3.3De beoordeling van de tenlastelegging.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
Inleiding
Aangever [slachtoffer 1] heeft middels een advertentie op Marktplaats zijn Playstation 4 te koop aangeboden. Op 1 januari 2017 kreeg aangever hierop een reactie van een geïnteresseerde. Vervolgens is er een afspraak gemaakt voor een bezichtiging van de Playstation 4 bij aangever thuis op 3 januari 2017. Op die dag kwamen er drie jongens bij aangever aan de deur. Aangever heeft de jongens binnengelaten en heeft hun de Playstation getoond. Omdat er problemen waren met de betaling zijn de jongens weg gegaan. Eén van de jongens vertelde dat hij zou zorgen dat zijn vader het geld zou overmaken. Vervolgens lopen de verklaringen uiteen ten aanzien van de vraag of de jongens daarna nog één of twee keer terug zijn gekomen naar de woning van aangever. Vast staat echter dat de vriendin van aangever, aangeefster [slachtoffer 2] , in de woning aanwezig was toen de jongens de laatste keer terug kwamen. Tijdens dat laatste bezoek van de jongens vond er een overval plaats op aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , waarbij geweld werd gebruikt en werd gedreigd met geweld en waarbij verschillende spullen werden meegenomen.
Bewijs
Op grond van hetgeen aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben verklaard, is onweersproken komen vast te staan dat op 3 januari 2017 een overval op voornoemde aangevers heeft plaatsgevonden in de woning van aangever [slachtoffer 1] , aan de [adres 2] te Den Haag. Aangever [slachtoffer 1] is daarbij met een mes in zijn schouder gestoken. Verder is er gedreigd met het mes en zijn een tang en duct tape aan aangevers getoond. Bij de overval, die werd gepleegd door de verdachte en zijn medeverdachten, werden een Playstation 4, een VR-bril, twee mobiele telefoons, een portemonnee, pasjes en een identiteitsbewijs weggenomen. Deze spullen behoorden toe aan de aangevers.
Over de rol van de individuele verdachten in het geheel lopen de verklaringen uiteen. Ten aanzien daarvan overweegt de rechtbank als volgt.
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij, toen de jongens voor de eerste keer langs kwamen, in gesprek was met de grootste van de drie jongens en dat dat ook de jongen was met wie hij eerder aan de telefoon had gesproken; hij herkende hem aan zijn stem. Hij noemt deze jongen dader 1. Nadat de drie jongens voor de tweede keer zijn woning waren binnengekomen, is hij op zijn stoel aan het bureau gaan zitten, met zijn gezicht naar de computer toe. Aangever kon daardoor de jongens niet zien. Vervolgens voelde hij een harde klap op zijn linkerschouder en kreeg hij een branderig gevoel dat pijn deed. Toen aangever zich omdraaide zag hij dat dader 1 een mes - een soort zakmes, zo’n 15 cm lang, zwart heft en ijzerkleurig/zilver handvat - in zijn hand had. Aangever ging met zijn hand naar zijn schouder en had toen bloed op zijn hand. Aangever is vervolgens naar de bank gelopen, waar ook aangeefster [slachtoffer 2] zat. Hij is naast haar op de bank gaan zitten. Hij hoorde dader 1 tegen dader 2 (de middelste in lengte) en 3 (de kleinste van de drie) zeggen dat zij alles moesten pakken. Dader 1 had nog steeds het mes in zijn hand. Toen aangever wilde opstaan hoorde hij dader 1 zeggen dat hij zich niet mocht bewegen omdat hij anders neergestoken zou worden. Daarbij bewoog dader 1 met zijn mes in de richting van aangever. Vervolgens hoorde hij dader 1 zeggen: “Bind hem vast, bind hem vast.” Vervolgens zag aangever dat dader 2 met duct tape aan kwam lopen en voor hem ging staan. Daarna liep dader 2 weer weg. Aangever zag dat dader 3 een telefoon op de bank legde zodat een andere dader die kon pakken. Aangever is meerdere keren van de bank opgestaan, waarop dader 1 dan reageerde dat hij hem zou gaan steken. Daarna zijn de daders vertrokken.
Blijkens een proces-verbaal van bevindingen had aangever [slachtoffer 1] een snee van ongeveer 2,5 tot 3 cm lang en 1 cm breed ter hoogte van zijn linker schouderblad.
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft verklaard dat dader 1 (de langste van de drie daders) de Playstation wilde kopen. Aangeefster zat op de bank en zag aangever [slachtoffer 1] bij de doorgang naar de woonkamer staan met dader 1 achter zich. Zij zag dat aangever in haar richting werd geduwd door dader 1 en dat dader 1 schreeuwde dat hij moest gaan zitten. Aangeefster zag dat dader 1 een mes in zijn hand had. Het betrof een soort zakmes met een zwartkleurig handvat en een lemmet van zes à zeven centimeter. Aangeefster zag dat er bloed kwam in de blouse van aangever, ter hoogte van zijn schouder. Dader 2 (de kleinste van de drie) en dader 3 (de middelste in lengte) stonden op dat moment in de gang. Dader 1 pakte diverse spullen. Dader 2 kwam vervolgens bij de aangevers in de woonkamer staan en had een soort tang in de hand. Dader 3 had duct tape bij zich. Aangeefster hoorde dader 1 tegen dader 2 en dader 3 zeggen dat ze bij de aangevers moesten gaan staan, dat aangever moest worden vast getapet en dat zij zelf moest wordt geslagen als ze niet op de grond zou gaan liggen. Daarna zeiden dader 2 en dader 3 tegen dader 1 dat hij alle spullen had en dat ze moesten gaan, waarna de daders zijn vertrokken.
Aan beide aangevers is - afzonderlijk van elkaar - een foto getoond van [medeverdachte 1] . Aangeefster [slachtoffer 2] heeft bij het zien van de foto verklaard: “Dat is degene die mijn man heeft gestoken. Dat is hem. Hij heeft ook alles meegenomen.”Aangever [slachtoffer 1] heeft bij het zien van de foto verklaard: “Dat is hem. Dat is degene die mij gestoken heeft. Voor 100% dat is hem. Ik heb daar geen twijfel over. Hij heeft ook alles meegenomen.”
Verdachte heeft zowel tegenover de politie als tegenover de rechter-commissaris en de rechtbank een grotendeels bekennende verklaring afgelegd.
Verdachte heeft op vrijdag 6 januari 2017 tegenover de politie verklaard dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en hij een paar dagen voor de overval, op zondag, hadden gepland dat ze een woning zouden overvallen en dat ze dat ook gedaan hebben. [medeverdachte 1] en hijzelf hadden besloten om iemand te overvallen. Later hebben ze [medeverdachte 2] daarover ingelicht via Facebook Messenger. Verdachte en [medeverdachte 1] hebben op Marktplaats gekeken naar een Playstation 4. [medeverdachte 1] heeft de afspraak met aangever [slachtoffer 1] gemaakt. Maandag gingen ze nadenken over hoe ze het dinsdag wilden doen. Aan [medeverdachte 2] is voorgesteld dat ze een overval gingen doen en dat ze naar een Playstation 4 gingen zoeken. Ze zouden het plan met zijn drieën uitvoeren. Het plan was alleen de Playstation mee te nemen, maar ze hebben meer meegenomen. Verdachte dacht dat ze niemand pijn gingen doen, alleen maar bedreigen. Ze zouden eerst in de woning gaan kijken naar de Playstation en wie er in de woning waren. Verdachte heeft verklaard dat ze in totaal drie keer in de woning van aangever zijn geweest. Na het eerste en het tweede bezoek zijn ze naar Kentucky Fried Chicken (KFC) gegaan. De eerste keer bespraken ze of ze de overval gingen doen. De tweede keer is de overval echt doorgenomen en zijn er afspraken gemaakt. Verdachte zou bij aangeefster blijven en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zouden ‘die man’ doen. [medeverdachte 1] heeft alles bedacht. Verdachte had een tang, [medeverdachte 2] had een hamer en [medeverdachte 1] had een mes. Na binnenkomst in de woning liep verdachte direct naar aangeefster in de woonkamer en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] liepen de kamer in waar aangever zijn computer had staan. Verdachte zag dat aangever aan het bureau ging zitten en dat [medeverdachte 1] hem toen met een zwart klapmes van tien à twaalf cm in de schouder stak. Verdachte stond op dat moment bij aangeefster en zag niet echt wat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] met aangever deden. Verdachte heeft even later verklaard dat hij niet heeft gezien dat [medeverdachte 1] aangever neerstak, maar dat hij na de overval, toen ze thuis waren, van [medeverdachte 1] hoorde dat hij aangever had neergestoken. Het was niet vooraf afgesproken om aangever direct neer te steken. Nadat de aangever was gestoken liep aangever naar de woonkamer, waar verdachte bij aangeefster stond, en ging hij op de bank zitten. [medeverdachte 1] schreeuwde de hele tijd tegen aangever en bedreigde hem. Verdachte hoorde [medeverdachte 1] zeggen dat aangever niet op mocht staan, anders zou hij hem nogmaals steken. [medeverdachte 2] stond toen bij de voordeur. Hij pakte de portemonnee waar kaarten in zaten, en verdachte zag hem later met de Playstation staan. Hij deed niets met de aangevers. [medeverdachte 2] had een hamer bij zich. Verdachte bleef steeds bij aangeefster staan en had een tang vast. Toen hij tegen aangeefster zei dat ze rustig moest blijven, hield hij de tang in zijn hand omhoog. Verdachte had duct tape bij zich, om vast te tapen als hij zou worden aangevallen. Verdachte heeft verklaard dat hij en de medeverdachten de spullen een beetje hebben verdeeld; [medeverdachte 2] droeg de Playstation, [medeverdachte 1] de telefoon en hijzelf de VR-bril en de portemonnee. Verdachte heeft verklaard dat ze daarna met zijn drieën naar de kelderbox bij het huis van [medeverdachte 1] zijn gegaan, waar ze de spullen hebben bekeken. Over de spullen die hij en de medeverdachten mee hadden genomen naar de overval heeft verdachte verklaard dat hij niet weet hoe ze aan het mes kwamen, maar dat de duct tape, de hamer en de tang bij [vriend] van [medeverdachte 1] , vandaan kwamen. Verdachte en [medeverdachte 1] hadden die spullen in de middag bij [vriend] opgehaald uit diens kelderbox.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat [medeverdachte 1] het mes bij zich had.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat er van tevoren een plan is gemaakt om een overval te plegen, dat hij op Marktplaats heeft gezocht naar een Playstation en dat hij vervolgens een afspraak heeft gemaakt om deze te bekijken. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij en de twee medeverdachten na de overval met zijn drieën naar zijn kelderbox zijn gegaan, dat het mes dat later is aangetroffen in zijn kelderbox het mes is waarmee aangever is gestoken en dat de spullen die zijn gestolen door verdachte in de kelderbox zijn gelegd. [medeverdachte 1] heeft verklaard een hamer in de hand te hebben gehad tijdens de overval.
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat [medeverdachte 1] een stekende beweging van boven naar beneden maakte en dat aangever zich daarop omdraaide en met zijn hand naar zijn linkerschouder ging. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij zag dat [medeverdachte 1] een mes in zijn hand had, dat aangever toen naar de woonkamer ging en dat [medeverdachte 1] aangever toen met een zwart mes bedreigde en tegen hem riep: “Blijf daar, blijf daar anders steek ik je nog een keer.” [medeverdachte 2] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] riep: “Ik steek je zo nog een keer” en dat [medeverdachte 1] daarbij met zijn arm gestrekt stond met het mes vooruit, alsof hij iemand aan het bedreigen was. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat verdachte degene is geweest die met duct tape in de hand heeft gestaan en dat verdachte van [medeverdachte 1] naar de vrouw moest lopen.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich met zijn twee medeverdachten heeft schuldig gemaakt aan de hem tenlastegelegde diefstal met geweld en bedreiging met geweld.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte over de gang van zaken voorafgaand, tijdens en na de overval het meest betrouwbaar van de door de verdachten afgelegde verfklaringen, nu verdachte dit direct na zijn aanhouding heeft verklaard, zijn verklaring wordt bevestigd door andere bewijsmiddelen en verdachte zichzelf en zijn [medeverdachte 1] die een goede vriend van hem was, het meest belast.
De raadsvrouw heeft verzocht om de verdachte vrij te spreken van het onderdeel van de tenlastelegging dat ziet op het gebruik van het mes, nu dit niet aan de verdachte kan worden toegerekend. De raadsvrouw heeft betoogd dat de verdachte weliswaar op de hoogte was van de aanwezigheid van het mes bij [medeverdachte 1] , maar dat hij dacht dat dit was om te dreigen, niet om mee te steken en dat er bovendien geen afspraken zijn gemaakt over het steken met het mes. De rechtbank is, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat ook ten aanzien van het steken met het mes medeplegen kan worden bewezen. De rechtbank overweegt daartoe dat uit de verklaringen van aangevers en van verdachte en [medeverdachte 2] weliswaar kan worden afgeleid dat het [medeverdachte 1] was die met het mes heeft gestoken en gedreigd, maar dat de verdachte en de medeverdachten de overval, de rollen van een ieder en het gebruik van een mes, tang, hamer en duct tape daarbij van tevoren hebben besproken.
Verdachte heeft tijdens de overval begrepen dat aangever met een mes was gestoken en is daarna doorgegaan met de overval. Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat verdachte de aanmerkelijke kans dat tijdens de overval geweld zou worden gepleegd met het mes willens en wetens heeft aanvaard. Het verweer van de raadsvrouw wordt derhalve gepasseerd.
De rechtbank zal in de strafmaat rekening houden met de rol van verdachte bij de overval in die zin dat hij niet de hoofdrol had maar wel van begin tot eind actief betrokken was bij de overval.