ECLI:NL:RBDHA:2017:6180
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Pakistaanse politieke activist met lidmaatschap BSO/AZAD
Op 8 juni 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een Pakistaanse asielzoeker die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd afgewezen door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, omdat de asielaanvraag als ongegrond werd beschouwd. De eiser, geboren in 1988, arriveerde op 17 januari 2017 in Nederland met een geldig visum en een Pakistaans paspoort. Hij diende op 19 januari 2017 zijn asielaanvraag in, waarbij hij stelde dat hij vanwege zijn politieke activiteiten en lidmaatschap van de studentenorganisatie BSO/AZAD in Pakistan werd vervolgd. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris voldoende had gemotiveerd waarom de asielaanvraag van eiser niet in aanmerking kwam voor een verblijfsvergunning, ondanks dat enkele elementen van zijn relaas als geloofwaardig werden beschouwd, zoals de moord op zijn broer in 2011.
De rechtbank concludeerde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij na 2013, toen BSO/AZAD door de Pakistaanse autoriteiten werd verboden, nog actief was voor de organisatie. De rechtbank oordeelde dat de door eiser overgelegde verklaringen van Baloch National Movement en BSO/AZAD niet voldoende waren om zijn politieke activiteiten te onderbouwen. Ook werd de inval in zijn ouderlijke woning op 16 april 2016 door de rechtbank ongeloofwaardig geacht, omdat eiser niet kon verklaren wat de directe aanleiding voor deze inval was. De rechtbank oordeelde verder dat eiser in Oman een verblijfsalternatief had en dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij bij terugkeer naar Pakistan een reëel risico liep op ernstige schade of een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard.