ECLI:NL:RBDHA:2017:6140

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 mei 2017
Publicatiedatum
8 juni 2017
Zaaknummer
NL17.1881
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Algerijnse eiser op grond van veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 mei 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Algerijnse eiser. De eiser had op 12 april 2017 asiel aangevraagd in Nederland, na eerder in Frankrijk en Spanje te hebben verbleven. Hij stelde dat hij om familieproblemen en vanwege zijn status als dienstweigeraar uit Algerije was vertrokken. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft de aanvraag echter afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat Algerije als een veilig land van herkomst wordt beschouwd. De rechtbank oordeelde dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van de eiser geloofwaardig waren, maar dat zijn relaas ongeloofwaardig werd geacht. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigden dat Algerije als veilig land kan worden aangemerkt. De eiser had niet voldoende bewijs geleverd dat zijn specifieke situatie een uitzondering op deze regel rechtvaardigde. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris de aanvraag terecht had afgewezen en verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL17.1881
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 24 mei 2017 in de zaak tussen

[eiser], eiser,

gemachtigde: mr. R.E. Temmen,
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,

gemachtigde: mr. N.H.T. Jansen.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 24 april 2017 (het bestreden besluit).
De behandeling van het beroep ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 mei 2017. Eiser en zijn gemachtigde waren met kennisgeving afwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser, geboren op [geboortedatum] en van Algerijnse nationaliteit, heeft gevraagd om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (de aanvraag). Eiser is eind 2015 uit Algerije vertrokken en heeft na verblijf in Frankrijk en Spanje, op 12 april 2017 in Nederland asiel aangevraagd. Aan de aanvraag ligt ten grondslag dat eiser is vertrokken vanwege familieproblemen en omdat hij wegens het weigeren van militaire dienst op een lijst van dienstweigeraars in Algerije staat.
2. Bij het bestreden besluit is de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), omdat eiser afkomstig uit een veilig land van herkomst, Algerije. De gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst worden geloofd. Het relaas wordt overigens ongeloofwaardig geacht. Daarbij is overwogen dat het feit dat eiser pas na geruime tijd in Frankrijk en Spanje te hebben verbleven asiel in Nederland aanvroeg, op voorhand afbreuk doet aan de noodzaak voor internationale bescherming. Eiser is een vertrektermijn onthouden en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
3. De rechtbank overweegt als volgt. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft bij uitspraak van 8 maart 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:630) geoordeeld dat Algerije als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt en dat het in dat geval aan de vreemdeling is om aannemelijk te maken dat in zijn geval geen bescherming kan worden verkregen.
4. Eiser heeft aangevoerd dat uit een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch van 3 maart 2017 (AWB 17/2130) volgt dat Algerije niet als veilig land kan worden aangemerkt en dat niet duidelijk is of de Afdeling in voormelde uitspraak dezelfde rapportages heeft beoordeeld. De rechtbank verwerpt die grond en ziet daarin geen aanleiding voor het oordeel dat voornoemde uitspraak van de Afdeling niet gevolgd kan worden. Eiser heeft niet verwezen naar rapporten die een wezenlijk ander beeld schetsen van de situatie in Algerije dan de rapporten die de Afdeling bij haar oordeel heeft betrokken. Daarom geldt als uitgangspunt dat Algerije terecht als veilig land van herkomst is aangemerkt en dat het algemeen rechtsvermoeden bestaat dat de uit Algerije afkomstige eiser geen bescherming nodig heeft. Het is dan aan eiser om aannemelijk te maken dat dat in zijn geval anders is. Daarbij geldt een hoge drempel, zoals volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 14 september 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2474).
5. Eiser is daarin niet geslaagd. Eiser heeft niet onderbouwd dat de autoriteiten hem voor wat betreft de gestelde eerwraakproblematiek, zo die al geloofwaardig is, niet kunnen of willen helpen. Niet is gebleken dat eiser zich hiervoor tot de autoriteiten heeft gewend terwijl dit wel van hem had mogen worden verwacht.
6. Voor wat betreft de problemen vanwege de gestelde dienstweigering, heeft verweerder deze problemen niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Daartoe heeft verweerder terecht het volgende van belang geacht. Eiser heeft geen (originele) documenten overgelegd. In beroep wordt een kopie van onder meer een oproep voor 20 maart 2017 overgelegd. Zonder nadere toelichting – die ontbreekt – valt niet in te zien waarom eiser op 32-jarige leeftijd nog wordt opgeroepen, terwijl niet in geschil is dat de dienstplicht geldt voor de leeftijdscategorie van 19 tot 30 jaar. Voorts is de verklaring van eiser dat hij geen problemen ondervond na dienstweigering omdat hij weinig buiten zou komen tegenstrijdig met de verklaring dat hij als administratief medewerker onder meer bij overheidsinstanties werkte. Verweerder heeft ten slotte ter zitting aangevoerd dat het niet mogelijk is dat aan eiser - zoals hij heeft verklaard - uitstel is verleend (tot 2012/2013) en dat hij gelijktijdig als dienstweigeraar zou zijn aangemerkt. Eiser heeft in dit verband een beroep gedaan op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, van 5 juli 2016 (AWB 16/12402). In die door de Afdeling bevestigde uitspraak is verweerder opgedragen nader onderzoek te doen naar de situatie van militaire gevangenissen in Algerije. Die uitspraak kan eiser niet baten, nu in die zaak - anders dan in dit geval - vaststaat dat sprake is van een beroepsmilitair die is gedeserteerd uit het leger en die bij terugkeer gedetineerd zal worden in een militaire gevangenis.
7. Dat Algerije in zijn specifieke omstandigheden niet veilig is, heeft eiser gelet op het voorgaande dan ook niet aannemelijk gemaakt. Verweerder heeft de aanvraag als kennelijk ongegrond kunnen afwijzen. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.M. van Dijk-de Keuning, rechter, in tegenwoordigheid van S.A.K. Kurvink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2017.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen een week na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.