ECLI:NL:RBDHA:2017:5772
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoeken om voorlopige voorzieningen in asielzaken
Op 30 mei 2017 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken AWB 17/9392 en AWB 17/9394, waarin verzoekers om voorlopige voorzieningen zijn afgewezen. De verzoekers, waaronder een moeder en haar kinderen, hadden een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op basis van artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000. De aanvragen werden door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie niet in behandeling genomen, wat leidde tot beroepen van de verzoekers tegen deze besluiten.
Tijdens de zitting op 16 mei 2017 zijn de verzoekers verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde, terwijl de verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde. Een tolk Arabisch was ook aanwezig. De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak de beroepen in de bodemzaken (AWB 17/9391 en AWB 17/9393) ongegrond verklaard. Aangezien de hoofdzaak ongegrond is verklaard, zijn de verzoeken om voorlopige voorzieningen niet meer nodig. De voorzieningenrechter heeft daarom de verzoeken afgewezen en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing. De zaak betreft bestuursrecht en vreemdelingenrecht, specifiek gerelateerd aan de Vreemdelingenwet 2000.