ECLI:NL:RBDHA:2017:5837
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Chr.A.J.F.M. Hensen
- R.G.C. Veneman
- A.M. Boogers
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in vervolging wegens schending van het vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 1 juni 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak waarbij de officier van justitie de verdachte had aangeklaagd voor het opzettelijk vernielen van een voetgangersoversteekplaats in Leiden. De verdachte had echter een toezegging gekregen van het openbaar ministerie dat hij niet vervolgd zou worden, mits hij zich aan bepaalde afspraken hield, waaronder mediation met de gemeente Leiden en het COC. De verdediging voerde aan dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de vervolging, omdat het vertrouwensbeginsel was geschonden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten gerechtvaardigd hadden vertrouwd op de toezegging van het openbaar ministerie en dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die rechtvaardigden dat de vervolging toch werd voortgezet. De rechtbank concludeerde dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de vervolging van de verdachte, omdat de gemaakte afspraken niet waren nagekomen door het openbaar ministerie. De rechtbank benadrukte dat de beslissing van het openbaar ministerie om tot vervolging over te gaan slechts in uitzonderlijke gevallen kan worden getoetst, en dat in dit geval de schending van het vertrouwensbeginsel een dergelijke uitzondering vormde.