ECLI:NL:RBDHA:2017:6143
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van kennelijk ongegronde claims en inconsistenties in identiteit
In deze zaak heeft eiseres, een Guinese vrouw, beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De aanvraag werd afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, d en e van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft op 24 mei 2017 uitspraak gedaan in deze bodemzaak, waarbij de eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. G. Ocak, en de verweerder werd vertegenwoordigd door mr. N.H.T. Jansen.
Eiseres had in maart 2017 een verblijfsvergunning aangevraagd, na te zijn gevlucht uit Guinee, waar zij gedwongen was te huwen en slachtoffer was van huiselijk geweld. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag terecht was, omdat eiseres geen overtuigende documenten had overgelegd ter ondersteuning van haar claims. De rechtbank stelde vast dat er inconsistenties waren in de verklaringen van eiseres en de gegevens in het visumdossier, wat leidde tot de conclusie dat de gestelde identiteit en herkomst niet geloofwaardig waren.
De rechtbank heeft ook de medische omstandigheden van eiseres, die zij aanvoerde als argument tegen uitzetting, niet onderbouwd geacht. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de aanvraag als kennelijk ongegrond kon worden afgewezen. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.