7.7Daarnaast stelt de rechtbank vast dat de vraag of zich hier ook een (de) situatie(s) als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, onder a (geen taak kunnen uitvoeren in een arbeidsorganisatie), en/of c (niet aaneengesloten kunnen werken gedurende ten minste een uur) en/of d (niet ten minste vier uur per dag belastbaar zijn) van het Schattingsbesluit voordoet(n), door verweerder in het midden is gelaten. De rechtbank overweegt in dit verband dat, ook indien zou komen vast te staan dat het ontbreken van mogelijkheden tot arbeidsparticipatie op grond van de situatie van artikel 1a, eerste lid, onder b, van het Schattingsbesluit niet duurzaam is, dat niet wegneemt dat zich de situatie van artikel 1a, eerste lid, onder a en/of c, en/of d, van het Schattingsbesluit kan voordoen, en dat op die grond zou kunnen worden aangenomen dat mogelijkheden tot arbeidsparticipatie (duurzaam) ontbreken. Er hoeft immers maar aan één van de vier criteria uit artikel 1a:1, eerste lid, van het Schattingsbesluit te worden voldaan voor het aannemen van afwezigheid van mogelijkheden tot arbeidsparticipatie. De rechtbank is van oordeel dat uit het Schattingsbesluit en uit artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een motiveringsplicht voor verweerder volgt voor wat betreft het vaststellen van het bestaan van de mogelijkheid tot ontwikkeling van arbeidsparticipatie. Deze motiveringsplicht houdt ook in dat moet worden weergegeven op welke in artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit genoemde aspecten wel, en op welke geen ontwikkeling valt te verwachten. Ook op dit punt is de besluitvorming van verweerder gebrekkig.
8. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen de hiervoor onder de punten 7.5 en 7.7 geconstateerde gebreken te herstellen. Ingevolge artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Ingevolge artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. Hierbij dient door verweerder ook de – zoals ter terechtzitting is besproken – (nog) door eiseres over te leggen medische informatie met betrekking tot (het doel van) de EMDR-behandeling die zij thans ondergaat te worden betrokken. De termijn waarbinnen eiseres vorenbedoelde informatie aan de rechtbank dient te overleggen wordt bepaald op twee weken na de datum van verzending van deze tussenuitspraak. De termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen wordt bepaald op zes weken na ontvangst van vorenbedoelde informatie.
9. Verweerder moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken na verzending van deze uitspraak, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Indien verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres op grond van artikel 8:51b, derde lid, van de Awb de gelegenheid geven te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
10. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.