gehad. Verdachte had deze voorwerpen niet op zijn werkplek en al helemaal niet in zijn woning mogen bewaren, maar had deze direct moeten inleveren.
Gelet op de ernst en de combinatie van de bewezenverklaarde feiten ligt oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf voor de hand. De rechtbank komt echter tot een andere strafmodaliteit. Dat vindt zijn grondslag in de navolgende omstandigheden.
Uit de inhoud van het dossier is niet gebleken dat verdachte informatie aan derden heeft gegeven die gevoelig of cruciaal was of op enigerlei wijze schadelijk is geweest voor bijvoorbeeld politieonderzoeken. Evenmin is gebleken dat verdachte geld heeft ontvangen of anderszins persoonlijk voordeel heeft genoten van het verschaffen van de informatie.
Verder acht de rechtbank de verklaringen van verdachte dat hij de eerder genoemde verboden voorwerpen, al dan niet in het kader van zijn politiewerkzaamheden, in bezit heeft gekregen en is vergeten in te leveren niet onaannemelijk.
Blijkens een verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 2 mei 2017 is hij niet eerder veroordeeld voor een strafbaar feit.
Daarnaast zal de rechtbank rekening houden met de omstandigheid dat verdachte reeds ernstige gevolgen van zijn strafbare gedrag heeft ondervonden, zoals verdachte dat naar voren heeft gebracht in zijn brieven van 20 september 2016 en 18 mei 2017, gericht aan de rechtbank. Zo heeft het nieuws over verdachtes aanhouding op het bureau en in de wijk snel de ronde gedaan en is hij als gevolg van deze zaak op staande voet ontslagen. Daarnaast heeft verdachte geschreven dat hij in behandeling is voor zijn PTSS-klachten. Inmiddels is hij als ZZP’er aan het werk in de bouw, maar nog niet in staat hele dagen te werken. De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid van deze door verdachte verschafte informatie te twijfelen.
Tot slot constateert de rechtbank dat sprake is van oudere feiten uit medio 2015 en daarvoor.
Alles overwegende ziet de rechtbank geen toegevoegde waarde meer in het opleggen van enige onvoorwaardelijke straf, laat staan een vrijheidsbenemende straf, en zij zal aan verdachte dan ook opleggen een geheel voorwaardelijke taakstraf van 80 uur met een proeftijd van twee jaren.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 9, 22 c, 22d, 57, 207, 225, 272 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I;
- en 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de
onder 1, 2 eerste en tweede cumulatief/alternatief, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feitenheeft begaan op de wijze zoals hiervoor onder 4.5 is bewezen verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
telkens opzettelijke schending van een ambtsgeheim;
ten aanzien van feit 2, eerste cumulatief:
in de gevallen waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede vordert, schriftelijk opzettelijk een valse verklaring onder ede afleggen;
ten aanzien van feit 2, tweede cumulatief:
valsheid in geschrift;
ten aanzien van feit 3:
telkens opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 4:
telkens handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
ten aanzien van feit 5:
telkens handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
verklaart het bewezenverklaarde en verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van
80 (tachtig) uren;
bepaalt, dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 (twee) jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
beveelt, voor het geval dat veroordeelde bij eventuele tenuitvoerlegging de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
40 (veertig) DAGEN;
beveelt dat bij eventuele tenuitvoerlegging de tijd door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.W. du Pon, voorzitter,
mr. D.E. Alink, rechter,
mr. A.M. Boogers, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. S.N. Mentrop-Huliselan, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 juni 2017.
Mr. S.N. Mentrop-Huliselan is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage A: De tenlastelegging
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 juni 2013 tot
en met 1 april 2015 te Zoetermeer een geheim waarvan hij (telkens) wist of
redelijkerwijs moest vermoeden dat hij uit hoofde van ambt, beroep en/of
wettelijk voorschrift dan wel van vroeger ambt en/of beroep,te weten ambtenaar
van politie, verplicht was te bewaren, (telkens) opzettelijk heeft geschonden,
door het:
- ( ZD 1) op of omstreeks 15 december 2014 verstrekken van informatie over een
persoon uit een of meer geautomatiseerde (politie)registers aan [betrokkene 3]
en/of
- ( ZD 2) op of omstreeks 10 oktober 2014 en/of in de periode van 5 tot en met
6 november 2014 meermalen verstrekken van informatie uit een of meer
geautomatiseerde (politie)registers aan [betrokkene 1] en/of
- ( ZD 2) in of omstreeks de periode van 18 tot en met 20 november 2014
verstrekken van informatie over een persoon uit een of meer geautomatiseerde
(politie)registers aan [betrokkene 2] en/of
- ( ZD 3) op of omstreeks 25 februari 2015 verstrekken van informatie
bevattende adresgegevens uit een of meer geautomatiseerde (politie)registers
aan [betrokkene 4] en/of
- ( ZD 4) op of omstreeks 22 maart 2015 verstrekken van informatie over twee
personen uit een of meer geautomatiseerde (politie)registers aan
[betrokkene 4] en/of
- ( ZD 5) in of omstreeks de periode van 14 tot en met 15 november 2014 en/of
op of omstreeks 1 april 2015 meermalen verstrekken van informatie met
betrekking tot diverse voertuigen/kentekens uit een of meer geautomatiseerde
(politie)registers aan [verdachte] en/of
- ( ZD 6) in of omstreeks de periode van 12 juni 2013 tot en met 15 augustus
2013 verstrekken van informatie uit een of meer geautomatiseerde
(politie)registers met betrekking tot meerdere woonadressen aan [betrokkene 5] ;
art 272 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
(Zaaksdossier 8)
hij op of omstreeks 9 april 2015 te Zoetermeer in het geval waarin een
wettelijk voorschrift een verklaring onder ede/belofte vordert en/of daaraan
rechtsgevolgen verbindt, schriftelijk, persoonlijk, opzettelijk een valse
verklaring onder ede/belofte heeft afgelegd, immers heeft hij, verdachte, toen
en daar in een door hem, verdachte, schriftelijk op ambtsbelofte opgemaakt
proces-verbaal van bevindingen van 9 april 2015 (bijlage 7a, pagina 080023),
opzettelijk (geheel of ten dele) in strijd met de waarheid - zakelijk
weergegeven - gerelateerd:
'Op 9 april 2015 omstreeks 10.50 uur was ik vanaf mijn woning onderweg naar
het bureau van politie Zoetermeer.
Onderweg belde mijn halfbroer en hij vroeg mij of ik even tijd had voor een
bak koffie.'
en/of
'Aldaar kwam ik de mij ambtshalve bekende [betrokkene 6] tegen, hij zat in het
restaurant een broodje te eten.'
en/of
'Wij hebben elkaar begroet en waren kort in gesprek over het feit dat ik geen
contact meer met hen onderhield en dat de motorclub weg was van de [locatie]
.'
EN/OF
hij op of omstreeks 14 april te Zoetermeer een (ongetekend) proces-verbaal
van bevindingen (bijlage 7b, pagina 080024) - zijnde een geschrift dat bestemd
was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of
vervalst, immers heeft verdachte toen en daar valselijk in dat geschrift het
volgende gerelateerd:
'Op 9 april 2015 omstreeks 10.50 uur was ik vanaf mijn woning onderweg naar
het bureau van politie Zoetermeer.
Onderweg belde mijn halfbroer en hij vroeg mij of ik even tijd had voor een
bak koffie.'
en/of
'Aldaar kwam ik de mij ambtshalve bekende [betrokkene 6] tegen, hij zat in het
restaurant een broodje te eten.'
en/of
'Wij hebben elkaar begroet en waren kort in gesprek over het feit dat ik geen
contact meer met hen onderhield en dat de motorclub weg was van de [locatie]
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of
door anderen te doen gebruiken;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 207 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
(zaaksdossier 9)
hij in of omstreeks de periode van 31 december 2014 tot en met 29 april 2015
te Zoetermeer opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer zes pillen, in elk
geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 10 lid 3 Opiumwet
4.
(zaakdossier 10)
hij op of omstreeks 29 april 2015 te Zoetermeer (een) wapen(s) van categorie I
onder 7°, te weten twee veerdrukpistolen, zijnde (een) voorwerp(en) dat/die
voor wat betreft zijn/hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis
vertoonde(n) met (een) vuurwapen(s) en/of met (een) voor ontploffing bestemde
voorwerp(en) voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 13 lid 1 Wet wapens en munitie
5.
(Zaaksdossier 10)
hij op of omstreeks 29 april 2015 te Zoetermeer
- munitie van categorie III, te weten vijftien stuks pistoolmunitie en/of
twaalf volmantelpatronen en/of
- een patroonmagazijn, bestemd voor een pistool merk Walther model P5 en/of
- een busje pepper spray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van
personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of
traanverwekkende stof(fen) van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft
gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer 20140114 ‘Nautilus’ van de Rijksrecherche, bestaande uit een algemeen dossier, een methodiekendossier, een persoonsdossier en tien zaaksdossier genummerd 1 t/m 10.
2.De rechtbank begrijpt dat de datum waarop het proces-verbaal is opgemaakt ‘10 juni
3.De rechtbank zal de periode ‘14 tot en met 15 november
4.Het ontbreken van het jaartal ‘2015’ in het tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde acht de rechtbank een kennelijke misslag van de opsteller van de tenlastelegging, zodat zij deze verbeterd zal lezen.