ECLI:NL:RBDHA:2017:5718

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 mei 2017
Publicatiedatum
29 mei 2017
Zaaknummer
09/842013-17
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woningoverval met geweld door zeer jeugdige dader en medeverdachten

Op 29 mei 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tegen een zeer jeugdige dader die samen met twee anderen een woningoverval heeft gepleegd. De overval vond plaats op 3 januari 2017 in 's-Gravenhage, waarbij geweld is gebruikt en gedreigd met geweld. Een van de medeverdachten heeft met een mes gestoken in de schouder van een van de slachtoffers, terwijl de verdachte en de andere medeverdachten de overval hebben voorbereid en uitgevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van de kans op geweld tijdens de overval en dat hij de aanmerkelijke kans dat geweld zou worden gepleegd willens en wetens heeft aanvaard. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal met geweld en bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om de diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken. De verdachte is veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 168 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en onder bijzondere voorwaarden, waaronder jeugdreclassering en behandeling voor zijn psychologische problemen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en ADHD.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/842013-17
Datum uitspraak: 29 mei 2017
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
[adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen met gesloten deuren van 10 april 2017 en 15 mei 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. L.E. van der Leeuw, en van hetgeen door de raadsman van de verdachte, mr. R.A. Kaarls, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 3 januari 2017 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen een Playstation en/of (twee) mobiele telefoon(s)
en/of een VR-bril en/of een portemonnee (met daarin pasjes en/of een
identiteitsbewijs), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan
en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die
[benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke
bedreiging met geweld bestond(en) uit
- het steken in de schouder van [benadeelde 1] met een mes, althans een scherp
en/of puntig voorwerp en/of
- het tonen van een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp en/of een
tang aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of
- het (meermalen) maken van stekende bewegingen met een mes, althans een
scherp en/of puntig voorwerp, richting die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of
- het (meermalen) tegen die [benadeelde 1] zeggen dat hij moest gaan zitten en/of
niet mocht bewegen omdat hij anders zou worden neergestoken en/of
- het zeggen :"Bind hem vast", althans woorden van gelijke strekking en/of het
(daarbij) tonen van ducktape;

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen verklaard dat de verdachte dit feit heeft begaan. De officier van justitie heeft daarbij betoogd dat verdachte bij het betreden van het huis van aangevers heel goed wist wat er ging gebeuren. Hoewel niet van tevoren was afgesproken dat [medeverdachte 1] aangever met een mes zou steken, kan dit geweld hem wel worden aangerekend nu zij met z’n drieën de overval hebben gepland en afgesproken was dat aangever zou worden bedreigd.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Het standpunt van de verdediging komt erop neer dat de verdachte erkent dat hij fout heeft gehandeld nu hij aanwezig was tijdens de woningoverval. Hij heeft de Playstation in handen geduwd gekregen en heeft een mobiele telefoon uit de woning meegenomen. Verdachte wist echter pas dat er een woningoverval gepleegd zou worden toen hij zich met de medeverdachten in het huis van aangever bevond. Voor die tijd had de verdachte dit niet door. Dat de verdachte, pagina 206 van het politie proces-verbaal, heeft verklaard ‘Toen we naar boven gingen naar de woning wist ik het pas’ betekent niet dat de verdachte al op de hoogte was van het plan toen hij de trap op ging naar de woning van aangever. Verdachte gebruikt immers niet het woord ‘trap’ en heeft in de andere verhoren ook verklaard dat hij van tevoren niet wist dat er een overval gepleegd zou worden. Daarin is de verdachte heel consequent geweest. In de periode voor de woningoverval nam verdachte [medeverdachte 1] niet serieus als deze sprak over berovingen plegen. Dat verdachte van mening was dat hij niets te verbergen had, blijkt ook wel uit het feit dat hij zonder problemen zijn codes gaf om zijn Facebook Messenger-berichten door de politie te laten uitlezen. De verdachte had misschien moeten weten dat de medeverdachten niet veel goeds in de zin hadden, maar pas toen [medeverdachte 1] aangever stak, wist verdachte dat het foute boel was. Het onderdeel van de tenlastelegging dat ziet op het gebruiken van het mes kan in ieder geval niet wettig en overtuigend worden bewezen, nu de verdachte niet op de hoogte was van de aanwezigheid van een mes en er op dat gebied dus ook geen sprake kan zijn geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. Verdachte heeft, zo blijkt ook uit de verklaringen van de aangevers, enkel gestaan in de woning, zonder zelf te handelen.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging. [1]
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
Inleiding
[benadeelde 1] heeft middels een advertentie op Marktplaats zijn Playstation 4 te koop aangeboden. Op 1 januari 2017 kreeg aangever hierop een reactie van een geïnteresseerde. Vervolgens is er een afspraak gemaakt voor een bezichtiging van de Playstation 4 bij [benadeelde 1] thuis op 3 januari 2017. Op die dag kwamen er drie jongens bij aangever aan de deur. Aangever heeft de jongens binnengelaten en heeft hun de Playstation getoond. Omdat er problemen waren met de betaling zijn de jongens weg gegaan. Eén van de jongens vertelde dat hij zou zorgen dat zijn vader het geld zou overmaken. Vervolgens lopen de verklaringen uiteen ten aanzien van de vraag of de jongens daarna nog één of twee keer terug zijn gekomen naar de woning van aangever. Vast staat echter dat de vriendin van [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , in de woning aanwezig was toen de jongens de laatste keer terug kwamen. Tijdens dat laatste bezoek van de jongens vond er een overval plaats op [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , waarbij geweld werd gebruikt en werd gedreigd met geweld en waarbij verschillende spullen werden meegenomen.
Bewijs
Op grond van hetgeen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] en verdachte en zijn [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben verklaard, is onweersproken komen vast te staan dat op 3 januari 2017 een overval op voornoemde aangevers heeft plaatsgevonden in de woning van [benadeelde 1] aan [adres 2] . [benadeelde 1] is daarbij met een mes in zijn schouder gestoken. Verder is er gedreigd met het mes en zijn een tang en duct tape aan aangevers getoond. Bij de overval, die werd gepleegd door de verdachte en zijn medeverdachten, werden een Playstation 4, een VR-bril, twee mobiele telefoons, een portemonnee, pasjes en een identiteitsbewijs weggenomen. Deze spullen behoorden toe aan de aangevers. [2]
Over de rol van de individuele verdachten in het geheel lopen de verklaringen uiteen. Ten aanzien daarvan overweegt de rechtbank als volgt.
[benadeelde 1] heeft verklaard dat hij, toen de jongens voor de eerste keer langs kwamen, in gesprek was met de grootste van de drie jongens en dat dat ook de jongen was met wie hij eerder aan de telefoon had gesproken; hij herkende hem aan zijn stem. Hij noemt deze jongen dader 1. Nadat de drie jongens voor de tweede keer zijn woning waren binnengekomen, is hij op zijn stoel aan het bureau gaan zitten, met zijn gezicht naar de computer toe. Aangever kon daardoor de jongens niet zien. Vervolgens voelde hij een harde klap op zijn linkerschouder en kreeg hij een branderig gevoel dat pijn deed. Toen aangever zich omdraaide zag hij dat dader 1 een mes - een soort zakmes, zo’n 15 cm lang, zwart heft en ijzerkleurig/zilver handvat - in zijn hand had. Aangever ging met zijn hand naar zijn schouder en had toen bloed op zijn hand. Aangever is vervolgens naar de bank gelopen, waarop [benadeelde 2] zat. Hij is naast haar op de bank gaan zitten. Hij hoorde dader 1 tegen dader 2 en 3 zeggen dat zij alles moesten pakken. Dader 1 had nog steeds het mes in zijn hand. Toen aangever wilde opstaan hoorde hij dader 1 zeggen dat hij zich niet mocht bewegen omdat hij anders neergestoken zou worden. Daarbij bewoog dader 1 met zijn mes in de richting van aangever. Vervolgens hoorde hij dader 1 zeggen: “Bind hem vast, bind hem vast.” Vervolgens zag aangever dat dader 2 met duct tape aan kwam lopen en voor hem ging staan. Daarna liep dader 2 weer weg. Aangever zag dat dader 3 een telefoon op de bank legde zodat een andere dader die kon pakken. Aangever is meerdere keren van de bank opgestaan, waarop dader 1 dan reageerde dat hij hem zou gaan steken. Daarna zijn de daders vertrokken. [3]
Blijkens een proces-verbaal van bevindingen had [benadeelde 1] een snee van ongeveer 2,5 tot 3 cm lang en 1 cm breed ter hoogte van zijn linker schouderblad. [4]
[benadeelde 2] heeft verklaard dat dader 1 (de langste van de drie daders) de Playstation wilde kopen. Aangeefster zat op de bank en zag [benadeelde 1] bij de doorgang naar de woonkamer staan met dader 1 achter zich. Zij zag dat aangever in haar richting werd geduwd door dader 1 en dat dader 1 schreeuwde dat hij moest gaan zitten. Aangeefster zag dat dader 1 een mes in zijn hand had. Het betrof een soort zakmes met een zwartkleurig handvat en een lemmet van zes à zeven centimeter. Aangeefster zag dat er bloed kwam in de blouse van aangever, ter hoogte van zijn schouder. Dader 2 en dader 3 stonden op dat moment in de gang. Dader 1 pakte diverse spullen. Dader 2 kwam vervolgens bij de aangevers in de woonkamer staan en had een soort tang in de hand. Dader 3 had duct tape bij zich. Aangeefster hoorde dader 1 tegen dader 2 en dader 3 zeggen dat ze bij de aangevers moesten gaan staan, dat aangever moest worden vast getapet en dat zij zelf moest wordt geslagen als ze niet op de grond zou gaan liggen. Daarna zeiden dader 2 en dader 3 tegen dader 1 dat hij alle spullen had en dat ze moesten gaan, waarna de daders zijn vertrokken. [5]
Aan beide aangevers is - afzonderlijk van elkaar - een foto getoond van [medeverdachte 1] . [benadeelde 2] heeft bij het zien van de foto verklaard: “Dat is degene die mijn man heeft gestoken. Dat is hem. Hij heeft ook alles meegenomen.” [6] [benadeelde 1] heeft bij het zien van de foto verklaard: “Dat is hem. Dat is degene die mij gestoken heeft. Voor 100% dat is hem. Ik heb daar geen twijfel over. Hij heeft ook alles meegenomen.” [7]
Tegenover de rechter-commissaris heeft [benadeelde 2] later nog verklaard dat zij niet heeft gezien dat iemand [benadeelde 1] heeft gestoken, maar dat zij wel heeft gezien wie er bij hem in de buurt was en dat de andere twee daders op de gang bleven. Alleen de jongen met het mes was bij de computer. Toen aangeefster een foto te zien kreeg, wist zij gelijk dat hij de persoon was die aangever had gestoken. Aangeefster hoorde ook dat de dader met het mes tegen de kleinste jongen zei dat hij naar haar toe moest komen, dat deze dat deed en haar een tang liet zien. De jongen met de tang was vlakbij haar, maar bleef in de gang. [8]
Tegenover de rechter-commissaris heeft [benadeelde 1] later nog verklaard dat hij zeker weet dat [medeverdachte 1] degene is geweest die hem heeft gestoken. [medeverdachte 1] stond toen achter aangever. Aangever werd gestoken, draaide zich om en zag [medeverdachte 1] . Aangever zag dat [medeverdachte 1] een mes in zijn handen had. De andere daders waren toen op de gang. [9]
Blijkens de verklaringen van verdachte en [medeverdachte 2] is [medeverdachte 1] de langste van de drie jongens. [10]
Verdachte heeft zowel tegenover de politie als tegenover de rechter-commissaris en de rechtbank een deels bekennende, deels ontkennende verklaring afgelegd.
Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij betrokken is geweest bij een woningoverval, maar dat hij niet wist wat er allemaal gebeurde en dat hij ook niet wist dat er is gestoken. Verdachte heeft verklaard dat hij heeft gezien dat [medeverdachte 1] een stekende beweging van boven naar beneden maakte en dat aangever zich daarop omdraaide en met zijn hand naar zijn linkerschouder ging. Verdachte heeft verklaard dat hij zag dat [medeverdachte 1] een mes in zijn hand had, dat [benadeelde 1] toen naar de woonkamer ging en dat [medeverdachte 1] aangever toen met een zwart mes bedreigde en tegen aangever riep: “Blijf daar, blijf daar anders steek ik je nog een keer.” Verdachte heeft verklaard dat hij bij de deur stond, dat [medeverdachte 2] hem de Playstation gaf en dat hij de Playstation buiten het huis aan [medeverdachte 2] heeft gegeven. Verdachte heeft verklaard dat hij heeft gehoord dat [medeverdachte 1] riep: “Ik steek je zo nog een keer” en dat hij zag dat [medeverdachte 1] daarbij met zijn arm gestrekt stond met het mes vooruit, alsof hij iemand aan het bedreigen was. Verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte 2] degene is geweest die met duct tape in de hand heeft gestaan. Hij heeft ontkent dat hij zelf iets in zijn handen heeft gehad.
Verdachte heeft verklaard dat ze daarna zijn weggegaan en dat hij tijdens het rennen een telefoon toegeworpen kreeg van [medeverdachte 1] , dat [medeverdachte 1] hem zei dat hij de telefoon bij zich moest houden en dat hij toen de telefoon thuis heeft neergelegd. Verdachte heeft verklaard dat hij en [medeverdachte 1] op dezelfde avond, twee uren na de overval via Facebook Messenger hebben gecommuniceerd over het openen van die mobiele telefoon.
Verdachte heeft ontkend dat hij van tevoren op de hoogte was van het feit dat er een overval zou worden gepleegd. Hij heeft verklaard dat hij pas wist dat het om een overval ging toen ze voor de tweede keer bij [benadeelde 1] in huis waren en hij [medeverdachte 1] tegen de aangevers hoorde roepen: “Blijf daar, blijf daar.” Verdachte heeft ontkend dat het plan voor de overval is besproken in de Kentucky Fried Chicken (KFC), waar hij met de medeverdachten was nadat zij voor de eerste keer in de woning van aangever waren geweest. [11]
Verdachte heeft op een later tijdstip een aanvullende verklaring afgelegd tegenover de politie. Toen heeft hij op de vraag hoe hij achter de plannen was gekomen van de overval geantwoord: “Toen we naar boven gingen naar de woning wist ik het pas.” Op de vraag “We hebben je inloggegevens van je gekregen van Facebook. We hebben ingelogd en troffen een chat aan met [medeverdachte 1] over de overval. Dus je wist het al wel?” heeft verdachte geantwoord: “Ja maar OV is niet overval. Dat betekent in onze taal iets kopen.”
Over een chat met [medeverdachte 1] op 31 december 2016, waarin over een inbraak/overval wordt gesproken, verklaart verdachte dat hij [medeverdachte 1] toen niet serieus nam omdat hij vaker grapjes maakt. Verdachte heeft voorts ontkend dat hij na de overval mee is gegaan naar de kelderbox van [medeverdachte 1] . [12]
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij niet van tevoren wist dat er in het huis van aangever een overval zou worden gepleegd, maar dat hij dacht dat [medeverdachte 1] een Playstation wilde kopen. Verdachte heeft ontkend dat er vooraf, in de dagen voor de overval en bij KFC, een plan was gemaakt om aangever te beroven. Verdachte heeft ontkend dat hij tijdens de overval iets in zijn handen heeft gehad en dat hij op de hoogte was van de aanwezigheid van het mes. [13]
In het politie proces-verbaal bevindt zich een proces-verbaal van bevindingen met daarin opgenomen een chatgesprek via Facebook Messenger tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] , voor zover van belang inhoudend:
Op 31/12/2016: [medeverdachte 1] : Kom naar me huis. Helemaal black .We gaan overval/inbraak. Kom gwn We kunnen veel geld verdienen.
Op 1/1/2017: [medeverdachte 1] : We gaan huis ov zo’n iemand hij verkoopt iphone 6 en ps4 en Horloge… ga je mee.
[verdachte] : Met wie. Mr waar woont die guy. Wnr gaan we. Waar woont die guy en hoelaat moet ik bij jou zijn. Wnr gaan we dan.
Op 3/1/2017: [medeverdachte 1] : [verdachte] vandaag ov?
[verdachte] : Mr ov bij wie.
[medeverdachte 1] : Zo’n man.
[verdachte] : Met wie.
[medeverdachte 1] : Me neefje misschien rochi kom 5 uur bij big bazar leyweg… is vlakbij die oss….Ik heb half 6 met die man afgesproken.
[verdachte] (na de overval): die s7 kunnen we niet openmaken wel als we een naalt hebben.
In dit proces-verbaal van bevindingen is tevens opgenomen een chatgesprek via Facebook Messenger tussen verdachte en [medeverdachte 3] , voor zover van belang inhoudend:
Op 3/1/2017: [medeverdachte 3] tegen [verdachte] : Hep jij ps4.
[verdachte] : ja ik hab vandaag ov gezet. [14]
Geconfronteerd met het gesprek dat verdachte met [medeverdachte 1] heeft gehad via Facebook Messenger heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij niet wist dat OV overval betekent, dat dit in zijn taal ‘iets kopen’ betekent en dat hij [medeverdachte 1] niet serieus nam toen hij het over een overval of inbraak had omdat hij wel vaker grapjes maakte. Dat hij tegen zijn vriend [medeverdachte 3] in een chatgesprek zou hebben gezegd dat hij een OV heeft gezet heeft verdachte ontkend.
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] en hijzelf hadden besloten om iemand te overvallen en dat ze verdachte daar later over hebben ingelicht via Facebook Messenger. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij en [medeverdachte 1] op Marktplaats hebben gekeken naar een Playstation 4. [medeverdachte 1] heeft toen de afspraak met [benadeelde 1] gemaakt. Aan verdachte is voorgesteld dat ze een overval gingen doen en dat ze naar een Playstation 4 gingen zoeken. Ze zouden het plan met zijn drieën uitvoeren. Ze zouden eerst in de woning gaan kijken naar de Playstation en wie er in de woning waren. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat ze in totaal drie keer in de woning van aangever zijn geweest. Na het eerste en het tweede bezoek zijn ze naar KFC gegaan. De eerste keer bespraken ze of ze de overval gingen doen. De tweede keer is de overval echt doorgenomen en zijn er afspraken gemaakt. [medeverdachte 2] zou bij aangeefster blijven en [medeverdachte 1] en verdachte zouden ‘die man’ doen. [medeverdachte 1] heeft alles bedacht. [medeverdachte 2] had een tang, [medeverdachte 1] het mes en verdachte had een hamer. Na binnenkomst in de woning liep [medeverdachte 2] direct naar aangeefster in de woonkamer en [medeverdachte 1] en verdachte liepen de kamer in waar aangever zijn computer had staan. [medeverdachte 2] zag dat aangever aan het bureau ging zitten en dat [medeverdachte 1] hem toen met een zwart klapmes van tien à twaalf cm in de schouder stak. [medeverdachte 2] stond op dat moment bij aangeefster en zag niet echt wat [medeverdachte 1] en verdachte met aangever deden. [medeverdachte 2] heeft even later verklaard dat hij niet heeft gezien dat [medeverdachte 1] aangever neerstak, maar dat hij na de overval, toen ze thuis waren, van [medeverdachte 1] hoorde dat hij aangever had neergestoken. Het was niet vooraf afgesproken om aangever direct neer te steken. Nadat aangever was gestoken liep hij naar de woonkamer, waar [medeverdachte 2] bij aangeefster stond, en ging aangever op de bank zitten. [medeverdachte 1] schreeuwde de hele tijd tegen aangever en bedreigde hem. [medeverdachte 2] hoorde [medeverdachte 1] zeggen dat aangever niet op mocht staan, anders zou hij hem nogmaals steken. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat verdachte toen bij de voordeur stond. Verdachte pakte de portemonnee waar kaarten in zaten, en [medeverdachte 2] zag hem later met de Playstation staan. Verdachte deed niets met de aangevers. Verdachte had wel een hamer bij zich. [medeverdachte 2] bleef steeds bij aangeefster staan en had een tang vast. Toen [medeverdachte 2] tegen aangeefster zei dat ze rustig moest blijven, hield hij de tang in zijn hand omhoog. [medeverdachte 2] had duct tape bij zich, om vast te tapen als hij zou worden aangevallen. [medeverdachte 2] heeft voorts verklaard dat hij en de medeverdachten de spullen een beetje hebben verdeeld; verdachte droeg de Playstation, [medeverdachte 1] de telefoon en hijzelf de VR-bril en de portemonnee. Daarna zijn ze met zijn drieën naar de kelderbox bij het huis van [medeverdachte 1] zijn gegaan, waar ze de spullen hebben bekeken. Over de spullen die hij en de medeverdachten mee hadden genomen naar de overval heeft [medeverdachte 2] verklaard dat hij niet weet hoe ze aan het mes kwamen, maar dat de duct tape, de hamer en de tang bij [naam 1] , een vriend van [medeverdachte 1] , vandaan kwamen. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hadden die spullen in de middag bij [naam 1] opgehaald uit diens kelderbox. [15]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat er van tevoren een plan is gemaakt om een overval te plegen, dat hij op Marktplaats heeft gezocht naar een Playstation en dat hij vervolgens een afspraak heeft gemaakt om deze te bekijken. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij en de twee medeverdachten na de overval met zijn drieën naar zijn kelderbox zijn gegaan, dat het mes dat later is aangetroffen in zijn kelderbox het mes is waarmee aangever is gestoken en dat de spullen die zijn gestolen door verdachte in de kelderbox zijn gelegd. [medeverdachte 1] heeft verklaard een hamer in de hand te hebben gehad tijdens de overval. [16] Geconfronteerd met een berichtenwisseling tussen hemzelf en verdachte via Facebook Messenger heeft [medeverdachte 1] verklaard dat OV overval betekent. [17]
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich met zijn twee medeverdachten heeft schuldig gemaakt aan de hem tenlastegelegde diefstal met geweld en bedreiging met geweld.
De rechtbank stelt de verklaring van verdachte dat hij niet wist dat er een overval zou worden gepleegd als ongeloofwaardig terzijde. De rechtbank acht de verklaring van [medeverdachte 2] over de gang van zaken voorafgaand, tijdens en na de overval het meest betrouwbaar, nu [medeverdachte 2] dit direct na zijn aanhouding heeft verklaard, zijn verklaring wordt bevestigd door andere bewijsmiddelen – waaronder de Facebook Messenger-berichten - en [medeverdachte 2] zichzelf en zijn [medeverdachte 1] , die een goede vriend van hem was, het meest belast. Derhalve gaat de rechtbank er vanuit dat verdachte betrokken is geweest bij het plannen van de overval, dat hij tijdens de overval een hamer bij zich had, dat hij goederen heeft meegenomen uit de woning, dat hij samen met de medeverdachten buitgemaakte goederen in de kelderbox van [medeverdachte 1] heeft verstopt en thuis geprobeerd heeft de gestolen Samsung telefoon te openen. Gelet hierop is sprake van medeplegen van de woningoverval.
De raadsman heeft verzocht om de verdachte vrij te spreken van het onderdeel van de tenlastelegging dat ziet op het steken en dreigen met het mes, nu de verdachte niet op de hoogte was van de aanwezigheid van een mes en er ten aanzien van dat deel van de tenlastelegging dus ook geen sprake kan zijn geweest van een nauwe en bewuste samenwerking.
Uit hetgeen is verklaard door aangevers, [medeverdachte 2] en verdachte zelf, leidt de rechtbank af dat het [medeverdachte 1] was die [benadeelde 1] met een mes in de schouder heeft gestoken. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat ook ten aanzien van het steken met het mes en het dreigen met het mes medeplegen kan worden bewezen. De rechtbank overweegt daartoe dat de verdachte en de medeverdachten de overval, de rollen van een ieder en het gebruik van een mes, tang, hamer en duct tape daarbij van tevoren hebben besproken. Verdachte heeft tijdens de overval begrepen dat aangever met een mes was gestoken en is daarna doorgegaan met de overval. Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat verdachte de aanmerkelijke kans dat tijdens de overval geweld zou worden gepleegd met het mes willens en wetens heeft aanvaard. Het verweer van de raadsman wordt derhalve gepasseerd.
De rechtbank zal in de strafmaat ermee rekening houden dat de verdachte bij de overval niet de hoofdrol had, hij was er echter wel van begin tot eind actief bij betrokken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
hij op 3 januari 2017 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een Playstation en twee mobiele telefoons en een VR-bril en een portemonnee (met daarin een pasje en identiteitsbewijzen), toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld of welke bedreiging met geweld bestond uit
- het steken in de schouder van [benadeelde 1] met een mes en
- het tonen van een mes aan die [benadeelde 1] en [benadeelde 2] en
- het maken van stekende bewegingen met een mes richting [benadeelde 1] en
- het tegen [benadeelde 1] zeggen dat hij moest gaan zitten en niet mocht bewegen omdat hij anders zou worden neergestoken en
- het zeggen: "Bind hem vast" en het daarbij tonen van duct tape.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake het hem ten laste gelegde wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 198 dagen, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met de (bijzondere) voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming en onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- zich gedurende de proeftijd zal houden aan een contactverbod met de aangevers en de medeverdachten;
- zich gedurende de eerste twee maanden van de proeftijd zal houden aan de avondklok.
De officier van justitie heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van de genoemde bijzondere voorwaarden gevorderd.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde komt, aan de verdachte de straf op te leggen zoals gevorderd door de officier van justitie.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het plegen van een woningoverval. Door de slachtoffers in hun woning te bedreigen met geweld, [benadeelde 1] met een mes in de schouder te steken en verschillende kostbaarheden van de slachtoffers mee te nemen, hebben de verdachte en zijn medeverdachten zich schuldig gemaakt aan een bijzonder ernstig strafbaar feit. De slachtoffers zijn overvallen in de privacy van hun woning, een plek bij uitstek waar zij zich veilig moeten kunnen voelen. De verdachte en zijn medeverdachten zijn planmatig te werk gegaan en hadden, naast het mes waarmee is gestoken, een tang, een hamer en duct tape bij zich. Dit onderstreept de ernst van de omstandigheden waaraan de slachtoffers zijn blootgesteld. Verdachte en zijn medeverdachten hadden maatregelen getroffen om er zeker van te zijn dat de overval zou slagen. Blijkens hetgeen de slachtoffers hierover in hun aangiftes en tegenover de rechter-commissaris hebben verklaard en het verhandelde ter terechtzitting, is de woningoverval voor hen een uitermate beangstigende ervaring geweest. Het is bovendien een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke misdrijven hiervan doorgaans nog lange tijd de nadelige gevolgen ervaren. Voorts geldt dat misdrijven als het onderhavige leiden tot een toename van gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij. De rechtbank neemt het de verdachte en zijn medeverdachten kwalijk dat zij, in hun zucht naar materieel gewin, volledig voorbij zijn gegaan aan de gevolgen van hun daad voor hun slachtoffers.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie, niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport betreffende het psychologisch onderzoek pro justitia, d.d. 4 april 2017, ondertekend door [naam 2] , onder meer inhoudend, verkort en zakelijk weergegeven:
Verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens nu sprake is van een oppositionele-opstandige stoornis. Verder heeft de verdachte een ziekelijke stoornis in de zin van ADHD. Van deze toestand was ook sprake tijdens het tenlastegelegde en dit was van invloed op de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte. Geadviseerd wordt om verdachte het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen. Zonder interventies en voldoende ondersteuning van de - weliswaar betrokken maar pedagogisch onmachtige - moeder van verdachte, wordt de recidivekans op de lange termijn, gezien de vastgestelde stoornissen, hoog en op de korte termijn laag ingeschat. Dit laatste omdat verdachte onder de indruk is van de voorlopige hechtenis. De pedagogische onmacht van moeder en de zorgelijke buurt waar verdachte opgroeit zijn in onderlinge samenhang van invloed op de recidivekans. Een intensief behandeltraject strekt tot aanbeveling, teneinde de gestagneerde ontwikkeling vlot te trekken en ter voorkoming van verdere scheefgroei. Geadviseerd wordt om aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden jeugdreclasseringsbegeleiding en het volgen van de FAST (forensische ambulante systeem therapie) behandeling bij de Waag.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, d.d. 11 mei 2017, ondertekend door [naam 3] , Raadsonderzoeker IST, onder meer inhoudend, verkort en zakelijk weergegeven:
Aangezien het zeer de vraag is of verdachte zich de impact van zijn handelen op de slachtoffers realiseert, wordt Slachtoffer in Beeld aanbevolen. Sinds verdachte thuis is onder strikte schorsende voorwaarden laat hij zich van zijn goede kant zien en houdt hij zich aan de regels. De beperkingen en het probleemgedrag zijn echter ook zichtbaar. Het belang van een snelle start van behandeling, mogelijk in combinatie met medicatie, is van belang. Ten aanzien van de strafoplegging wordt geadviseerd tot oplegging van een deels voorwaardelijke jeugddetentie - waarbij wordt geadviseerd om de lengte van het onvoorwaardelijke deel gelijk aan de duur van het voorarrest te laten zijn -, enerzijds vanwege de afschrikwekkende werking daarvan voor verdachte, anderzijds om hieraan de noodzakelijke begeleiding en behandeling te kunnen verbinden. Naast de algemene voorwaarden worden als bijzondere voorwaarden voorgesteld dat de verdachte:
  • zich gedurende de proeftijd op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat nodig acht;
  • gedurende de proeftijd onderwijs volgt bij de Pleysierschool;
  • deelneemt aan behandeling zoals FAST of MDFT van de Waag en/of het Palmhuis, zowel gericht op het versterken van het gezinssysteem als op het aanpakken van de ontwikkelingsproblemen/-tekorten van verdachte.
Hierbij dient aan Jeugdbescherming West te Den Haag opdracht te worden gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Geadviseerd wordt te bepalen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
Ter terechtzitting is van de zijde van de Raad voor de Kinderbescherming in aanvullig hierop aangegeven dat behandeling van groot belang is en dat er helaas aanzienlijke wachtlijsten zijn voor de noodzakelijk geachte behandelingen. Dit onderstreept temeer het belang van het voortduren van de betrokkenheid van de gezinscoach van het Centrum voor Jeugd en Gezin. Om het doorlopen van de begeleiding van de gezinscoach te kunnen garanderen, wordt geadviseerd dit op te nemen als bijzondere voorwaarde. Het opleggen van een avondklok en een contactverbod met de medeverdachten en de slachtoffers strekt ook tot aanbeveling. Van de zijde van de jeugdreclassering is ter terechtzitting opgemerkt dat de verdachte bij het Palmhuis hopelijk spoedig onder behandeling van een arts zal staan, waarna hij medicatie kan krijgen voor zijn ADHD. De jeugdreclassering is ter zitting voor het eerst geconfronteerd met de Facebook Messenger-berichten die verdachte zou hebben verstuurd. Mocht uit het vonnis blijken dat de rol van verdachte groter is geweest dan hij tot nu toe heeft doen voorkomen, dan is dit zorgelijk en zal hieraan aandacht worden besteed binnen de behandeling.
De rechtbank onderschrijft de conclusies uit voornoemde rapportages voor zover zij zien op de bij de verdachte vastgestelde problematiek, de verminderde toerekeningsvatbaarheid, de omtrent de verdachte bestaande zorgen en de noodzaak van een passende behandeling en zal hiermee bij haar strafoplegging rekening houden. De rechtbank is van oordeel dat een deels voorwaardelijke jeugddetentie met de nader te noemen algemene en bijzondere voorwaarden een passende en geboden bestraffing vormt. Anders dan geadviseerd door de deskundigen en gevorderd door de officier van justitie, zal de rechtbank niet bepalen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn. Daartoe overweegt de rechtbank dat niet uit het dossier of het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 310, 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het hem bij dagvaarding ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
DIEFSTAL, VOORAFGEGAAN EN VERGEZELD VAN GEWELD EN BEDREIGING MET GEWELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL VOOR TE BEREIDEN EN GEMAKKELIJK TE MAKEN, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentie voor de duur van 168 (honderdachtenzestig) dagen;
bepaalt dat een gedeelte van die jeugddetentie, groot
90 (negentig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden;
stelt de proeftijd vast op twee jaren, onder de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd zal melden bij Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, afdeling jeugdreclassering, op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd onderwijs volgt bij de Pleysierschool;
- gedurende de proeftijd aan behandeling deelneemt zoals FAST en/of MDFT van de Waag en/of het Palmhuis, zowel gericht op het versterken van het gezinssysteem als op het aanpakken van de ontwikkelingsproblemen/tekorten van veroordeelde, op de tijden en plaatsen als door of namens die instellingen aan te geven;
- gedurende de proeftijd de afspraken nakomt met de gezinscoach van het Centrum voor Jeugd en Gezin, zolang en zo frequent als die instelling dat nodig acht;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de [benadeelde 1] en [benadeelde 2] ) en met de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ), zo lang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de eerste twee maanden van de proeftijd zal houden aan de avondklok, inhoudende dat de veroordeelde zich tussen 18:00 uur en 06:00 uur in zijn huis zal bevinden;
geeft opdracht aan de Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, een gecertificeerde instelling die de jeugdreclassering uitvoert, om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. van Loenhoud, kinderrechter, voorzitter,
mr. A.J.J.M. Weijnen, kinderrechter,
en mr. J.B. Wijnholt, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.I. Jansen, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 mei 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1500-2017003232.
2.Proces-verbaal van verhoor [benadeelde 2] , p. 88-90; proces-verbaal van aangifte [benadeelde 1] , p. 101-105; proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] , p. 193-196; proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 78-82; proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 2] , p. 176-179, proces-verbaal van bevindingen, p. 42; proces-verbaal van bevindingen, p. 115.
3.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde 1] , p. 102, 103.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 115.
5.Proces-verbaal van verhoor [benadeelde 2] , p. 88, 89.
6.Proces-verbaal, p. 124.
7.Proces-verbaal van herkenning verdachte, p. 126.
8.Proces-verbaal van verhoor [benadeelde 2] door de rechter-commissaris d.d. 8 mei 2017.
9.Proces-verbaal van verhoor [benadeelde 1] door de rechter-commissaris d.d. 8 mei 2017.
10.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] , p. 83, proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 2] , p. 181.
11.Proces-verbaal verhoor [verdachte] , p. 78-83.
12.Proces-verbaal verhoor [verdachte] , p. 206.
13.Verklaring verdachte ter terechtzitting.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 234-245.
15.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 2] , p. 172, 176-180.
16.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] , p. 193-196.
17.Proces-verbaal verhoor [medeverdachte 1] , p. 199; een geschrift zijnde een uitdraai van Facebook Messenger, p. 200.