ECLI:NL:RBDHA:2017:626

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 januari 2017
Publicatiedatum
25 januari 2017
Zaaknummer
AWB - 16 _ 7200
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
  • T. van Rij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Recht op zelfstandigenaftrek en MKB-winstvrijstelling bij urencriterium in inkomstenbelasting

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 23 januari 2017 uitspraak gedaan in een belastingkwestie betreffende de zelfstandigenaftrek en de MKB-winstvrijstelling. Eiser, werkzaam als hoofd ICT, heeft in 2012 een aanstelling van 32 uur per week en daarnaast een onderneming als diskjockey. Hij heeft in totaal 1.452 uur aan zijn ondernemingsactiviteiten besteed, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij aan het urencriterium voldoet, dat vereist is voor de zelfstandigenaftrek. De rechtbank concludeert dat eiser niet aan de eis van minimaal 1.225 uren heeft voldaan, omdat het merendeel van zijn gewerkte uren niet aan zijn onderneming is besteed. Wel heeft de rechtbank vastgesteld dat eiser recht heeft op de MKB-winstvrijstelling, omdat de automatiseringsactiviteiten als een aparte bron van inkomsten worden beschouwd. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar van de Belastingdienst voor wat betreft de aanslag inkomstenbelasting en draagt de Belastingdienst op om het belastbare inkomen opnieuw vast te stellen en de aanslag te verlagen. Eiser heeft geen recht op de zelfstandigenaftrek, maar wel op de MKB-winstvrijstelling, die ten onrechte niet was toegepast in de aanslag over 2012. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 16/7200

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 januari 2017 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Belastingen, kantoor [kantoorplaats] , verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 16 augustus 2016 op het bezwaar van eiser tegen de voor het jaar 2012 opgelegde aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (ib/pvv) en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 januari 2017. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [persoon 1] en [persoon 2] .

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover deze betrekking heeft op de aanslag ib/pvv en op de daarbij vastgestelde belastingrente:
  • draagt verweerder op met inachtneming van deze uitspraak het belastbare inkomen uit werk en woning opnieuw vast te stellen en de aanslag alsmede de beschikking belastingrente overeenkomstig te verminderen;
  • bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de deels vernietigde uitspraak op bezwaar;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46 aan eiser te vergoeden.

Overwegingen

1. Eiser is in 2012 voor 32 uur per week als Hoofd ICT in loondienst bij Stichting [naam stichting] . In 2012 heeft eiser 1.419 uur (inclusief reistijd) besteed aan zijn dienstbetrekking.
2. Daarnaast geniet eiser in 2012 onder de naam ‘ [bedrijf] ’ winst uit onderneming met zijn activiteiten als diskjockey (dj) en automatiseringsactiviteiten.
3. Gemaakte uren houdt eiser bij aan de hand van een digitale agenda in zijn mobiele telefoon. Eiser heeft hiervan geen back-up gemaakt zodat de gegevens uit de digitale agenda van 2012 niet meer beschikbaar zijn. Eiser legt maandelijks zijn urenverantwoording, bestaande uit directe en indirecte uren, vast in Excel.
4. Op 15 oktober 2012 (week 42) is eisers zoon 10 weken te vroeg geboren. Na zijn geboorte verbleef de zoon nog ruim 100 dagen in het ziekenhuis.
5. Eiser heeft zijn aangifte ib/pvv over 2012 ingediend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 34.613, welk bedrag als volgt is opgebouwd:
Winst uit onderneming € 7.421
Af: - zelfstandigenaftrek € 7.280 -/-
- zelfstandigenaftrek voorgaande jaren
€ 141 -/-
Belastbare winst € 0
Loon € 44.173
Af: inkomsten eigen woning
€ 9.560 -/-
€ 34.613
6. Met dagtekening 26 februari 2016 heeft verweerder de aanslag ib/pvv 2012 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 42.034. De zelfstandigenaftrek van € 7.421 is door verweerder gecorrigeerd. Tevens is bij beschikking een bedrag van € 326 aan belastingrente in rekening gebracht. Op genoemde datum is ook de aanslag Zvw 2012 opgelegd naar een bijdrage inkomen van € 7.421, waarbij tevens bij beschikking een bedrag van € 2 aan belastingrente in rekening is gebracht.
7. In geschil is of eiser recht heeft op de zelfstandigenaftrek. Meer specifiek is in geschil of eiser in 2012 voldoet aan het urencriterium.
8. Op grond van artikel 3.76, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) geldt de zelfstandigenaftrek voor de ondernemer die aan het urencriterium voldoet. Onder het urencriterium wordt op grond van artikel 3.6, eerste lid, onderdeel a, van de Wet IB 2001 verstaan: het gedurende het kalenderjaar besteden van ten minste 1.225 uren aan werkzaamheden voor een of meer ondernemingen waaruit de belastingplichtige als ondernemer winst geniet, indien (voor zover hier van belang) de tijd die in totaal wordt besteed aan die onderneming(en) en het verrichten van werkzaamheden in loondienst, grotendeels wordt besteed aan die onderneming(en). Er is sprake van ‘grotendeels besteed’ indien een belastingplichtige meer dan de helft van zijn totale arbeidstijd besteedt aan zijn onderneming(en) (het grotendeels criterium).
9. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat hij ten minste 1.225 uren aan werkzaamheden voor zijn onderneming heeft besteed en dat het totaal aantal gewerkte uren in 2012 grotendeels zijn besteed aan zijn onderneming. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet aan deze bewijslast voldaan, zodat hij geen recht heeft op de zelfstandigenaftrek. Op basis van de door eiser overgelegde urenverantwoording zou hij in 2012 totaal 1.452 uur (inclusief reistijd), waarvan 497 directe uren en 955 indirecte uren, aan zijn onderneming hebben besteed, wat neerkomt op 51% van zijn totale arbeidstijd. De rechtbank acht het, met name in het laatste deel van het jaar na de geboorte van zijn zoon en diens langdurige verblijf in het ziekenhuis, onaannemelijk dat eiser in die tijd zoveel tijd aan indirect werk heeft besteed als door hem in het overzicht vermeld, vooral omdat eiser in die periode vanwege de omstandigheden minder tijd aan zijn dienstbetrekking ging besteden. In de desbetreffende periode (vanaf week 42) is naar het oordeel van de rechtbank in het overzicht sprake van een nog grotere disbalans tussen de directe en indirecte uren. Eisers stelling dat hij zich in deze periode mede ter afleiding van de ernstige situatie met zijn zoon gestort heeft op zijn werkzaamheden als dj acht de rechtbank niet geloofwaardig. Eiser voldoet aldus niet aan het grotendeels criterium. Het beroep is dan ook in zoverre ongegrond.
10. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de automatiseringsactiviteiten een van zijn dj activiteiten losstaande bron van inkomen is. Gelet op het aantal uren die eiser in 2012 hieraan heeft besteed (65 uur), kwalificeren deze activiteiten als resultaat uit overige werkzaamheden in de zin van artikel 3.90 van de Wet IB 2001.
11. Met inachtneming van het voorgaande, stelt de rechtbank vast dat eiser in 2012 drie inkomensbronnen had, namelijk: loon uit dienstbetrekking, winst uit onderneming en resultaat uit overige werkzaamheden. Ten aanzien van de winst uit onderneming is vastgesteld dat eiser geen recht heeft op de zelfstandigenaftrek. Eiser heeft op grond van artikel 3.79a, van de Wet IB 2001 (tekst 2012), echter wel recht op de MKB-vrijstelling. In 2012 bedraagt deze vrijstelling 12% van de winst, behaald met dj-activiteiten. Verweerder heeft deze vrijstelling ten onrechte niet toegepast in de aanslag ib/pvv 2012. Het beroep is in zoverre gegrond.
12. Het beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de belastingrente. Eiser heeft geen zelfstandige gronden aangevoerd tegen de in rekening gebrachte belastingrente. Echter, door toepassing van de MKB-winstvrijstelling vermindert eisers belastbare winst uit onderneming. De beschikking belastingrente bij de aanslag ib/pvv moet dienovereenkomstig worden verminderd. Het beroep is ook op dit punt gegrond. De rechtbank is niet gebleken dat de bepalingen met betrekking tot de beschikking belastingrente Zvw 2012 onjuist zijn toegepast. Het beroep is in zoverre ongegrond.
13. Het beroep is gegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding, omdat gesteld noch gebleken is dat eiser kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. van Rij, rechter, in aanwezigheid van mr. M.G.J. Konings, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2017.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.