ECLI:NL:RBDHA:2017:6142
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van artikel 31 Vreemdelingenwet 2000
In deze zaak heeft eiseres, een Gambiaanse vrouw, beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, waarbij haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel werd afgewezen. De rechtbank heeft op 24 mei 2017 uitspraak gedaan in deze bodemzaak, die werd behandeld door een enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken. Eiseres heeft aangevoerd dat zij is gevlucht voor de Gambiaanse autoriteiten, die haar beschuldigen van het bewaren van gestolen geld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag is afgewezen op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000, omdat het relaas van eiseres wel geloofwaardig werd geacht, maar niet voldeed aan de voorwaarden voor asiel. De rechtbank oordeelde dat het risico op strafvervolging voor een commuun delict niet voldoende is om een gegronde vrees voor vervolging aan te nemen. Eiseres heeft tijdens de zitting wisselend verklaard over haar veroordeling in Gambia, wat de rechtbank als onvoldoende bewijs heeft beschouwd voor haar vrees voor vervolging. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de aanvraag terecht als ongegrond is afgewezen en het beroep ongegrond verklaard. Er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling.