ECLI:NL:RBDHA:2017:6093

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 mei 2017
Publicatiedatum
7 juni 2017
Zaaknummer
NL17.1929
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en verantwoordelijkheid Litouwen onder Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 mei 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een eiser van Tadzjikistan nationaliteit. De eiser had een asielaanvraag ingediend in Nederland, maar de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie weigerde deze in behandeling te nemen op grond van de Dublinverordening, omdat Litouwen verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De eiser had eerder met een Schengenvisum van Tadzjikistan naar Litouwen gereisd en was vervolgens naar Nederland gekomen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat Litouwen op basis van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van de eiser. De eiser voerde aan dat hij uit Tadzjikistan was gevlucht vanwege vervolging vanwege zijn homoseksuele geaardheid en dat hij in Litouwen niet de bescherming zou krijgen die hij nodig had. De rechtbank oordeelde echter dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat de Litouwse autoriteiten hem niet zouden kunnen of willen helpen.

De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris terecht had overwogen dat er geen reden was om de asielaanvraag van de eiser in Nederland te behandelen, aangezien Litouwen verantwoordelijk was. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL17.1929
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 mei 2017 in de zaak tussen

[eiser], eiser

(gemachtigde: mr. N. Wouters),
en

de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: mr. N.H.T. Jansen).

Procesverloop

Bij besluit van 25 april 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Litouwen verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL17.1930, plaatsgevonden op 11 mei 2017. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen E. ten Kate. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk op 11 mei 2017 uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Eiser is van Burger van Tadzjikistan nationaliteit. Hij is geboren op [geboortedatum]. Eiser is met een Schengenvisum, dat is afgegeven door de buitenlandse vertegenwoordiging van Litouwen te Almaty (Kazachstan) van Tadzjikistan naar Litouwen gereisd. Van Litouwen is hij naar Nederland gereisd. Op 11 januari 2017 heeft eiser in Nederland een asielaanvraag ingediend. Nederland heeft bij Litouwen een verzoek om overname gedaan op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013 (de Dublinverordening). Litouwen heeft dit verzoek aanvaard op grond van artikel 12 van de Dublinverordening.
3. Niet in geschil is dat Litouwen op grond van de Verordening (EU) nr. 604/2013 (de Dublinverordening) verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser.
4. In geschil is of verweerder op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening gehouden is eisers asielaanvraag te behandelen.
5. Eiser heeft aangevoerd dat hij uit Tadzjikistan is gevlucht omdat hij vervolging ondervond vanwege zijn homoseksuele geaardheid en hij daartegen geen bescherming kon krijgen van de Tadzjiekse autoriteiten. Hij was daar profvoetballer. Hij is bevreesd in Litouwen herkend te worden door Tadzjieken die daar leven. Eiser stelt in Litouwen daadwerkelijk te zijn herkend en bedreigd. De omstandigheid dat hij vluchteling is en dat hij openlijk homoseksueel is, maken dat hij onvoldoende of geen bescherming kan krijgen van de Litouwse autoriteiten.
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in het bestreden besluit terecht overwogen dat niet aannemelijk is geworden dat de Litouwse autoriteiten eiser niet kunnen of willen helpen of dat Litouwen zijn verplichtingen voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming niet na zou komen.
7. In het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat uit de door eiser overgelegde informatie over de eerbiediging van de mensenrechten in Litouwen blijkt dat van algemene acceptatie van homoseksualiteit in Litouwen geen sprake is. Er is incidenteel geweld en homofoob gedrag tegen homoseksuelen. In het door eiser in beroep geciteerde Country Report on Human Rights Practices 2016 – Lithuania wordt eveneens melding gemaakt van incidenten op dit punt, maar naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigt een en ander niet eisers vrees dat hij op voorhand zal krijgen. Evenmin kan die vrees worden ontleend aan de plannen in het Litouwse parlement om homoseksuele stellen uit te sluiten van de grondwettelijke definitie van ‘gezin’ (‘family’).
8. Niet aannemelijk is dat sprake is van een structurele en van overheidswege gesteunde situatie, waardoor eiser zich als homoseksueel niet voor bescherming tot de Litouwse autoriteiten kan wenden of zijn asielaanvraag in Litouwen niet naar behoren zal worden behandeld.
9. De slotsom is dat verweerder eisers asielaanvraag terecht niet in behandeling heeft genomen omdat Litouwen op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk is en er geen reden is voor verweerder om de behandeling van de aanvraag aan zich te trekken.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van
mr. W. Evenhuis, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 mei 2017.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen één week na de dag van verzending van het proces-verbaal van deze uitspraak of na de dag van plaatsing daarvan in het digitale dossier hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.