In deze zaak heeft de werknemer, die op 1 januari 2013 in dienst trad bij de werkgever, een verzoek ingediend tot vernietiging van een ontslag op staande voet dat op 7 februari 2017 was gegeven. De werkgever had het ontslag gebaseerd op het onbeheerd achterlaten van een beveiligd object op 1 februari 2017, terwijl de werknemer zich op dat moment ziek had gemeld. De kantonrechter oordeelde dat er geen dringende reden was voor het ontslag, omdat de werknemer zich in een situatie bevond van arbeidsongeschiktheid en de werkgever niet voldoende rekening had gehouden met de beperkingen van de werknemer. De kantonrechter vernietigde het ontslag op staande voet en oordeelde dat de werknemer recht had op doorbetaling van zijn salaris vanaf 7 februari 2017, met wettelijke rente en verhoging. Daarnaast werd de werkgever veroordeeld om de werknemer binnen 24 uur na betekening van de beschikking toe te laten tot de werkzaamheden, onder verbeurte van een dwangsom. Het verzoek van de werkgever tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst werd afgewezen, omdat er sprake was van een opzegverbod wegens ziekte. De werkgever werd veroordeeld in de proceskosten van de werknemer.