ECLI:NL:RBDHA:2017:5942

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juni 2017
Publicatiedatum
6 juni 2017
Zaaknummer
09/997573-14
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van vijf verdachten voor diefstal van zeldzame vogels uit vogelparken

Op 6 juni 2017 heeft de Rechtbank Den Haag vijf verdachten veroordeeld tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen voor hun betrokkenheid bij de diefstal van vogels uit verschillende vogelparken, waaronder Avifauna in Alphen aan den Rijn. De verdachten werden beschuldigd van het stelen van zeldzame en beschermde vogelsoorten, wat niet alleen leidde tot financiële schade voor de eigenaren, maar ook een emotionele impact had op de medewerkers van de parken. De rechtbank hield bij de strafoplegging rekening met de ernst van de feiten, de rol van elke verdachte en de professionaliteit waarmee de diefstallen werden uitgevoerd. De straffen varieerden van twee tot veertien maanden gevangenisstraf, en de verdachten werden ook verplicht om schadevergoeding te betalen aan de benadeelden. De rechtbank benadrukte de impact van de diefstallen op de fokprogramma's van de vogelsoorten en de bedreiging van deze beschermde diersoorten. De uitspraak werd gedaan na een uitgebreid onderzoek en meerdere zittingen, waarbij de rolverdeling en de samenwerking tussen de verdachten duidelijk naar voren kwamen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/997573-14
Datum uitspraak: 6 juni 2017
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] ,
[adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 19 februari 2015 (pro forma), 15 en 16 mei 2017 (inhoudelijk) en 6 juni 2017 (sluiting).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. E.C. Nieuwenhuis en van hetgeen door de raadsman van de verdachte mr. B.G.M. Frencken, advocaat te ‘s-Hertogenbosch, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting van 15 mei 2017 - ten laste gelegd dat:
ten aanzien van feit 1:
hij in of omstreeks de periode van 10 september 2014 tot en met 11 november 2014 te Veldhoven en/of ‘s-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, al dan niet opzettelijk, één of meer dieren, behorende tot een beschermde uitheemse diersoort, aangewezen krachtens artikel 5 van de Flora- en faunawet hij de Regeling aanwijzing dier- en plantensoorten van de Flora- en faunawet in artikel 4 en genoemd in Bijlage B bij de basisverordening: Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van de Europese Unie, zoals die gold in de periode van 10 september 2014 tot en met 11 november 2014, te weten
(Bijlage B)
- 2, in elk geval een of meer Grijze Roodstaartpapegaai(en) (Psittacus erithacus),
heeft verworven en/of heeft vervoerd en/of onder zich heeft gehad;
ten aanzien van feit 2:
hij in of omstreeks de periode van 9 september 2014 tot en met 10 september 2014 te Udenhout, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een schuur/(vogel)verblij(f)(ven)/volière(s), gelegen op een besloten erf waarop een woning staat, (gelegen aan de [adres] ) heeft weggenomen, 40, in elk geval een of meer vogel(s) (onder andere parkiet(en), in elk geval enig goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door
- de (toegangs)deur (naar de schuur) open te breken/te forceren en/of
- het gaas (van (een) verblij(f)(ven)/volière(s)) en/of prikkeldraad (aan de achterzijde van de achtertuin) door/weg te knippen,
in elk geval door middel van braak en/of verbreking;
ten aanzien van feit 3:
hij in of omstreeks de periode van 10 september 2014 tot en met 11 september 2014 te Veldhoven,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit de ZOO Veldhoven (gelegen aan de Wintelresedijk 51) heeft weggenomen 27, in elk geval een of meer vogel(s) (onder andere Grijze Roodstaart papegaai(en)),
in elk geval enig goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan ZOO Veldhoven, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door het hekwerk (van het park en/of het (vogel)verblijf) door/weg/in te knippen, in elk geval door middel van braak en/of verbreking.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding [1]
Op 16 september 2014 tussen 02:13 uur en 04:09 uur is ingebroken in vogelpark Avifauna, gelegen aan de Hoorn 65 in Alphen aan den Rijn. Bij deze inbraak werden 36 (tropische) vogels weggenomen, waaronder diverse neushoornvogels.
Tijdens het onderzoek naar de inbraak in Avifauna stuitte de politie op de aangiftes van drie andere diefstallen van vogels. Deze diefstallen waren gepleegd in de periode van 4 tot en met 11 september 2014 in de plaatsen De Lier, Udenhout en Veldhoven.
De politie heeft onder de naam 164Weiland grootschalig onderzoek verricht naar al deze vogeldiefstallen. In dit onderzoek zijn [medeverdachte] , [medeverdachte] , [medeverdachte] , [verdachte] en [medeverdachte] op enig moment als verdachte aangemerkt.
In het navolgende zal de rechtbank nader ingaan op de diefstallen waarvoor [verdachte] is vervolgd. De rechtbank ziet zich daarbij gesteld voor de vraag of voornoemde verdachten betrokken zijn geweest bij deze diefstallen en zo ja, hoe hun betrokkenheid moet worden gekwalificeerd. Omwille van de leesbaarheid zullen alle verdachten verder steeds worden aangeduid met hun achternaam.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat [verdachte] zich heeft schuldig gemaakt aan alle ten laste gelegde feiten. Zij heeft daarbij gebaseerd op de aangiftes, de verklaring van [medeverdachte] , ARS-gegevens en telecomgegevens.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat [verdachte] integraal moet worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde, omdat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om tot een bewezenverklaring te komen.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
3.4.1
Overkoepelende verweren
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de verklaringen van [medeverdachte] , alsmede de aan de verdachten toegeschreven telefoonnummers, in deze zaak een belangrijke rol spelen. Gelet hierop zal de rechtbank de verweren die ten aanzien van deze twee onderwerpen zijn gevoerd, eerst bespreken.
Betrouwbaarheid verklaringen [medeverdachte]
De raadsman heeft betoogd dat de verklaringen van [medeverdachte] onbetrouwbaar zijn en moeten worden uitgesloten van het bewijs. Hij heeft - kort samengevat - betoogd dat [medeverdachte] zijn eigen rol heeft geminimaliseerd en alleen heeft bekend wanneer hij niet anders kon, dat hij wisselend en aantoonbaar onjuist heeft verklaard en dat zijn verklaringen bovendien in strijd zijn met de verklaringen van zijn medeverdachten.
Hoewel de rechtbank van oordeel is dat de verklaringen van [medeverdachte] met de nodige behoedzaamheid moeten worden bekeken en gewaardeerd - hij is immers verdachte van de feiten waarover hij verklaringen heeft afgelegd - ziet de rechtbank geen aanleiding al zijn verklaringen als onbetrouwbaar aan te merken en van het bewijs uit te sluiten. Zij overweegt hierover het volgende.
In de periode vanaf 10 oktober 2014 is [medeverdachte] in onderhavige zaak meer dan tien keer als verdachte verhoord. Hoewel hij in zijn eerste verhoren heeft ontkend dat hij betrokken is geweest bij de inbraken, is hij in de loop van zijn derde verhoor (op 12 november 2014) op deze ontkenning teruggekomen nadat hij door verbalisanten werd geconfronteerd met voor hem belastende onderzoeksgegevens. De rechtbank heeft, ook in het licht van [medeverdachte] latere verhoren, vastgesteld dat dit moment een omslagpunt is geweest in zijn proceshouding. In - en vanaf - het verhoor van 12 november 2014 heeft [medeverdachte] namelijk gaandeweg meer openheid van zaken gegeven en uitgebreid verklaard over zijn eigen rol, de rol van zijn medeverdachten en de wijze van opereren bij de inbraken.
Dat de proceshouding van [medeverdachte] gedurende het onderzoek van de politie wezenlijk is veranderd en dat hij vanaf dat moment anders is gaan verklaren dan hij eerder deed, betekent niet dat al zijn verklaringen reeds daarom als onbetrouwbaar moeten worden aangemerkt. Waar [medeverdachte] belastende verklaringen heeft afgelegd - aldus vanaf 12 november 2014 - dient naar het oordeel van de rechtbank in de eerste plaats te worden gekeken naar de inhoud van die verklaringen; zo moet beoordeeld worden of die verklaringen logisch (dat wil zeggen een op zichzelf begrijpelijk en voorstelbaar verloop van de gebeurtenissen) en consistent zijn, en of deze worden ondersteund door andere bewijsmiddelen. Bovendien moet worden gekeken naar de overige relevante omstandigheden van het geval. In dat verband is het volgende van belang.
Vanaf voornoemd omslagpunt zijn de verklaringen van [medeverdachte] in hun onderlinge samenhang bezien logisch en op hoofdlijnen consistent. Bovendien worden die verklaringen grotendeels (ook op essentiële punten) ondersteund door objectieve onderzoeksgegevens. De rechtbank wijst er hier reeds ter illustratie op dat de verklaring van [medeverdachte] , dat hij op
10 oktober 2014 na het aantreffen van de vogels van Avifauna in zijn woning bij [medeverdachte] is langsgegaan om te vertellen dat de vogels waren ontdekt en [medeverdachte] zijn telefoonnummer maar beter kon vernietigen, wordt ondersteund door de bevindingen van het observatieteam en de omstandigheid dat het telefoonnummer van [medeverdachte] precies vanaf dat moment niet meer in gebruik is geweest.
Wat verder bijdraagt aan de betrouwbaarheid van de verklaringen is dat [medeverdachte] spontaan over zaken heeft verklaard, terwijl hij op dat moment niet kon weten dat die zaken de politie reeds uit onderzoek bekend waren. Zo heeft hij uit eigen beweging verklaard dat bij de inbraken in Udenhout en Veldhoven een witte bus is gebruikt, terwijl hem op dat moment niet bekend kon zijn dat de politie reeds beschikte over ARS-gegevens die op het gebruik van een dergelijke bus wezen.
Wat de verklaringen van [medeverdachte] voorts betrouwbaar maakt, is dat [medeverdachte] niet alleen belastend over anderen heeft verklaard, maar ook zichzelf heeft belast. Dat hij zijn rol heeft willen minimaliseren door de rol van zijn medeverdachten groter te maken, is niet aannemelijk. Verdachte heeft immers ook óntlastend verklaard over een aantal van zijn medeverdachten, bijvoorbeeld de betrokkenheid van [medeverdachte] bij de diefstal in De Lier.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank de verklaringen van [medeverdachte] betrouwbaar en zal zij deze tot het bewijs bezigen.
Telefoonnummers
Gedurende het onderzoek heeft de politie de volgende telefoonnummers in verband gebracht met de volgende gebruikers:
[medeverdachte] :
[telefoonnummer]
[medeverdachte] :
[telefoonnummer]
[medeverdachte] :
[telefoonnummer]
[verdachte] :
[telefoonnummer]
[medeverdachte] :
.
In het hiernavolgende worden de telefoonnummers aangeduid met de laatste vier cijfers van het nummer.
[medeverdachte] , [2] [medeverdachte] [3] en [medeverdachte] [4] hebben bevestigd dat de aan hen gekoppelde telefoonnummers bij hen in gebruik zijn (geweest). [medeverdachte] heeft bevestigd dat het aan hem gekoppelde [telefoonnummer] bij hem in gebruik is (geweest). [5] [verdachte] heeft bevestigd dat het aan hem gekoppelde [telefoonnummer] bij hem in gebruik is (geweest). [6]
[medeverdachte] heeft ontkend dat de aan hem gekoppelde [telefoonnummer] en [telefoonnummer] bij hem in gebruik zijn (geweest). [verdachte] heeft ontkend dat het [telefoonnummer] bij hem in gebruik is (geweest). De rechtbank overweegt hierover het volgende.
[telefoonnummer] ( [medeverdachte] ):
Op 10 oktober 2014 heeft [medeverdachte] aan de politie verklaard dat dit nummer toebehoorde aan ‘ [medeverdachte] ). [7] Verder stond dit nummer in de telefoon van een neef van [medeverdachte] opgeslagen onder de [naam] ’ en in de telefoon van de vrouw van [medeverdachte] onder de [naam] ’. [naam] is het zoontje van [medeverdachte] en zijn vrouw, dat vaker gebruikmaakt van oude nummers van zijn vader. [8] Verder staat de veruit het meest aangestraalde zendmast van dit nummer in de omgeving van de woning van [medeverdachte] en volgt uit tapgesprekken dat hij de gebruiker van dit nummer was. [9]
Op grond van deze omstandigheden concludeert de rechtbank dat [telefoonnummer] in gebruik is geweest bij [medeverdachte] .
[telefoonnummer] ( [medeverdachte] ):
Dit nummer is in de periode van 12 augustus 2014 tot en met 21 september 2014 gebruikt in een telefoon met het IMEI-nummer, eindigend op [nummer] . Dit IMEI-nummer is in 2013 ook gebruikt met het [telefoonnummer] (hierna: [telefoonnummer] ). Het [telefoonnummer] is in de onderzochte periode tot en met 19 mei 2014 in gebruik geweest. Vanaf precies die datum is het [telefoonnummer] in gebruik genomen (zie hiervoor). Het [telefoonnummer] stond in de gsm van een neef van [medeverdachte] opgeslagen met de naam ‘ [naam] ’ en in de gsm van de vrouw van [medeverdachte] met de [naam] ’. De neef heeft bovendien verklaard dat dit een oud nummer van [medeverdachte] betrof. Ook [medeverdachte] heeft verklaard dat hij het [telefoonnummer] herkende als het nummer van [medeverdachte] .
Het IMEI-nummer is in de periode van 15 tot en met 26 mei 2014 bovendien gebruikt in combinatie met [telefoonnummer] . Hoewel [telefoonnummer] een nummer is dat op 10 oktober 2014 in een telefoon zat in gebruik bij [naam] , een neef van [medeverdachte] , valt op dat in de periode van 15 tot en met 26 mei 2014 de veruit het meest aangestraalde zendmast van dit nummer in de omgeving van de woning van [medeverdachte] staat (en niet in de omgeving van de woning van zijn neef). Bovendien betreffen de contranummers in deze periode enkel contacten van [medeverdachte] en in het geheel niet van zijn neef. Ook stond dit nummer in een telefoon van de vrouw van [medeverdachte] onder de [naam] ’, terwijl uit tapgesprekken is gebleken dat [medeverdachte] door zijn vrouw ‘ [naam] ’ wordt genoemd. [naam] heeft verklaard dat hij, toen hij in mei 2014 terugkeerde uit Irak, een simkaart van [medeverdachte] had gekregen welke hij enige tijd later zelf was gaan gebruiken. Dat moet dan volgens hem wel het [telefoonnummer] zijn geweest.
Verder staat vast dat de meest aangestraalde zendmast van [telefoonnummer] in de omgeving van de woning van [medeverdachte] staat en dat de contranummers van [telefoonnummer] waarmee meer dan drie contacten zijn geweest binnen onderzoek 164Weiland vrijwel alleen voorkomen in de historische gegevens van de nummers [telefoonnummer] , [telefoonnummer] (waarvan al is vastgesteld dat zij aan [medeverdachte] toebehoorden) en [telefoonnummer] . Uit tapgesprekken is bovendien gebleken dat de vrouw en het zoontje van [medeverdachte] van dit nummer gebruik hebben gemaakt in de periode van 24 tot en met 28 oktober 2014. [10]
Op grond van deze omstandigheden concludeert de rechtbank dat [telefoonnummer] in gebruik is geweest bij [medeverdachte] .
[telefoonnummer] [verdachte] ):
Dit nummer is in gebruik geweest in de periode van 1 mei 2014 tot en met 12 september 2014. In deze periode heeft dit nummer het meeste contact gehad met de nummers van [medeverdachte] , [medeverdachte] en [medeverdachte] . Het [telefoonnummer] (waarvan al is vastgesteld dat het toebehoorde aan [verdachte] ) is in dezelfde telefoon gebruikt en wel precies aansluitend (vanaf 12 september 2014 tot en met 14 november 2014) en heeft ook het meeste contact gehad met de nummers van [medeverdachte] , [medeverdachte] en [medeverdachte] . Verder staan de meest aangestraalde zendmasten van [telefoonnummer] in de omgeving van de woning van [verdachte] . [11]
Op grond van deze omstandigheden concludeert de rechtbank dat [telefoonnummer] in gebruik is geweest bij [verdachte] .
3.4.2
Udenhout
Aangifte
Op 10 september 2014 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van een inbraak in zijn schuur, gelegen aan de [adres] in Udenhout. Bij deze inbraak zijn veertig parkieten weggenomen. De daders hebben het prikkeldraad aan de achterzijde van de tuin en het gaas van de volière opengeknipt. Vervolgens hebben ze de deur die toegang geeft tot de gang van de volière en de deuren van diverse vogelverblijven opengemaakt. [12]
Verklaring [medeverdachte]
heeft verklaard dat hij in de nacht van 10 september 2014 met [medeverdachte] en [verdachte] in een witte bus naar Udenhout is gereden, naar een adres waar [medeverdachte] mee was gekomen. [medeverdachte] was de bestuurder van de bus en wist de weg. [13]
In Udenhout stopten zij in een weiland. [medeverdachte] en [verdachte] stapten uit, namen een klein netje en een aantal dozen mee, en liepen weg, door het naastgelegen weiland en maïsveld. [medeverdachte] zijn rol was dat hij op de bus moest letten. Hij moest de bus een eindje verderop parkeren en zou vanzelf een telefoontje krijgen. [14]
Toen [medeverdachte] en [verdachte] terugkwamen, hebben ze de dozen ingeladen. [medeverdachte] hoorde dat uit de dozen gekrijs kwam. Vervolgens zijn zij naar Drunen gereden, waar ze stopten op een parkeerplaats in een woonwijk. Op een gegeven moment kwam [medeverdachte] aangereden in een Opel Corsa. [medeverdachte] stapte bij [medeverdachte] in de bestelbus, terwijl [medeverdachte] en [verdachte] samen in de Opel Corsa van [medeverdachte] stapten. Hierna zette [verdachte] [medeverdachte] thuis af. [15]
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij voor de inbraak in Udenhout geen geld heeft ontvangen, omdat de buit volgens [medeverdachte] en [verdachte] weer tegenviel.
[naam] , eigenaar van de bestelbus met [kenteken] en vriend van [medeverdachte] , heeft verklaard dat [medeverdachte] zijn bus in september meerdere keren en meerdere dagen achter elkaar heeft geleend. Hij heeft bevestigd dat [medeverdachte] een keer zijn bus wilde lenen, maar dat dit niet kon omdat hij de bus zelf nodig had voor een opdracht, maar dat die opdracht uitviel en hij [medeverdachte] heeft teruggebeld dat hij toch de bus kon lenen. [naam] heeft verklaard dat hij zelf op de voormelde tijdstippen niet in Alphen aan den Rijn, De Lier, Udenhout of Veldhoven is geweest. [16]
ARS-gegevens
Uit ARS-gegevens blijkt dat de Opel Movano met [kenteken] op 10 september 2014 om 01:01 uur (heen) en 03:38 uur (terug) over de N65 nabij Udenhout heeft gereden. [17] Deze gegevens stroken met de verklaring van [medeverdachte] , dat hij die nacht met een witte bestelbus naar Udenhout is gereden. Ook stroken deze gegevens met de verklaring van [naam] , dat [medeverdachte] zijn bestelbus een aantal keer heeft geleend in september 2014.
Telecomgegevens
Uit onderzoek naar de telecomgegevens volgt dat het telefoonnummer van [verdachte] op
10 september 2014 om 01:00 uur een zendmast in Udenhout heeft aangestraald. [18] Tussen 03:20 uur en 03:33 uur hebben [medeverdachte] en [medeverdachte] een aantal keer onderling telefonisch contact gehad, waarbij beider nummers de zendmast in de [adres] in Udenhout aanstraalden. [19] Kort hierna, om 03:59 uur, heeft [verdachte] met [medeverdachte] gebeld vanuit Vlijmen, een plaats tussen Drunen en Den Bosch. [20] Vanaf 04:24 uur heeft [medeverdachte] vanuit Drunen een aantal keer telefonisch contact gehad met [medeverdachte] , die zich op dat moment in Den Bosch bevond. [21] Vanaf 07:18 uur heeft [medeverdachte] , die zich toen inmiddels ook in Drunen bevond, een aantal keer sms-contact gehad met [medeverdachte] , die ook in Drunen was. [22]
Deze gegevens stroken met de verklaring van [medeverdachte] , dat hij in de nacht van 10 september 2014 met [medeverdachte] en [verdachte] in Udenhout is geweest en dat zij na de inbraak naar Drunen zijn gereden, waar ook [medeverdachte] naartoe is gekomen.
Tussenconclusie ten aanzien van de diefstal in Udenhout
Op grond van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
In de nacht van 10 september 2014 zijn [medeverdachte] , [medeverdachte] en [verdachte] naar Udenhout gereden. In Udenhout hebben [medeverdachte] en [verdachte] ingebroken in de schuur van [slachtoffer] en veertig parkieten weggenomen, terwijl [medeverdachte] op de bus lette. Na de inbraak zijn zij met z’n drieën doorgereden naar Drunen, waar ook [medeverdachte] naartoe is gekomen. [medeverdachte] is met [verdachte] teruggereden naar Den Bosch, terwijl [medeverdachte] bij [medeverdachte] bleef. In de vroege ochtend heeft [medeverdachte] contact opgenomen met [medeverdachte] .
3.4.3
Veldhoven
Aangifte
Op 11 september 2014 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van inbraak in dierentuin ZOO Veldhoven, gelegen aan de Wintelresedijk 51 te Veldhoven. [23] Bij deze inbraak zijn 27 Grijze Roodstaartpapegaaien weggenomen. [24] Om de dierentuin binnen te komen hebben de daders een gat geknipt in het hekwerk dat grenst aan de Wintelresedijk. [25]
Aantreffen vogels
Op 14 november 2014 werden in de woning van [naam] in Millingen aan den Rijn twee Grijze Roodstaartpapegaaien aangetroffen, die blijkens hun chip- en/of pootringnummers afkomstig waren van de inbraak in ZOO Veldhoven. [26] [naam] had deze vogels op 4 oktober 2014 gekocht van [naam] [27] , die ze op 11 september 2014 had gekocht van [naam] . [28] [naam] heeft verklaard dat hij de vogels in september of oktober 2014 van [medeverdachte] had gekocht. [29]
Verklaring [medeverdachte]
heeft verklaard dat hij voor de inbraak in Veldhoven door [medeverdachte] en [verdachte] werd opgehaald in dezelfde witte bus als in Udenhout was gebruikt. [medeverdachte] was de bestuurder. In Veldhoven stopten ze aan de kant van een weg en stapten [medeverdachte] en [verdachte] uit. Zij pakten iets aan de achterkant van de auto en vertrokken. [medeverdachte] reed de bus een eindje verderop en wachtte daar tot hij een telefoontje van de anderen zou ontvangen dat ze klaar waren. [30]
Toen [medeverdachte] en [verdachte] klaar waren, reed [medeverdachte] de bus terug naar de plaats waar zij waren uitgestapt. Ze laadden hun spullen in en [medeverdachte] reed hen naar Drunen. Onderweg naar Drunen sms’te [verdachte] met de telefoon van [medeverdachte] naar [medeverdachte] , die vervolgens in zijn Opel Corsa naar dezelfde parkeerplaats kwam als na de inbraak in Udenhout. Daarna stapte [medeverdachte] weer bij [medeverdachte] in de bus. [medeverdachte] is met [verdachte] in de auto van [medeverdachte] gestapt en naar huis gereden. [31]
ARS-gegevens
Uit ARS-gegevens blijkt dat de Opel Movano met [kenteken] op 11 september 2014 om 00:50 uur (heen) en om 04:08 uur (terug) over de A2/E25 heeft gereden. [32] Deze gegevens stroken met de verklaring van [medeverdachte] , dat hij die nacht met een witte bestelbus naar Veldhoven is gereden. Ook stroken deze gegevens met de verklaring van [naam] , dat [medeverdachte] zijn bestelbus een aantal keer heeft geleend in september 2014.
Telecomgegevens
Uit onderzoek naar de telecomgegevens volgt dat [medeverdachte] en [verdachte] op 11 september 2014 om 03:57 uur met elkaar hebben gebeld, terwijl zij beiden in Veldhoven waren. [33] Ook volgt uit het onderzoek dat het telefoonnummer van [medeverdachte] om 04:47 uur een zendmast langs de A2 bij Liempde heeft aangestraald, een plaats halverwege de route van Veldhoven naar Den Bosch. Hij had toen sms-contact met [medeverdachte] , die zich op dat moment (nog) in Den Bosch bevond. [34] Omstreeks 07:30 uur heeft [medeverdachte] vervolgens een aantal keer sms-contact gehad met [medeverdachte] , terwijl zij zich beiden in Drunen bevonden. [35]
Deze gegevens stroken met de verklaring van [medeverdachte] , dat hij in de nacht van 11 september 2014 met [medeverdachte] en [verdachte] in Veldhoven is geweest, dat zij na de inbraak naar Drunen zijn doorgereden, dat [verdachte] onderweg naar Drunen met zijn telefoon een sms naar [medeverdachte] heeft gestuurd en dat [medeverdachte] vervolgens ook naar Drunen is gekomen.
Verklaring [medeverdachte]
heeft verklaard dat hij na de inbraak in Veldhoven per sms van [telefoonnummer] kromsnavels aangeboden kreeg. [36]
Tussenconclusie ten aanzien van de diefstal in Veldhoven
Op grond van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
In de nacht van 11 september 2014 zijn [medeverdachte] , [medeverdachte] en [verdachte] naar Veldhoven gereden. Daar hebben [medeverdachte] en [verdachte] ingebroken in ZOO Veldhoven en 27 Grijze Roodstaartpapegaaien weggenomen, terwijl [medeverdachte] op de bus lette. Na de inbraak zijn zij met z’n drieën naar Drunen gereden, waar ook [medeverdachte] naartoe is gekomen. [medeverdachte] is vervolgens met [verdachte] teruggereden naar Den Bosch, terwijl [medeverdachte] bij [medeverdachte] bleef.
[medeverdachte] heeft de gestolen vogels vervolgens per sms te koop aangeboden aan [medeverdachte] .
3.4.4
Rolverdeling
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de verdachten deel uitmaakten van een georganiseerd samenwerkingsverband, waarin volgens een vaste werkwijze inbraken bij vogelverblijven werden gepleegd, klaarblijkelijk met het doel waardevolle vogels weg te nemen en deze vervolgens door te verkopen. Blijkens voorgaande bewijsmiddelen hadden de verdachten binnen dit samenwerkingsverband ieder een eigen, duidelijk - ook onderling - afgebakende rol.
[medeverdachte]
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte] tijdens de daadwerkelijke inbraken telkens verbleef in Den Bosch, waar hij wachtte op een telefoontje dat de inbrekers klaar waren. Na ontvangst van dit bericht vertrok [medeverdachte] naar Drunen om de vogels van de inbrekers over te nemen en nam hij contact op met [medeverdachte] om de vogels te koop aan te bieden. [medeverdachte] vervulde dus een centrale rol binnen in het samenwerkingsverband en was de verbindende schakel tussen de stelers en de heler.
Deze feiten en omstandigheden wijzen erop dat [medeverdachte] een leidende rol vervulde. Dit wordt bevestigd door [medeverdachte] , die heeft verklaard dat [medeverdachte] de vogeldiefstallen organiseerde. Verder heeft een anonieme getuige op 11 november 2014 tegenover een wijkagent uit Den Bosch verklaard dat [medeverdachte] de spil was in de inbraak in Avifauna. De getuige heeft verklaard dat [medeverdachte] een illegaal exportbedrijf in dure en zeldzame vogels heeft en daarmee veel geld verdient. Volgens de getuige steelt [medeverdachte] de vogels niet zelf, maar laat hij ze weghalen door jongens die voor hem werken. [37]
[medeverdachte]
heeft een uitvoerende rol vervuld. Hij heeft samen met [verdachte] ingebroken in Udenhout en Veldhoven. Voor die inbraken heeft hij vervoer geregeld. Na de inbraken heeft hij de vogels naar Drunen gereden, waar ze werden overgegeven aan [medeverdachte] .
[verdachte]
Ook [verdachte] heeft een uitvoerende rol vervuld. Hij heeft ingebroken in Udenhout en Veldhoven en na afloop van de inbraken contact opgenomen met [medeverdachte] . Vervolgens is hij meegereden naar Drunen, waar de vogels werden overgegeven aan [medeverdachte] .
[medeverdachte]
is mee geweest naar de inbraken in Udenhout en Veldhoven. Zijn telefoon is meermalen gebruikt om contact op te nemen met [medeverdachte] . Tijdens die inbraken heeft [medeverdachte] op de uitkijk gestaan of op de bus gepast.
[medeverdachte]
Na de inbraken bood [medeverdachte] de gestolen vogels te koop aan bij [medeverdachte] .
3.4.5
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat sprake is van medeplegen van een strafbaar feit, indien is komen vast te staan dat bij het begaan van dat feit sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien geen sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict, het belang van de rol van de verdachte en diens aanwezigheid op belangrijke momenten.
De rechtbank is van oordeel dat de bijdragen van [medeverdachte] , [medeverdachte] en [verdachte] aan de hen ten laste gelegde feiten van zodanig gewicht zijn, dat kan worden gesproken van medeplegen.
Dit geldt niet voor [medeverdachte] . Hoewel [medeverdachte] een rol heeft gespeeld bij de inbraken,
was deze rol naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende substantieel om te spreken van een nauwe en bewuste samenwerking met de overige betrokkenen en hem aan te merken als medepleger. De rol van [medeverdachte] bestond immers uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht en de rechtbank heeft onvoldoende aanknopingspunten gevonden om [medeverdachte] desalniettemin als medepleger aan te merken.
Conclusie ten aanzien van betrokkenheid [verdachte] bij de feiten 2 en 3
De rechtbank acht, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 2 en 3 ten laste gelegde vogeldiefstallen.
3.4.6
Artikel 13 Flora- en faunawet
Wettelijk kader
CITES-verdrag
Op 1 juli 1975 trad de Convention on International Trade in Endangered Species of Wild Fauna and Flora, ofwel het CITES-Verdrag, in werking. Dit verdrag beoogt wereldwijd de legale handel in wilde dier- en plantensoorten te reguleren om soorten te beschermen tegen overexploitatie. Het Verdrag is van toepassing op elk dier of elke plant, levend of dood, van een soort die is opgenomen in een Bijlage bij het CITES-Verdrag.
Kort gezegd kent het CITES-Verdrag de Bijlagen I, II en III, waarin zijn opgenomen (I) soorten die met uitsterven worden bedreigd en (II) soorten die zonder maatregelen mogelijk met uitsterven kunnen worden bedreigd en (III) soorten waarvan één lidstaat de bescherming eist omdat de soort op haar grondgebied wordt bedreigd.
Basisverordening 338/97
Ter uitvoering van het CITES-Verdrag heeft ook de Europese Unie regels uitgevaardigd. Dit is de Basisverordening (Verordening van 9 december 1996, (EG) nr. 338/97 van de Raad inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het handelsverkeer). De Basisverordening kent Bijlagen A, B, C en D, waarin de beschermde soorten worden opgenoemd. In grote lijnen komen Bijlagen A, B en C overeen met Bijlagen I, II, en III van het CITES-Verdrag.
Flora- en faunawet
In Nederland is het CITES-regime uitgewerkt in de destijds geldende Flora- en Faunawet (Ffw) en de daarop gebaseerde regelgeving.
Artikel 5, tweede lid, Ffw juncto artikel 4, eerste lid, onder a en tweede lid, onder a, van de Regeling aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en faunawet, wijst de diersoorten van Bijlage A en B van de Basisverordening aan als beschermde uitheemse diersoorten.
Artikel 13, eerste lid, Ffw verbiedt het te koop vragen, kopen of verwerven, ten verkoop voorhanden of in voorraad hebben, verkopen of ten verkoop aanbieden, vervoeren, ten vervoer aanbieden, afleveren, gebruiken voor commercieel gewin, huren of verhuren, ruilen of in ruil aanbieden, uitwisselen of tentoonstellen voor handelsdoeleinden, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben van dieren behorende tot een beschermde inheemse of uitheemse diersoort.
Conclusie ten aanzien van feit 1
Gelet op hierboven genoemde bewijsmiddelen en -overwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] de in zijn tenlastelegging onder feit 1 genoemde vogels in de periode van 11 september 2014 tot en met 11 november 2014 opzettelijk heeft vervoerd en onder zich heeft gehad.
Grijze Roodstaartpapegaaien zijn dieren die behoren tot een beschermde uitheemse diersoort (Bijlage B Basisverordening), waarvoor op grond van artikel 13, eerste lid, Ffw een verbod geldt voor de bovengenoemde door [verdachte] verrichte handelingen. [38]
[verdachte] heeft hiermee opzettelijk gehandeld in strijd met artikel 13, eerste lid, Ffw, zodat feit 1 wettig en overtuigend kan worden bewezen. Ten aanzien van deze handelingen is, gelet op de vastgestelde rollen van [medeverdachte] en [medeverdachte] sprake van medeplegen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat [verdachte] :
in de periode van
11 september 2014tot en met 11 november 2014 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk dieren, behorende tot een beschermde uitheemse diersoort, aangewezen krachtens artikel 5 van de Flora- en faunawet bij de Regeling aanwijzing dier- en plantensoorten van de Flora- en faunawet in artikel 4 en genoemd in Bijlage A of B bij de basisverordening: Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van de Europese Unie, zoals die gold in de periode van
11 september 2014tot en met 11 november 2014, te weten
(Bijlage B)
- 2 Grijze Roodstaartpapegaaien
heeft vervoerd en onder zich heeft gehad;
ten aanzien van feit 2:
op10 september 2014 te Udenhout, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningin een schuur, gelegen op een besloten erf waarop een woning staat, gelegen aan de [adres] , heeft weggenomen, 40 parkieten, toebehorende aan [slachtoffer] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen
parkietenonder hun bereik hebben gebracht door het gaas van een volière en prikkeldraad aan de achterzijde van de achtertuin door te knippen;
ten aanzien van feit 3:
op11 september 2014 te Veldhoven, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningin de ZOO Veldhoven, gelegen aan de Wintelresedijk 51, heeft weggenomen 27 Grijze Roodstaart papegaaien, toebehorende aan ZOO Veldhoven, waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen
Grijze Roodstaartpapegaaienonder hun bereik hebben gebracht door het hekwerk van het park weg te knippen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van opzettelijk overtreden van een voorschrift gesteld bij artikel 13, eerste lid, van de Flora- en faunawet;
ten aanzien van feit 2:
diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd op een besloten erf waarop een woning staat, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
ten aanzien van feit 3:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat [verdachte] wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 87 dagen, met aftrek van voorarrest, en een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht bij het bepalen van de straf rekening te houden met de relatief geringe ernst van de feiten, de beperkte rol van [verdachte] , de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, de samenloopbepalingen, de ouderdom van de feiten, artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), de omstandigheid dat [verdachte] niet met politie en justitie in aanraking is geweest na onderhavige feiten en het reclasseringsrapport dat over [verdachte] is opgesteld.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan
[verdachte] heeft samen met anderen ingebroken in ZOO Veldhoven en bij een particuliere vogelhandelaar in Udenhout. Bij beide inbraken hebben [verdachte] en zijn mededaders een groot aantal vogels weggenomen. Er was sprake van een georganiseerd samenwerkingsverband, waarin volgens een vaste werkwijze inbraken bij vogelverblijven werden gepleegd, klaarblijkelijk met het doel waardevolle vogels weg te nemen en deze vervolgens door te verkopen. [verdachte] en zijn medeverdachten hadden binnen dit samenwerkingsverband ieder een eigen, duidelijk - ook onderling - afgebakende rol. [verdachte] had een uitvoerende rol; hij was een van de ‘stelers’.
[verdachte] heeft de benadeelden met zijn handelen veel schade en overlast toegebracht. Het merendeel van de vogels is nooit teruggevonden, de diefstal heeft emotionele impact gehad op de eigenaren en verzorgers van de vogels, en er is veel tijd gemoeid met het doen van aangifte, het administratief afhandelen daarvan en het herstellen van eventueel toegebrachte schade. De rechtbank neemt het [verdachte] kwalijk dat hij zich hieraan niets gelegen heeft laten liggen en zijn eigen financiële gewin voorop heeft gesteld.
Met zijn handelen heeft [verdachte] bovendien gehandeld in strijd met de Flora- en faunawet. Hij heeft beschermde vogels uit hun vertrouwde en beschermde omgeving weggehouden en daarmee actief bijgedragen aan de bedreiging van deze diersoorten.
Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank er rekening mee dat [verdachte] in het geheel geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden en geen blijk heeft gegeven van enig inzicht in de laakbaarheid van zijn gedrag. Verder houdt de rechtbank er rekening mee dat [verdachte] een belangrijke rol in het geheel heeft vervuld, en dat het gaat om diefstal van levende, zeldzame en beschermde dieren.
Gelet op de aard en de ernst van de feiten, alsmede op de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, is naar het oordeel van de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf op zijn plaats.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Ten aanzien van de persoon van [verdachte] heeft de rechtbank in de eerste plaats acht geslagen op zijn strafblad van 3 mei 2017. Hieruit volgt dat hij meermalen eerder voor vermogensfeiten is veroordeeld.
Verder heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsrapport dat op 3 april 2017 over [verdachte] is opgesteld. Hieruit volgt dat [verdachte] zijn leven in het algemeen op orde heeft en dat zijn werk als een beschermende factor wordt beschouwd. De reclassering schat de kans op recidive in als laag en adviseert de rechtbank om [verdachte] een werkstraf op te leggen.
Straf
De rechtbank ziet in de persoon en de persoonlijke omstandigheden van [verdachte] geen aanleiding af te wijken van voornoemd uitgangspunt van een gevangenisstraf. Zij zal deze dan ook aan hem opleggen. Zij zal een deel van deze straf voorwaardelijk opleggen, om hem ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Gelet op het reclasseringsrapport ziet de rechtbank geen aanleiding aan het voorwaardelijke gedeelte bijzondere voorwaarden te verbinden.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van schending van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Die termijn is aangevangen op het moment dat [verdachte] werd aangehouden, op 25 november 2014. Voor de berechting van een zaak in eerste aanleg geldt als uitgangspunt dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar, tenzij sprake is van bepaalde bijzondere omstandigheden. Van dergelijke bijzondere omstandigheden is niet gebleken, zodat de redelijke termijn met een half jaar is overschreden, reden waarom de rechtbank van oordeel is dat deze overschrijding matiging van de op te leggen straf tot gevolg moet hebben.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, passend en geboden. Deze straf is hoger dan de officier van justitie heeft gevorderd, omdat de rechtbank de feiten anders waardeert. Gelet op de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn, zal de rechtbank deze straf matigen tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden, waarvan één maand voorwaardelijk.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 47, 57, 63 en 311 Sr;
- 1 a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
- 13 van de Flora- en faunawet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van opzettelijk overtreden van een voorschrift gesteld bij artikel 13, eerste lid, van de Flora- en faunawet;
ten aanzien van feit 2:
diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd op een besloten erf waarop een woning staat, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
ten aanzien van feit 3:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
5 (VIJF) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
1 (een) maand, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.J. Schiffers-Hanssen, voorzitter,
mr. S.L.M. Staals, rechter,
mr. E.A. Lensink, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. Walenkamp, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 juni 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2014222237, van de politie eenheid Den Haag, district Rijn- en Veenstreek (doorgenummerd blz. 1 t/m 2717).
2.Verklaring [medeverdachte] ter terechtzitting van 15 mei 2017.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 97.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 936.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 191.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 710.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 146.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1413.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 348; proces-verbaal van bevindingen, p. 633.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1414-1416.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1418-1419.
12.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , p. 2669-2670; proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] , p. 769.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 65; proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 657.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 65; proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 657.
15.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 66; proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 657.
16.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam] , p. 605-606.
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. 522.
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 928.
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 928.
20.Proces-verbaal van bevindingen, p. 928.
21.Proces-verbaal van bevindingen, p. 928-929.
22.Proces-verbaal van bevindingen, p. 929.
23.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , p. 1529-1530.
24.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2503.
25.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , p. 525.
26.Proces-verbaal van bevindingen NVWA, p. 639-641.
27.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam] p. 772; proces-verbaal van bevindingen, p. 636; proces-verbaal van bevindingen, p. 638.
28.Proces-verbaal van bevindingen, p. 636; proces-verbaal van verhoor verdachte [naam] , p. 890.
29.Proces-verbaal van verhoor verdachte [naam] , p. 890.
30.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 67; proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 658.
31.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 68; proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 658.
32.Proces-verbaal van bevindingen, p. 533-534.
33.Proces-verbaal van bevindingen, p. 930.
34.Proces-verbaal van bevindingen, p. 920 en p. 930.
35.Proces-verbaal van bevindingen, p. 930.
36.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] , p. 1033.
37.Proces-verbaal van bevindingen anonieme getuige, p. 648-649.
38.Proces-verbaal van bevindingen NVWA, p. 2507-2512.